10. Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of het aan [verzoekster] op 8 maart 2022 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is. [verzoekster] berust in het ontslag zodat vast staat dat de arbeidsovereenkomst per die datum is geëindigd.
10. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet moet sprake zijn van een onverwijlde opzegging wegens een dringende reden en die reden moet onverwijld aan de werknemer zijn medegedeeld. [verweerster] als werkgever dient te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de in de ontslagbrief meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan én dat deze is aan te merken als dringende reden.
10. Anders dan [verweerster] in haar verweerschrift aanvoert, is de reden voor het ontslag van [verzoekster] niet alleen dat [verzoekster] de tas van [naam 2] heeft meegenomen in de nacht van 4 op 5 maart 2022, daar geen goede verklaring voor gaf en zegt de tas ook niet meer te hebben. De ontslagbrief (zie 1.12) is leidend en uit de daarin opgenomen woorden ‘doelbewuste actie’, ‘de tas snel en wat stiekem pakt’, ‘wegstopt/-moffelt’, ‘voldoende helder om te weten wat je deed’, ‘(achter jouw eigen tas houdt) zodat deze niet goed zichtbaar is voor de anderen’ kan worden afgeleid dat [verweerster] in feite diefstal verwijt. Dit is ook met zoveel woorden beaamd ter zitting door mr. Oberman. Alhoewel om civielrechtelijk diefstal te kunnen aannemen niet in strafrechtelijke zin aan de kwalificatie diefstal hoeft te zijn voldaan, is daarvoor wel nodig dat er sprake is van het oogmerk om een goed van een ander weg te nemen, oftewel van opzet. [verzoekster] betwist dat daarvan sprake is en stelt zich op het standpunt dat zij zodanig dronken was dat zij zich van het wegnemen van de tas niets herinnert.
10. Dát [verzoekster] de tas van [naam 2] heeft meegenomen staat als erkend, dan wel onvoldoende betwist, vast en blijkt ook uit de camerabeelden die ter zitting zijn bekeken. [verzoekster] heeft aan het begin van de zitting het verweer gevoerd dat die beelden buiten beschouwing moeten worden gelaten maar heeft dit verweer later ingetrokken. Zoals tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld, heeft de kantonrechter op die beelden gezien:
- dat [naam 2] en [verzoekster] eerst samen op de gang bij het kantoortje staan waar [naam 2] haar tas wilde achterlaten;
- dat [naam 2] de tas vervolgens in het kantoortje zet;
- dat [verzoekster] samen met [naam 3] voor de deur aan de Prinsengracht staat te wachten;
- dat [verzoekster] wat later weer naar boven gaat samen met [naam 3] en een derde persoon;
- dat [verzoekster] en die derde het kantoortje ingaan;
- dat [verzoekster] wat later op de gang staat met meerdere tassen aan haar arm, waaronder de bordeauxrode Mulberry tas van [naam 2] en daarna haar eigen tas;
- dat [verzoekster] later met diezelfde tassen beneden staat te wachten; en
- dat [verzoekster] met de tassen in de auto van haar vriend stapt.
Verder is op de beelden te zien dat [verzoekster] zich in ieder geval buiten twee keer verstapt.
10. [verzoekster] heeft voldoende onderbouwd dat zij zodanig dronken was dat zij zich niet bewust was van wat zij deed. Dat blijkt niet alleen uit het onvast ter been zijn van [verzoekster] , zoals zichtbaar op de camerabeelden, maar ook uit de WhatsAppberichten die [verzoekster] die nacht aan [naam vriend] stuurde (zie 1.5), de WhatsApp berichten die [verzoekster] de volgende dag aan haar collega’s stuurde (zie 1.6 en 1.7), en de door [verzoekster] overgelegde verklaring van [naam vriend] . De WhatsAppberichten aan [naam vriend] spreken voor zich. In zijn verklaring licht [naam vriend] gedetailleerd toe hoe slecht [verzoekster] er die nacht aan toe was en in de WhatsAppberichten de volgende dag aan haar collega’s zegt [verzoekster] met zoveel woorden dat zij een black-out drunk had. Overigens heeft ook [naam 3] ten overstaan van de politie verklaard dat [verzoekster] teveel gedronken had. In de door [verweerster] overgelegde getuigenverklaring (zie 1.14) staat: “ [verzoekster] had een drankje teveel op. Althans iedereen had evenveel op maar de een kan er beter tegen dan de ander.”
