Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2022:4161

Rechtbank Amsterdam
20-07-2022
22-07-2022
9872510 EA VERZ 22-299 en 9863802 EA VERZ 22-284
Civiel recht
Beschikking

Een werkneemster van een juridisch adviesbureau is ten onrechte op staande voet ontslagen nadat zij, terwijl zij dronken was na een vrijdagmiddagborrel, de tas van een collega meenam en kwijtraakte. Daarom moet het adviesbureau haar 10.000 euro bruto aan billijke vergoeding betalen.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0863
Prg. 2022/296
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2022/325
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0863

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 9872510 EA VERZ 22-299 en 9863802 EA VERZ 22-284

beschikking van: 20 juli 2022

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekster]

wonende te [woonplaats]

verzoekster

nader te noemen: [verzoekster]

gemachtigde: mr. M.H. Stekelenburg

t e g e n

[verweerster]

gevestigd te [vestigingsplaats]

verweerster

nader te noemen: [verweerster]

gemachtigde: voorheen mr. F.A.A.M. Makker, thans mrs. C.C. Oberman en N.M. Cuppen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekster] heeft op 6 mei 2022 een verzoekschrift ex artikel 7:681 Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend strekkende tot onder meer toekenning van een billijke vergoeding. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.

[verweerster] heeft op haar beurt op 6 mei 2022 een verzoekschrift ex artikel 7:677 lid 2 BW en 7:661 lid 1 BW ingediend, waarbij zij verzoekt om [verzoekster] te veroordelen de gefixeerde schadevergoeding en aanvullende schadevergoeding aan [verweerster] te betalen. [verzoekster] heeft een verweerschrift ingediend.

De zaken zijn op 13 juli 2022 gezamenlijk mondeling behandeld. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerster] is verschenen bij [naam 1] en [naam 2] (beiden DGA), vergezeld door de gemachtigden. Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen aanvullende stukken ingediend ( [verzoekster] productie 14 en 15 en [verweerster] productie 5 en 6).Ter zitting hebben partijen hun standpunt verder toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.

Beschikking is bepaald op heden.

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.

1.1.

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] en thans derhalve 29 jaar oud, is op 28 december 2020 in dienst getreden bij [verweerster] als Legal Counsel. Het salaris van [verzoekster] bedraagt € 4.650,00 bruto exclusief vakantietoeslag.

1.2.

[verweerster] is een klein juridisch adviesbureau, dat is opgericht door [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 1] (hierna: [naam 1] ).

1.3.

[verzoekster] is voorafgaand aan haar dienstverband bij [verweerster] advocaat geweest bij twee verschillende kantoren. Bij [verweerster] werkte zij onder supervisie van [naam 2] en maakte zij deel uit van het managementteam. Er waren gesprekken gaande over een eventueel partnerschap van [verzoekster] bij [verweerster] .

1.4.

Op 4 maart 2022 zijn [naam 2] en [verzoekster] in de middag samen gaan werken bij een klant van [naam 1] , Content Icons, waarvan [naam 1] mede-eigenaar is. [naam 2] en [verzoekster] zijn vervolgens aangesloten bij de vrijdagmiddagborrel. [verzoekster] heeft op die borrel behoorlijk wat alcohol gedronken en is rond 01.00 uur (op 5 maart 2022) opgehaald door haar vriend, [naam vriend] (hierna: [naam vriend] ).

1.5.

Kort voordat zij door [naam vriend] werd opgehaald, heeft [verzoekster] hem per WhatsApp de volgende berichten gestuurd:
00.24 uur: “Snoet wil je me ophalen”
00.27 uur: “Ik ga dood”

00.30

uur: “Ik wil echt dat je komt”

00.31

uur: “Voel me naar de tyfus”

00.31

uur: “Kom”
00.34 uur: “IK MOET. U NAAR HUIS”

00.34

uur: “KOTSEN AMDERS”
00.37 uur: “vieze stafan guy”
00.37 uur: “ik zei heel vaakik heb een vriend”
00.37 uur: “dienokt mojt bu ophalen”

1.6.

