vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13.319497.20
Datum uitspraak: 11 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2021. Verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Karami, advocaat te Amsterdam, waren daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L. Wagenaar en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 17 december 2020 te Amsterdam zestien Louis Vuitton-tassen die toebehoorden aan Louis Vuitton BV (vestiging P.C. Hooftstraat 140 te Amsterdam), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, door met een personenauto (met kenteken [kenteken] ) meerdere malen op de winkelpui van die voornoemde vestiging van Louis Vuitton in te rijden;
feit 2:
in de periode van 16 tot en met 17 december 2020 te Amsterdam een personenauto met kenteken [kenteken] , die toebehoorde aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
9 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [naam 1] vordert € 510,06 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op goederen die in de auto lagen. De vordering is door de verdediging betwist. De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen, omdat op de door de benadeelde partij overgelegde bonnen van de goederen geen data staan dan wel data staan vermeld van na het tenlastegelegde feit. De officier van justitie en de benadeelde partij hebben gesteld dat de bonnetjes de vervangingswaarde van de gestolen goederen aantonen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. [naam 1] heeft in zijn aangifte opgegeven welke goederen aanwezig waren in de auto en tezamen met de auto zijn ontvreemd. Met de overgelegde bonnen heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt wat de waarde van deze goederen was.
De vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2020. De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 510,06.
10 De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
11 De beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegde dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van veertien (14) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
2. Vuilniszak
3. Vuilniszak
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
4. Huls
Gelast de teruggave aan verdachte van:
5. OBD II
6. Telefoontoestel Inclusief hoesje zwart
Gelast de teruggave aan de rechthebbende, [naam 1] , van:
1. Onderdeel van voertuig
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] toe tot een bedrag van € 510,06 (vijfhonderdtien euro en zes cent) aan vergoeding van materiële schade en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [naam 1] , van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [naam 1] , van een bedrag van 510,06 (vijfhonderdtien euro en zes cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt gijzeling toegepast tot maximaal tien dagen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2021.