10. In het licht van die gemotiveerde stelling van [verzoekster] heeft [verweerster] onvoldoende aan weten te tonen dat [verzoekster] de tas opzettelijk heeft weggenomen teneinde die te ontvreemden. Daarbij is van belang dat er geen beelden zijn van het moment waarop [verzoekster] de tas van [naam 2] daadwerkelijk pakt en het kantoortje verlaat. Daarom valt niet uit te sluiten dat iemand haar heeft gevraagd de tas van [naam 2] mee te nemen naar huis. Dat wordt versterkt door de beelden waarop is te zien dat [verzoekster] in rustige houding - en dus niet heimelijk - te zien is op de gang met de tas, waar anderen bij zijn. De tas hangt gewoon in het zicht (deze is immers op de camerabeelden ook te zien) en [verzoekster] doet ook geen enkele moeite om de tas onzichtbaar te houden voor haar omgeving.
10. Al met al kan niet worden vastgesteld dat [verzoekster] de tas van [naam 2] (waarvan zij stelt daar geen enkel belang bij te hebben) heeft gestolen en lijkt het er meer op dat sprake is van een onhandige dronkenmansactie. Een vervelende bijkomstigheid is dat de tas van [naam 2] niet meer teruggevonden is. [verzoekster] heeft hier geen verklaring voor, anders dan dat die misschien bij het stoppen van de auto uit de auto is gevallen, maar zegt ook dit zich niet te kunnen herinneren. [naam vriend] heeft verklaard de tas überhaupt niet te hebben gezien omdat hij daarop niet heeft gelet. Toen [verzoekster] en [naam vriend] - een aantal dagen na het ontslag - zijn gaan zoeken op de plaatsen waar zij ongeveer zijn gestopt omdat [verzoekster] moest overgeven, hebben zij de tas niet kunnen vinden. Het meenemen en kwijtraken van de tas van [naam 2] valt [verzoekster] wel aan te rekenen, evenals de ernstige mate van dronkenschap bij [verzoekster] . Mede in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] , waaronder de gevolgen van het ontslag voor haar, levert dit in de gegeven omstandigheden - ook in samenhang bezien - geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet. Een ontslag op staande voet is een uiterste middel en hier had [verweerster] voor een ander middel kunnen en moeten kiezen, zoals een goed gesprek, een waarschuwing of het starten van een ontbindingsprocedure. De kantonrechter betrekt bij haar oordeel dat [verzoekster] in een vroeg stadium heeft aangeboden de schade te vergoeden.
10. Nu is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, kan de kantonrechter [verzoekster] ingevolge artikel 7:681 lid 1 BW een billijke vergoeding toekennen. Bij een onterecht ontslag op staande voet is het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever gegeven. Voor wat betreft de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding wordt aansluiting gezocht bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, waaronder de arresten New Hairstyle en Blue Circle (ECLI:NL:HR:2017:1187 respectievelijk ECLI:NL:HR:2020:955).
