2 Tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich
ten aanzien van zaak A:
in de periode van 29 maart 2021 tot en met 12 april 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. computervredebreuk (hacken) in een geautomatiseerd werk van [benadeelde partij] en het overnemen, aftappen en/of opnemen van beelden en/of audio die door dat geautomatiseerd werk waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen;
2. het plaatsen van afluisterapparatuur met het oogmerk dat daardoor wederrechtelijk gegevens in een geautomatiseerd werk werden afgeluisterd, afgetapt en/of opgenomen;
3. het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van seksuele afbeeldingen van [benadeelde partij] , haar vriend, verdachte zelf en/of zijn vrouw, en/of het beschikking hebben over deze afbeeldingen terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afbeeldingen opzettelijk en wederrechtelijk waren vervaardigd;
ten aanzien van zaak B:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 april 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard van een groot aantal personen (in een Bed & Breakfast) en/of de beschikking hebben over deze afbeeldingen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afbeeldingen wederrechtelijk waren vervaardigd;
subsidiair het met een technisch hulpmiddel opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van een of meer onbekende personen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.
4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A, feit 1:
in de periode van 29 maart 2021 tot en met 9 april 2021 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de router, in elk geval het draadloze internet (WiFi) van [benadeelde partij] , is binnengedrongen door middel van,
- een valse sleutel te weten het onbevoegd gebruik maken van een wachtwoord met een ander doel dan waarvoor hem dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan;
ten aanzien van zaak A, feit 2:
in de periode van 29 maart 2021 tot en met 5 april 2021 te Amsterdam, met het oogmerk dat daardoor een gesprek wederrechtelijk werd afgeluisterd en opgenomen;
een technisch hulpmiddel, te weten een (draadloze) IP-audio/videocamera op een bepaalde plaats, te weten geplakt onder een sidetable (gericht op het bed in de slaapkamer) in de woning van [benadeelde partij] aanwezig heeft doen zijn;
ten aanzien van zaak A, feit 3:
in de periode van 29 maart 2021 tot en met 12 april 2021 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk van [benadeelde partij] en haar vriend afbeeldingen van seksuele aard, te weten
- videobeelden waarop te zien is dat die [benadeelde partij] en haar vriend seksuele handelingen aan het verrichten zijn
heeft vervaardigd
de beschikking heeft gehad over een afbeelding van seksuele aard, te weten
- videobeelden waarop te zien is dat die [benadeelde partij] en haar vriend seksuele handelingen aan het verrichten zijn terwijl hij, verdachte, wist dat deze afbeeldingen opzettelijk en wederrechtelijk waren vervaardigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
9 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 526,50 aan vergoeding van materiële schade – bestaande uit de posten
“fotolijst” ad € 25,00,
“bloempot” ad € 17,50,
“lichtdichte raamfolie” ad € 19,00,
“gordijnen Ikea” ad € 200,00,
“nachtkastje” ad € 100,00 en
“vervangen sloten” ad € 165,00 – en
€ 1.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding volledig kan worden toegewezen.
De verdediging verzet zich tegen de toewijzing van de materiële schade met betrekking tot de posten “fotolijst”, “gordijn Ikea” en “lichtdichte raamfolie”. De verdediging heeft de vordering voor het overige niet betwist.
Materiële schade
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van materiële schade gedeeltelijk toewijzen. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het ten aanzien van zaak A, feit 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Deze schade is voor de posten “fotolijst” en “vervangen sloten” voldoende onderbouwd. De verdediging heeft zich verzet tegen toewijzing van de post “fotolijst”. Verdachte heeft echter verklaard dat hij eerst heeft geprobeerd de camera in een schilderijlijst te plaatsen. De rechtbank begrijpt uit de vordering dat met de schilderijlijst hetzelfde goed wordt bedoeld als met de fotolijst. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom voldoende komen vast te staan dat deze schade is ontstaan bij het plaatsen van de IP-camera.
De rechtbank oordeelt dat niet voldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij met betrekking tot de posten “bloempot”, “lichtdichte raamfolie”, “gordijnen Ikea” en “nachtkastje” rechtstreeks materiële schade heeft opgelopen door het bewezenverklaarde. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte de schade aan de bloempot, lichtdichte raamfolie en aan de gordijnen heeft toegebracht. Ten aanzien van het nachtkastje is onvoldoende onderbouwd dat daar schade aan is ontstaan. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van die posten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 190,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het ten aanzien van zaak A onder feit 1 en 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
11 Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten aanzien van zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten aanzien van zaak A onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A, feit 1:
computervredebreuk
ten aanzien van zaak A, feit 2:
het met het oogmerk dat daardoor een gesprek wordt afgeluisterd en opgenomen een technisch hulpmiddel op een bepaalde plaats aanwezig doen zijn
ten aanzien van zaak A, feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon
beschikken over een seksuele afbeelding van een persoon terwijl hij weet dat deze door of
als gevolg van het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon is verkregen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van de op de beslaglijst onder 7, 14 en 24 genoemde voorwerpen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 190,00 (honderdnegentig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel:
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 1.190,00 (elfhonderdnegentig euro) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 21 (eenentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 augustus 2021.