Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2022:2864

Rechtbank Amsterdam
20-05-2022
27-05-2022
AMS 21/5131
Bestuursrecht, Omgevingsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

De gemeente Amsterdam had de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vervangen van een woonschip door een woonark niet mogen weigeren omdat het strijdig is met het bestemmingsplan

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 21/5131

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. D.M. Woelinga),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.H.M. Sipman).

Procesverloop

Op 26 maart 2021 heeft [eiser] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vervangen van een woonschip door een woonark.

In een brief van 4 mei 2021 heeft verweerder de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing verklaard.

Op 6 mei 2021 heeft verweerder het ontwerpbesluit ter inzage gelegd.

Op 1 juli 2021 heeft [eiser] zienswijzen ingediend.

Bij besluit van 16 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen voor het vervangen van het woonschip voor een woonark, het plaatsen van een afmeerpaal, het legaliseren van een ponton en het maken van een loopplank naar het ponton.

[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2022. [eiser] is verschenen samen met zijn echtgenote, [echtgenote] en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het bestreden besluit

1. [eiser] is mede-eigenaar van een woonschip op de locatie [adres] . [eiser] is ook mede-eigenaar van een ponton waaraan het woonschip is vastgelegd. Dit ponton dient als toegangsvoorziening van het woonschip.

2. Het woonschip van [eiser] ligt in het gebied waar het bestemmingsplan “Oostelijke Handelskade” geldt (hierna: het bestemmingsplan) en heeft ter plaatse de bestemming “Water (Vw)”. Op de plankaart is deze bestemming aangeduid als “Steigers met woon- en bedrijfsschepen”.

3. [eiser] wil zijn woonschip vervangen door een woonark. Daartoe heeft hij een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning.

4. In het bestreden besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning geweigerd omdat de aanvraag in strijd is met de bestemming “Water”. Volgens verweerder staat het bestemmingsplan alleen woon- en bedrijfsschepen toe en geen woonarken. Verweerder heeft niet willen afwijken van het bestemmingsplan, omdat het project geen goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Verweerder heeft eerder woonarken toegestaan, maar die toestemming was gegeven op basis van een onjuiste uitleg van het bestemmingsplan. Verweerder hoeft gemaakte fouten niet te herhalen. Verweerder heeft de vergunning voor een afmeerpaal, een loopplank en een ponton geweigerd, omdat ook die bouwwerken in strijd zijn met het bestemmingsplan en verweerder daarvan niet heeft willen afwijken.

Beoordeling door de rechtbank

5. Op grond van artikel 2.1 van de Wabo is het onder meer verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen en in strijd met een bestemmingsplan gronden te gebruiken. Artikel 2.3a van de Wabo bepaalt onder meer dat het verboden is om een bouwwerk dat is gebouwd zonder omgevingsvergunning in stand te laten. Artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo bepaalt, voor zover hier van belang, dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet worden geweigerd in het geval waarin strijd bestaat met het bestemmingsplan of indien de activiteit niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. In artikel 2.12 van de Wabo is bepaald wanneer kan worden afgeweken van het bestemmingsplan.

6. Artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften behorende bij het bestemmingsplan bepaalt: “De gronden, ingevolge de kaart bestemd voor Water (Vw), zijn aangewezen voor vaarwater en afwateringskanalen, alsmede, waar op de kaart nader aangegeven, voor ligplaatsen met steigers ten behoeve van binnenvaartschepen, voor ligplaatsen met steigers ten behoeve van woonschepen/woonarken en voor ligplaatsen met steigers ten behoeve van recreatie- en horecaschepen en schepen met een maatschappelijke functie.”

Woonark in strijd met het bestemmingsplan?

7. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het vervangen van een woonschip door een woonark een omgevingsvergunning is vereist. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het vervangen van een woonschip door een woonark in strijd is met het bestemmingsplan.

8. [eiser] voert aan dat verweerder het bestemmingsplan verkeerd heeft uitgelegd. De aanduiding “woonark/woonschip” in artikel 8 van de planvoorschriften duidt erop dat de planwetgever geen onderscheid heeft willen maken tussen woonschepen en woonarken en dat het om een verzamelbegrip gaat. Volgens de plankaart zijn de hier betreffende gronden bestemd voor “Steigers met woon- en bedrijfsschepen” en dus voor woonarken, aldus [eiser] .

9. De rechtbank volgt [eiser] niet in de door hem gegeven uitleg. Het bestemmingsplan maakt in de definities expliciet onderscheid tussen woonschepen en woonarken.1 Op grond van artikel 8 van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming “water” onder meer aangewezen voor “ligplaatsen met steigers ten behoeve van woonschepen/woonarken”, maar alleen daar waar dat op de kaart nader is aangegeven. Op de plankaart zijn de gronden van de ligplaats van [eiser] nader aangeduid met “steigers woon- en bedrijfsschepen”. Daar staat niet “woonarken”. Op grond van de plankaart zijn ter plaatse dus alleen woon- en bedrijfsschepen toegestaan.

10. Er zijn verder geen aanknopingspunten voor het oordeel dat met “woon- en bedrijfsschepen” ook woonarken worden bedoeld. Anders dan [eiser] betoogt, is dat niet af te leiden uit het feit dat in de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan “Oostelijke Handelskade”, de begrippen woonboten en woonschepen door elkaar worden gebruikt.

