Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2021:2640

Rechtbank Amsterdam
26-05-2021
26-05-2021
AMS 21/2456 en AMS 21/2457
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2022:632, Bekrachtiging/bevestiging
Bestuursrecht
Voorlopige voorziening+bodemzaak

Bevel om arbeid als taxichauffeur te staken op grond van de Arbeidstijdenwet omdat de rij- en rusttijden zijn overschreden.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummers: AMS 21/2456 en AMS 21/2457

uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

de vennootschap onder firma [naam 2] & [naam 1] v.o.f, te Amsterdam, eiseres/verzoekster, hierna verzoekster,

(gemachtigde: R.R.P. [naam 1] )

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigde: mr. W.P van Kooten-Vroegindeweij).

Procesverloop

Met het bevel tot staken van de arbeid van 11 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder R.R.P. [naam 1] (hierna [naam 1] ) werkzaam als vennoot van verzoekster bevolen zijn werk als taxichauffeur te staken op grond van het Arbeidstijdenwet (Atw).

Met het besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.

Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 18 mei 2021.

Namens verzoekster is R.R.P [naam 1] is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en E.J. de Groot, inspecteur.

Overwegingen

1. [naam 1] is voor verzoekster werkzaam als taxichauffeur en als belastingadviseur. Op 11 februari 2021 is [naam 1] op Schiphol gecontroleerd door een toezichthouder van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna de ILT). Bij deze controle is gebleken dat [naam 1] in een aaneengesloten periode van twee weken geen rusttijd van 72 uren had genomen, zoals voorgeschreven in de Atw. Verweerder heeft [naam 1] met het primaire besluit bevolen het werk te staken voor de duur van 44 uren en 56 minuten. Verweerder heeft in het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd en daarbij de motivering aangevuld met dat de overtreden arbeids-en rusttijden ook van toepassing zijn op een zelfstandige.

2. Verzoekster is het hier niet mee eens. Namens verzoekster betoogt [naam 1] dat de Atw en het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv) alleen van toepassing zijn op werknemers en niet op zelfstandigen. [naam 1] combineert zijn werk als taxichauffeur en belastingconsulent. Als hij voor zijn werk als belastingconsulent een bezoek moet afleggen probeert hij dit te combineren met een taxirit. In dat kader is [naam 1] dan ingelogd in zijn boordcomputer taxi (bct). [naam 1] wil als zelfstandige in vrijheid zijn werk(druk) regelen en wil dit niet opgelegd krijgen door verweerder. Hij wil zijn klanten bedienen als zij daarom vragen en niet gebonden zijn aan vastgestelde rusttijden. [naam 1] acht zich voldoende in staat zelf te bepalen of hij al dan niet rust nodig heeft. Het moet volgens [naam 1] niet zo zijn dat de Atw en het Atbv het vrij ondernemerschap zo beperken dat van een taxionderneming zonder personeel geen sprake meer kan zijn. Toezichthouders van de ILT mogen [naam 1] controleren maar alleen als zijn (weg)gedragingen daartoe aanleiding geven en niet zomaar. De verwijzing van verweerder in het primaire besluit naar 23 andere vindplaatsen van regelgeving is niet eenvoudig te begrijpen. Het spoedeisend belang is er volgens [naam 1] in gelegen dat hij zich nu houdt aan de wet- en regelgeving van verweerder, die in zijn ogen onrechtmatig is, en dat hij dit (financieel) niet lang meer volhoudt.

Regelgeving

3. Voor de relevante wet- en regelgeving verwijst de voorzieningenrechter naar

de bijlage bij deze uitspraak.

De voorzieningenrechter beslist ook op het beroep

4. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

5. Een toezichthouder van de ILT heeft de taxi van verzoekster met kenteken 4-SBR-52, waarin [naam 1] rijdt, op 11 februari 2021 om 19.51 uur gecontroleerd op naleving van de Atw en de daarop rustende bepalingen in de Atbv. Uit onderzoek van de bct is gebleken dat [naam 1] in een aaneengesloten periode van 14 maal 24 uren geen rusttijd van 72 uur heeft genoten. [naam 1] is door de ILT opgedragen om het werk te staken in het belang van de veiligheid en de gezondheid en het welzijn van [naam 1] voor de duur van 44 uren en 56 minuten op grond van artikel 8:2, tweede lid, van de Atw.

Was de ILT bevoegd om [naam 1] te controleren?

6.1

Verzoekster en [naam 1] betogen dat het ILT op 11 februari 2021 geen enkele aanleiding had om [naam 1] te controleren omdat hij zich niet zodanig op de weg heeft gedragen dat voortzetting van zijn werkzaamheden ernstig gevaar voor de veiligheid en gezondheid van andere personen zou hebben opgeleverd. De ILT was dan ook niet bevoegd om hem te controleren en hem een maatregel op te leggen.

