Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2021:5295

Rechtbank Amsterdam
23-09-2021
24-09-2021
13/289522-19 (Promis)
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Een 25-jarige man is veroordeeld tot een boete van 1.000 euro en 2 weken voorwaardelijke gevangenisstraf omdat hij op 1 oktober 2019 in Amsterdam-Noord samen met een andere man een man in elkaar sloeg.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/289522-19 (Promis)

Datum uitspraak: 23 september 2021

Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:

[adres] , [woonplaats] .

1 Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2021.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,

mr. I. Barendregt, en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. W.J. Morra, naar voren heeft gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het op 1 oktober 2019 te Amsterdam:

  1. (medeplegen van) poging tot doodslag, dan wel zware mishandeling, poging tot zware mishandeling, dan wel eenvoudige mishandeling van [slachtoffer] door hem met een mes in zijn bovenlichaam te steken;

  2. (medeplegen van) mishandeling van [slachtoffer] door hem tegen zijn hoofd, althans zijn lichaam, te slaan/stompen.

De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht.

Deze tekst geldt als hier ingevoegd.

3 Waardering van het bewijs

3.1

Inleiding

Op 1 oktober 2019 is aangever [slachtoffer] voor het portiek van zijn ouders in [woonplaats] in elkaar geslagen. In zijn aangifte verklaart aangever dat hij werd opgewacht door twee mannen en van hen onder meer klappen tegen zijn hoofd kreeg. Nadat de aanvallers waren weggerend, merkte aangever dat hij gestoken was in zijn rug. Getuigen hebben bevestigd dat aangever (door de medeverdachte van verdachte) is gestoken en zij hebben verdachte herkend als de andere man die aangever aanviel.

In haar vonnis van 7 juli 2021 in de strafzaak tegen de medeverdachte (ECLI:NL:RBAMS:2021:3478) heeft de rechtbank vastgesteld dat de medeverdachte degene is geweest die aangever [slachtoffer] met een mes heeft gestoken. Verder heeft de rechtbank in dat vonnis overwogen dat de medeverdachte als alleen-pleger van dat feit moet worden aangemerkt, nu – ten aanzien van het steken – er geen bewijs in het dossier aanwezig is voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de – in dit vonnis aan de orde zijnde – verdachte. Tot slot heeft de rechtbank in haar vonnis van 7 juli 2021 geoordeeld dat de medeverdachte zich samen met verdachte schuldig heeft gemaakt aan het mishandelen van aangever [slachtoffer] .

3.2

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte – gelet op het hierboven genoemde vonnis van 7 juli 2021 – moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Volgens haar kan verdachte wel worden aangemerkt als medepleger van de onder 2 ten laste gelegde mishandeling.

3.3

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.4

Oordeel van de rechtbank

Feit 1

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. De rechtbank heeft in haar vonnis van 7 juli 2021 in de strafzaak tegen de medeverdachte reeds overwogen dat de medeverdachte degene is geweest die het mes heeft gehanteerd, en dat daarbij geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en verdachte. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het steken met het mes, zodat de rechtbank hem van het onder 1 ten laste gelegde zal vrijspreken.

Feit 2

De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte, samen met zijn medeverdachte, aangever [slachtoffer] heeft mishandeld. Zij baseert haar oordeel allereerst op de verklaring van aangever, inhoudende dat hij van twee jongens klappen op en tegen zijn hoofd en mond kreeg. Deze verklaring vindt steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Beiden hebben verklaard dat zij hebben gezien dat [slachtoffer] door twee jongens werd geslagen en hebben de dikste van deze jongens herkend als zijnde verdachte. De verklaring van aangever [slachtoffer] vindt verder steun in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 1] , waarin zij beschrijft dat zij op 1 oktober 2019 zag dat [slachtoffer] bebloede tanden had en een verdikking ter hoogte van zijn lip.

Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Zij hebben [slachtoffer] immers samen opgewacht en hem vervolgens samen mishandeld. Verdachte moet dan ook als medepleger worden aangemerkt.

4 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage II genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:

op 1 oktober 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5 Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6 Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7 Motivering van de straffen

7.1

Eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar.

7.2

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft de rechtbank verzocht om – in het geval van een bewezenverklaring – te volstaan met oplegging van een (voorwaardelijke) geldboete van € 500,-. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld wegens een soortgelijk feit en dat deze zaak door het Openbaar Ministerie of de politierechter had kunnen worden afgedaan.

7.3

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft bij de op te leggen strafsoorten en -maat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, te weten het medeplegen van mishandeling, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en op de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft – samen met zijn medeverdachte – de aangever [slachtoffer] opgewacht en hem in elkaar geslagen. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De rechtbank neemt verdachte zijn handelen zeer kwalijk, temeer nu de mishandeling in de vroege avond en op de openbare weg heeft plaatsgevonden.

Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straffen kijkt de rechtbank ook naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Daarbij slaat de rechtbank acht op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor het geven van een zogenoemde ‘droge klap’ (zonder letsel) is een geldboete van € 500,-. Indien er intensiever geweld is toegepast, bijvoorbeeld doordat er meerdere klappen zijn uitgedeeld, kan dit aanleiding zijn om de geldboete te combineren met (bijvoorbeeld) een voorwaardelijke gevangenisstraf.

De rechtbank heeft verder gelet op een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 18 juni 2021. Hieruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens mishandeling. Wel is hij op 10 februari 2021 door de kantonrechter in Amsterdam veroordeeld tot een geldboete. Dit betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Gelet op de aard en de ernst van het onderhavige feit leidt dit echter niet tot strafvermindering.

De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om aan verdachte een geldboete op te leggen. De door de raadsman voorgestelde geldboete van € 500,- vindt zij echter te laag, aangezien verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd, er meerdere klappen zijn uitgedeeld, er letsel bij aangever is ontstaan en de mishandeling in de vroege avond op de openbare weg heeft plaatsgevonden. De rechtbank vindt een geldboete van € 1.000,- passend en zal deze ook opleggen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, om hem ervan te weerhouden om – binnen een proeftijd van twee jaren – opnieuw een strafbaar feit te plegen.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

feit 2: medeplegen van mishandeling.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.

Veroordeelt verdachte daarnaast tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van

2 (twee) weken.

Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.

Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door

mr. P. van Kesteren, voorzitter,

mrs. R.A. Overbosch en H.M.A.E. van Ooijen, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2021.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.