RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/298233-19 (A), 13/134773-20 (B), 13/073596-21 (C), 13/219546-20 (D), 13/205857-19 (E) (gevoegd ttz) & 13/258363-17 (tul)
Datum uitspraak: 10 november 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
doch feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres] , [verblijfplaats] .
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaken A, B, C, D, en E aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P. Velleman, van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.J. Nierop, en van wat de persoonlijk begeleider van verdachte, dhr. [naam begeleider] , naar voren hebben gebracht.
2 Tenlastelegging
Aan verdachte is – ten aanzien van zaak E na wijziging op de zitting van 30 september 2019 – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. bedreiging met een terroristisch misdrijf,
2. het doorgeven van gegevens om een ander te doen geloven dat er een voorwerp aanwezig is dat tot ontploffing kan worden gebracht;
beide feiten gepleegd op 13 december 2019 te Amsterdam.
1. mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
2. bedreiging van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door in hun gezicht te spugen, subsidiair ten laste gelegd als belediging;
beide feiten gepleegd op 2 mei 2020 te Amsterdam;
3. bedreiging van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door in hun richting te spugen, subsidiair ten laste gelegd als belediging, gepleegd op 26 april 2020 te Amsterdam;
4. belediging van [slachtoffer 5] door een middelvinger op te steken en te spugen op haar autoruit, gepleegd op 11 februari 2020 te Amsterdam;
mishandeling van [slachtoffer 6] , gepleegd op 3 maart 2021 te Amsterdam;
bedreiging van [slachtoffer 7] door haar in haar gezicht te spugen, subsidiair ten laste gelegd als belediging, gepleegd op 27 april 2020 te Amsterdam;
1. vernieling van een dienstvoertuig van de Politie Eenheid Amsterdam;
2. belediging van politieambtenaar [politieambtenaar] ;
beide feiten gepleegd op 25 augustus 2019.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen zijn opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
5 De bewezenverklaring en het bewijs
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A
De eendaadse samenloop van:
1.
op 13 december 2019 te Amsterdam personen heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, immers heeft hij verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd:
- ' Ik ga heel Nederland platbombarderen' en
- ' Ik ga heel Nederland platleggen' en
- ' Ik zou niet instappen, er zit een bom in de koffer en daarmee ga ik de trein platbombarderen' en
- ' In de koffer zit een bom en die ga ik opblazen',
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
op 13 december 2019 te Amsterdam gegevens heeft doorgegeven, met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, immers heeft hij, verdachte, meermalen (mondeling) tegen personen gezegd:
dat hij een bom bij zich had in zijn/een koffer en/of daarbij heeft gewezen naar zijn/een (rol)koffer, en/of daarbij een of meermalen gezegd dat hij Nederland gaat platbombarderen en/of platleggen en/of dat treinreizigers, althans personen, niet moesten instappen omdat er een bom in de koffer is en hij daarmee de trein gaat platbombarderen en/of opblazen,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
1.
op 2 mei 2020 te Amsterdam [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan of stompen;
2. ( subsidiair)
op 2 mei 2020 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door meerdere malen, in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te spugen;
3. ( subsidiair)
op 26 april 2020 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] , in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hun de woorden toe te voegen: “schijnheilige kankerflikkers" en meerdere malen, op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en in de richting van het lichaam van [slachtoffer 4] te spugen;
op 3 maart 2021 te Amsterdam [slachtoffer 6] heeft mishandeld door haar meermalen te stompen op het hoofd en haar te schoppen tegen haar benen;
op 27 april 2020 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 7] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door voornoemde [slachtoffer 7] in het gezicht te spugen;
1.
op 25 augustus 2019 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk, een politie-dienstvoertuig (merk Volkswagen, type Touran, kenteken [kenteken] ), toebehorende aan de Nationale Politie Eenheid Amsterdam, onbruikbaar heeft gemaakt door de achterbank, de stuurkolom, bestuurdersstoel, dashboard, voorruit en computerscherm van genoemde dienstvoertuig te bespugen;
2.