10. In de eerste plaats dient de schade zo concreet mogelijk te worden vastgesteld, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat het onterechte ontslag op staande voet (de ‘fout’) moet worden weggedacht. Dat zou betekenen dat de arbeidsovereenkomst op 8 maart 2022 zou hebben voortgeduurd en dat [verzoekster] het loon kreeg doorbetaald. [verweerster] , die de zaak hoog opnam en van meet af aan heeft gezegd geen vertrouwen meer in [verzoekster] te hebben, zou in dat geval in april 2022 een ontbindingsverzoek hebben ingediend, dat in juni 2022 behandeld had kunnen worden. Naar alle waarschijnlijkheid had dat geleid tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022 op de g-grond (verstoorde arbeidsrelatie). [verzoekster] zou in dat geval nog recht zou hebben gehad op salaris tot 1 augustus 2022. In plaats daarvan heeft zij door het ontslag op staande voet recht op een WW-uitkering (2 maanden 75% en rest 70%) in de periode 9 maart 2022 tot 1 augustus 2022. Dat komt neer op een inkomstenverlies van € 4.650,00 x 25% =
€ 1.162,50 : 31 x 23 = 862,50 bruto over het restant van de maand maart 2022, op
€ 4.650,00 x 25% = € 1.162,50 bruto over de maand april 2022 en op 3x € 4.650,00 x 30% = € 1.185,00 bruto, totaal € 4.185,00 bruto, over de maanden mei tot en met juli 2022. In totaal is dat € 6.210,00 bruto. Alles bij elkaar begroot de kantonrechter de schade van [verzoekster] , inclusief de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding, op € 10.000,00 bruto. Daarbij wordt meegewogen dat niet alleen [verweerster] een verwijt valt te maken (van het onterechte ontslag op staande voet) maar ook [verzoekster] . Zij is het uiteindelijk die partijen in deze vervelende situatie heeft doen belanden. Zoals hiervoor onder 16 overwogen, valt haar aan te rekenen dat zij zodanig dronken is geworden dat zij de tas van [naam 2] heeft kwijtgemaakt en zich daar niets van kan herinneren. Ook betrekt de kantonrechter bij haar oordeel dat [verzoekster] , zo heeft zij ter zitting verklaard, per 1 augustus 2022 een nieuwe baan heeft.
10. De door [verzoekster] gevraagde schadevergoeding wegens onrechtmatige uitlatingen en de verzochte rectificatie worden afgewezen. Op het onterechte ontslag na, is van onrechtmatige uitlatingen of slecht werkgeverschap aan de zijde van [verweerster] niet gebleken. Het is [verzoekster] zelf geweest die meteen op 8 maart 2022 in de Content Icons chat (zie 1.10) en [verweerster] chat (zie 1.11) heeft geschreven dat zij is ontslagen vanwege het wegnemen van de tas. Daarmee heeft zij in de hand gewerkt dat op kantoor over de situatie zou worden gesproken en dat [verweerster] zich genoodzaakt voelde de kwestie uit te leggen. Alhoewel de diefstal uiteindelijk niet is komen vast te staan, stond het [verweerster] vrij daarbij haar standpunt naar voren te brengen, namelijk dat zij meende dat er sprake was van diefstal. Dit zou mogelijk anders hebben gelegen indien [verzoekster] haar collega’s zelf niets over het ontslag zou hebben gemeld. Overigens heeft [verzoekster] de schade, die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de uitlatingen, niet onderbouwd.
10. De vorderingen van [verzoekster] aan achterstallig loon over de periode 1 tot en met 8 maart 2022, vakantietoeslag en vergoeding van niet-genoten vakantiedagen worden als onvoldoende gemotiveerd weersproken toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf de dag van het verzoekschrift. Ook wordt over die bedragen wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW toegekend, zij het beperkt tot 25%.
10. Tegen de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot het concurrentie- en relatiebeding heeft [verweerster] geen verweer gevoerd. Met het onterechte ontslag op staande voet is de ernstige verwijtbaarheid van [verweerster] gegeven en kan [verweerster] ingevolge artikel 7:653 lid 4 BW geen rechten ontlenen aan het beding. De vordering is toewijsbaar als hierna te melden.
10. Ook de vordering [verweerster] te veroordelen specificaties te overleggen zal worden toegewezen. De kantonrechter ziet evenwel geen aanleiding een dwangsom aan die veroordeling te koppelen.
10. [verweerster] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [verzoekster] .