6.2

Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Atw zijn toezichthouders van de ILT belast met het toezicht op de naleving van deze wet. De ILT heeft verschillende toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden1. In het geval van het toezicht op taxi’s controleren zij of taxiondernemers en taxichauffeurs de regels naleven. Zij richten zich voor een belangrijk deel op de naleving van de arbeids- en rusttijden. Zoals de inspecteur van de ILT op de zitting heeft toegelicht bestaan controles uit bijvoorbeeld risicocontroles, controles op kenteken maar ook uit random controles. De ILT kan in het kader van hun verschillende toezichthoudende- en opsporingsbevoegdheden maatregelen nemen, zoals het opleggen van een bevel tot staken van arbeid2. Gelet hierop vindt de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor het betoog van [naam 1] dat de ILT niet bevoegd is om maatregelen te nemen of dat hij alleen maar gecontroleerd mag worden als zijn gedragingen op de weg daartoe aanleiding geven.

Is het bevel tot staken van de arbeid terecht opgelegd?

7.1

De voorzieningenrechter stelt vast dat Verordening (EG) 561/20063 (hierna de verordening) niet geldt voor taxivervoer. Dit volgt uit artikel 2, eerste lid, onder b, van deze verordening. De regels van de Atw en het Atbv zijn dan ook op hem van toepassing. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in het bestreden besluit en in de op de zitting overgelegde pleitnota uitgebreid gemotiveerd dat paragraaf 2.5 van het Atbv zowel van toepassing is op chauffeurs die in loondienst zijn als op zelfstandig rijdende taxichauffeurs als [naam 1] . Met [naam 1] is de voorzieningenrechter van oordeel dat de wet- en regelgeving over de arbeids(rij)- en rusttijden van taxichauffeurs uitgebreid en complex is, maar dit betekent niet dat het bestreden besluit om die reden onrechtmatig is.

7.2

Een toezichthouder van verweerder heeft op 11 februari 2021 na onderzoek van de bct van [naam 1] vastgesteld dat hij in een aaneengesloten periode van twee weken (14 maal

24 uren) geen rusttijd van 72 uren heeft genomen. Volgens [naam 1] had verweerder niet alleen zijn bct moeten onderzoeken maar ook moeten kijken naar de registraties van de verschillende werkzaamheden die door hem zijn verricht. [naam 1] heeft namelijk twee banen (als taxichauffeur en belastingadviseur) en hij combineert deze werkzaamheden soms door tijdens ritten voor belastingzaken ook beschikbaar te zijn voor taxiritten. Volgens [naam 1] verricht hij op dat moment geen taxivervoer als niemand zich meldt voor een taxirit. Volgens [naam 1] is hij een veilige chauffeur, regelt hij zelf zijn rusttijden en wil hij zelf ook de keuze maken voor hoelang en wanneer.

7.3

De voorzieningenrechter overweegt dat de wet- en regelgeving over rij- en rusttijden is bedoeld om de verkeersveiligheid en de gezondheid en het welzijn van taxichauffeurs te waarborgen. De ILT gaat bij controle van de rij- en rusttijden uit van de registraties in de bct omdat dit het wettelijk controlemiddel is op grond van artikel 2.4:2, eerste lid, van het Atbv. Het verrichten van taxivervoer wordt volgens de Wet personenvervoer 20004 gelijkgesteld met het aanbieden van taxivervoer. Als [naam 1] zich tijdens zijn werk als belastingadviseur ook aanbiedt voor taxiritjes verricht hij ook arbeid. Uit de registratie van de gegevens uit de bct blijkt dat [naam 1] de rij- en rusttijden heeft overtreden. Dit kan leiden tot ernstig gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen, ook als dit ernstige gevaar niet steeds daadwerkelijk ontstaat. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat met het bevel in het primaire besluit, namelijk het staken van het werk voor de duur van 44 uren en 56 minuten, het zich voordoen van ernstig gevaar kan worden voorkomen.

Conclusie

8.1

Verweerder was bevoegd om te handhaven en heeft [naam 1] die op 11 februari 2021 werkzaam was voor verzoekster terecht bevolen om het werk te staken vanwege overtreding van de arbeids-en rusttijden op grond van der Atw.

8.2

Het beroep is ongegrond. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen omdat op het beroep is beslist.

Beslissing

De voorzieningenrechter:

- verklaart het beroep met AMS 21/2457 ongegrond;

- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening met AMS 21/2456 af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Niekel, griffier. De beslissing is uitgesproken en bekendgemaakt op 26 mei 2021.

griffier voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage

Arbeidstijdenwet

Op grond van artikel 2:7, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet (zelfstandigen) kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, dat voor de bij die maatregel en de daarop berustende bepalingen omschreven arbeid of arbeid onder daarbij omschreven omstandigheden, deze wet en de daarop berustende bepalingen geheel of gedeeltelijk mede moeten worden nageleefd door een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn in de zin van deze wet, deze arbeid verricht, indien zulks noodzakelijk is ter voorkoming van ernstig gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen.

Op grond van artikel 5:12, tweede lid, onder a, van de Arbeidstijdenwet kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, met uitzondering van arbeid verricht door defensiepersoneel, regels worden gesteld die afwijken van, in de plaats komen van of strekken tot aanvulling van het bij paragraaf 5.2 bepaalde, ten aanzien van arbeid verricht door personen, werkzaam in of op railvoertuigen of motorrijtuigen.

Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet zijn het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren.

Op grond van artikel 8:2, tweede lid van de Arbeidstijdenwet kan een toezichthouder bevelen dat, indien arbeid wordt verricht of dreigt te worden verricht die naar zijn oordeel in ernstige mate in strijd is met de bij deze wet en de daarop berustende bepalingen gegeven regels inzake arbeids- en rusttijden of deugdelijke registratie, voor zover aangeduid als overtredingen in de zin van artikel 10:1 of zijn aangemerkt als economische delicten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de economisch delicten, een kind, de werknemer of een persoon als bedoeld in artikel 2:7, die arbeid staakt of niet aanvangt tot op een nader te bepalen tijdstip. Het tijdstip wordt niet later gesteld dan dat, waarop hervatting van de arbeid wettelijk weer geoorloofd is onderscheidenlijk deugdelijk kan worden uitgevoerd.

Arbeidstijdenbesluit vervoer

Op grond van artikel 2.3:1, onder c, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer zijn met uitsluiting van het Arbeidstijdenbesluit dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen van toepassing op iedere verplaatsing, die geheel of gedeeltelijk over voor openbaar gebruik toegankelijke wegen plaats vindt in lege of beladen toestand, alsmede de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, van een taxi, niet zijnde een ambulance.

Op grond van artikel 2.2:2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer zijn paragraaf 5.1 en – voor zover aangeduid als overtredingen – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 en de daarop berustende bepalingen (arbeid- en rusttijden) en artikel 11:1 van de (Arbeidstijden)wet van overeenkomstige toepassing op de bestuurder die geen werkgever of werknemer is in de zin van de wet.

Op grond van het eerste lid van artikel 2.5:1 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt in plaats van de artikelen 5:3, tweede en derde lid, en 5:5, tweede en derde lid, van de (Arbeidstijden)wet dit artikel toegepast.

Op grond van artikel 2.5:1, vijfde lid, onder b, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer organiseert de werkgever de werkzaamheden zodanig, dat de werknemer die taxivervoer verricht in elke aaneengesloten periode van 14 maal 24 uren een rusttijd van 72 uren heeft, welke mag worden gesplitst in perioden van ten minste 24 uren.

Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van het Arbeidstijdenbesluit levert het niet naleven van, voor zover hier van belang, artikel 2.5:1, tweede en vijfde lid, een overtreding op.

Op grond van artikel 8:1, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluit zijn met betrekking tot door Onze Minister aangewezen categorieën van arbeid met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet belast of mede belast de door hem aangewezen andere ambtenaren dan de in het eerste lid bedoelde. Indien ambtenaren worden aangewezen die ressorteren onder een andere minister, wordt het besluit tot aanwijzing van die ambtenaren genomen door Onze Minister en die andere minister gezamenlijk. Indien Onze Minister ambtenaren van provincies, gemeenten of waterschappen aanwijst, doet hij dit in overeenstemming met de desbetreffende besturen.

Op grond van artikel 8:1, derde lid, van het Arbeidstijdenbesluit wordt in afwijking van het tweede lid, het aldaar bedoelde besluit, voor zover het de in artikel 5:12, tweede lid, onderscheiden categorieën van arbeid betreft, genomen door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Onze Minister tezamen.

Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving (hierna de Aanwijzingsregeling)

Op grond van artikel 3.7 van de Aanwijzingsregeling worden de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport belast met toezicht mede aangewezen als ambtenaren aan wie het toezicht op de naleving, bedoeld in artikel 8:1, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet, met betrekking tot arbeid als bedoeld in hoofdstuk 2 (wegvervoer), hoofdstuk 4 (luchtvaart), hoofdstuk 5 (binnenvaart), hoofdstuk 6 (zeevaart) en hoofdstuk 6A (zeevisserij) van het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt opgedragen.

Op grond van Verordening (EG) 561/2006 (Verordening tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad) is deze verordening van toepassing op wegvervoer:

a. a) van goederen waarbij de toegestane maximummassa van de voertuigen, dat van de aanhangwagens of opleggers inbegrepen, meer dan 3,5 ton bedraagt;

a bis) met ingang van 1 juli 2026, van goederen in het internationale vervoer of bij cabotage, waarbij de toegestane maximummassa van het voertuig, dat van aanhangwagens of opleggers inbegrepen, meer dan 2,5 ton bedraagt, of

b) van personen door voertuigen die zijn gebouwd of permanent

zijn toegerust om meer dan negen personen, de bestuurder daaronder begrepen, te kunnen vervoeren en die daartoe zijn bestemd.

1 Zie artikel 3.7 van de aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving (hierna de Aanwijzingsregeling) en de website van verweerder, https://www.ilent.nl/onderwerpen/inspectie-taxi.

2 Artikel 8:2 van de Arbeidstijdenwet.

3 Verordening tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad.

4 Artikel 75, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000 in samenhang met artikel 79, vierde lid, van het Besluit personenvervoer 2000.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.