op 25 augustus 2019 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [politieambtenaar] , hoofdagent van de Nationale Politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten in uniform gekleed en met opsporingstaak voor calamiteiten belast, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Jij was lekker je kutje aan het vingeren" en “Ja, ik neuk je ook van voren", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
9 Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[naam 1] vordert als gemachtigde namens de Politie Eenheid Amsterdam € 58,08 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. De schade bestaat uit de kosten voor het schoonmaken van het dienstvoertuig door een gecontracteerd schoonmaakbedrijf.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat vrijspraak is bepleit. Subsidiair is verzocht de vordering af te wijzen, omdat die onvoldoende is onderbouwd. De verdediging betwist dat het gevorderde bedrag bij de benadeelde partij in rekening is gebracht. Er is door de benadeelde partij geen factuur of een betalingsbewijs ingebracht ter onderbouwing. Het enkele bewijs dat is ingebracht betreft een uitnodiging tot inschrijving schoonmaakdienstverlening. Of dit tot een contract heeft geleid wordt niet duidelijk. Indien de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van een contract, dan blijkt er niet uit waarom in dit geval de externe schoonmaker gehouden was om het voertuig schoon te maken. Uit de stukken blijkt immers niet dat het spugen in een politieauto als calamiteit moet worden aangemerkt.
Meer subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, omdat er geen ruimte is in het strafproces voor een andere bewijsopdracht.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak E onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het dienstvoertuig is immers bespuugd en moest worden schoongemaakt alvorens het opnieuw in gebruik kon worden genomen. De kosten voor het schoonmaken vloeien dus direct voort uit het bewezenverklaarde feit. Voorts oordeelt de rechtbank dat niet door de benadeelde partij hoeft te worden bewezen dat het bedrag is overgemaakt aan het schoonmaakbedrijf.
De rechtbank zal dan ook de vordering in zijn geheel toewijzen.
10 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 27 augustus 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/258363-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 3 april 2018 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 20 uur, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering zal worden afgewezen.
De verdediging heeft verzocht de vordering af te wijzen, omdat het een geheel ander soort feit betreft. Subsidiair is verzocht de proeftijd te verlengen.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Desalniettemin zal de rechtbank de vordering afwijzen, omdat de rechtbank toewijzing niet opportuun acht gelet op de in dit vonnis opgelegde straf en bijzondere voorwaarden.
12 Beslissing
Verklaart het in zaak B onder 2 primair, 3 primair, 4, en het in zaak D onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
bedreiging met een terroristisch misdrijf
en
gegevens doorgeven met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig is waardoor een ontploffing kan worden teweeggebracht.
Ten aanzien van zaak B, onder feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair en ten aanzien van zaak D subsidiair: telkens:
Ten aanzien van zaak B, onder feit 1:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van zaak E, onder feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Ten aanzien van zaak E, onder feit 2:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 38 (achtendertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- -
Meldplicht bij reclassering: verdachte meldt zich binnen 5 dagen na heden bij GGZ Tactus Zutphen Reclassering op het adres Verlengde Ooyerhoekseweg 30 te Zutphen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- -
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname): verdachte werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen voor zijn agressieproblematiek, psychiatrische problematiek en mogelijk middelenproblematiek door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij overmatig middelengebruik, agressief gedrag of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling,detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
- -
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang: verdachte verblijft bij [naam zorg] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- -
Meewerken aan schuldhulpverlening: verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- -
Dagbesteding: verdachte werkt mee aan het verrichten van dagbesteding, indien dit door de reclassering wordt geïndiceerd.
Geeft aan GGZ Tactus Zutphen de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Politie Eenheid Amsterdam:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 58,08 (achtenvijftig euro en acht cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Politie Eenheid Amsterdam voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Politie Eenheid Amsterdam aan de Staat € 58,08 (achtenvijftig euro en acht cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/258363-17 af.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en R. Klein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Meulman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2021.