11. De rechtbank is het dus met verweerder eens dat op de ligplaats van [eiser] alleen woonschepen en bedrijfsschepen mogen liggen. Het vervangen van een woonschip door een woonark is dus in strijd met het bestemmingsplan.

Gerechtvaardigd vertrouwen?

12.
[eiser] doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. [eiser] voert aan dat voordat hij de aanvraag heeft gedaan, hij diverse malen met de afdeling Vergunningen heeft gesproken en gemaild over de woonark en over eerder verleende vergunningen voor woonarken ter plaatse. Op grond daarvan is bij hem de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat ook zijn woonark was toegestaan, mits die zou voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Ter onderbouwing heeft hij e-mails van [medewerker] van de afdeling Vergunningen van het stadsdeel Centrum van de gemeende Amsterdam overgelegd.

13. De rechtbank oordeelt dat bij [eiser] de gerechtvaardigde verwachting is gewekt2 dat verweerder het vervangen van het woonschip door een woonark zou toestaan indien de woonark zou voldoen aan de redelijke eisen van welstand.

14. Verweerder heeft jaren beleid gevoerd waarin woonarken binnen het bestemmingsplan waren toegestaan en heeft daar ook naar gehandeld. Dat wordt geïllustreerd door in ieder geval drie vergunningen voor woonarken die binnen het bestemmingsplan zijn verleend. Deze uitleg is hiervoor als onjuist geoordeeld, maar is wel als de geldende uitleg met [eiser] gecommuniceerd. Verweerder heeft niet weersproken dat aan [eiser] in de verschillende telefoongesprekken die hij had met de afdeling Vergunningen is gecommuniceerd dat een woonark was toegestaan. [eiser] heeft ook e-mails van [medewerker] , ontvangen waarin staat: “In 2017 is op de [adres] inderdaad het vervangen van een schip voor een ark verleend” en daarna “Ik heb begrepen dat een wissel van schip naar ark op de [adres] waarschijnlijk mogelijk is, mits CRK3 akkoord is. Het is dus raadzaam om sowieso eerst een concept aanvraag in te dienen om de haalbaarheid te onderzoeken.” Daarna heeft [eiser] de aanvraag ingediend.

15. Op basis van de gesprekken met en de e-mails van de afdeling Vergunningen, heeft [eiser] mogen begrijpen dat hiermee is bedoeld dat de aanvraag alleen kon afketsen op een onwelgevallig welstandsadvies van de CRK en niet op strijdigheid met het bestemmingsplan. [eiser] mocht ervan uitgaan dat [medewerker] als medewerker bij de afdeling Vergunningen van het stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam, de opvatting van verweerder vertolkte. Verweerder heeft miskend dat deze toezegging was gedaan. Dat verweerder het inzicht pas kreeg dat een woonark in strijd is met het bestemmingsplan op het moment dat het bestreden besluit werd genomen, kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen, omdat toen de toezegging immers al was gedaan. Verweerder zal dan ook een nieuw besluit moeten nemen waarbij hij ervan uit moet gaan dat [eiser] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs de gerechtvaardigde verwachting had dat hij zijn woonschip mocht vervangen door een woonark.

16. Dit betekent niet dat verweerder de vergunning moet verlenen. Bij het nieuw te nemen besluit zal verweerder de aanvraag aan de redelijke eisen van welstand moeten toetsen, nu dat nog niet is gedaan. Ook zal verweerder het zwaarwegende belang van de gewekte gerechtvaardigde verwachtingen moeten afwegen tegen het algemeen belang of de belangen van derden, die aan het honoreren van de verwachtingen in de weg kunnen staan.4

De loopplank, de afmeerpaal en het ponton

17. Op de situatietekeningen die [eiser] bij zijn aanvraag heeft ingediend zijn een loopplank, een afmeerpaal en het al bestaande ponton ingetekend. Voor die activiteiten was nog geen omgevingsvergunning verleend, zodat verweerder die terecht bij de beoordeling van de aanvraag heeft betrokken. Nu verweerder een nieuw besluit moet nemen over de omgevingsvergunning voor de woonark zal verweerder ook opnieuw moeten beoordelen of het ponton gelegaliseerd kan worden en of voor de loopplank en de afmeerpaal een omgevingsvergunning kan of moet worden verleend. Omdat [eiser] in beroep kenbaar heeft gemaakt dat hij los van zijn aanvraag tot vervanging van zijn woonschip belang heeft bij een tweede afmeerpaal, zal verweerder op grond van artikel 2.21 van de Wabo ook hebben te beoordelen of los van de omgevingsvergunning voor de woonark een omgevingsvergunning voor de afmeerpaal kan of moet worden verleend.

Conclusie

19. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.

20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden.

21. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door [eiser] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond;

  • -

    vernietigt het bestreden besluit;

  • -

    draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

  • -

    draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan [eiser] te vergoeden;

  • -

    veroordeelt verweerder in de proceskosten van [eiser] tot een bedrag van € 1.518,-

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van
J.J. Kranendonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.

griffier rechter

de griffier is verhinderd

deze uitspraak te ondertekenen

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

1 Artikel 1.25 en 1.26 van de planvoorschriften.

2 Zie bijvoorbeeld ABRvS 22-04-2020, ECLI:NL:RVS:2020:1128 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2020:1128).

3 Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

4 Zie bijvoorbeeld ABRvS 30 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6882 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI%3ANL%3ARVS%3A2012%3ABW6882) en 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:953.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.