Op 5 maart 2022 om 14.08 uur heeft [verzoekster] collega [collega 1] het volgende WhatsAppbericht gestuurd:
“Hee!! Wat lief van je! Ja het was echt suuuper leuk om iedereen te zien! Ik ben wel black-out drunk geworden (oeps), maar ik heb t tot het laatst volgens mij goed gemanaged hahaha”

1.7.

Aan collega [collega 2] heeft [verzoekster] op 5 maart 2022 onder meer geappt:
14.57 uur: “Sorry ik ben zooooo naar de klote word ook net pas wakker”
14.57 uur: “Echt geweldige mensen daar!”
15.20 uur: “Maar ik ben dus echt black out drunk geworden doordat t zo gezellig was”

1.8.

[naam 2] heeft vrijdag na de borrel haar handtas van het merk Mulberry met daarin haar werklaptop op het kantoor van Content Icons achtergelaten, omdat zij nog naar de stad ging. Op maandagochtend 7 maart 2022 bleek de tas met laptop zich niet meer op het kantoor van Content Icons te bevinden. [verweerster] heeft daarop camerabeelden opgevraagd bij Fosbury & Sons, eigenaar van het gebouw waar Content Icons kantoor houdt. Deze camerabeelden zijn ook verstrekt.

1.9.

[verzoekster] is op 8 maart 2022 tijdens een Teams meeting met [verweerster] en [naam 2] op staande voet ontslagen.

1.10.

Aansluitend, op 8 maart 2022 om 17.23 uur, heeft [verzoekster] het volgende WhatsApp bericht gestuurd in een chat met diverse mensen van Content Icons:
“Ik ben zojuist ontslagen, omdat ik vrijdag kennelijk dronken de tas van [naam 2] heb meegenomen. Ik heb de tas niet en weet niet wat ermee is gebeurd. Ik ben in shock en kan mij hier niets, maar dan ook niets van herinneren. Ik vind het jammer dat dit besluit is genomen. Ik zou NOOIT mijn carrière op het spel hiervoor zetten. Ik heb daar 0 belang bij. Tenslotte wil ik benadrukken dat ik fijn met jullie heb gewerkt. Het spijt mij ten zeerste.”

1.11.

Op 8 maart 2022 om 17.02 uur heeft [verzoekster] een bericht van dezelfde strekking verzonden in een WhatsApp chat met meerdere collega’s bij [verweerster] .

1.12.

Bij brief van haar voormalig gemachtigde, verzonden per gewone post en WhatsAppbericht van 9 maart 2022, heeft [verweerster] het ontslag op staande voet schriftelijk aan [verzoekster] bevestigd. In de brief staat onder meer:

Dringende reden (ontslag op staande voet)
In het gesprek is door [naam 1] en [naam 2] aangegeven dat de geconstateerde feiten en omstandigheden (jouw gedragingen) zeer ernstig zijn en in strijd met alles wat je van een goed werknemer mag verwachten. Jouw handelen, zoals geregistreerd door de camera’s en bevestigd door getuigen, is absoluut onacceptabel. Dat jij - zoals je stelde in het gesprek - te veel gedronken zou hebben en je van jouw actie(s) niets meer herinnert, achten zij beiden volstrekt ongeloofwaardig. Er is die avond zeker alcohol geconsumeerd maar je was - ook op het einde van de avond - voldoende helder om te weten wat je deed. (…) Vooral ook het feit dat jij er zonder duidelijke of logische reden op aandrong om mee terug naar boven te gaan naar kantoor terwijl je daar niets meer te zoeken had en jouw vriend elk moment kon arriveren is opvallend en pleit niet in jouw voordeel. Het wijst eerder op een doelbewuste actie dan op het gedrag van iemand die door de alcohol “volledig de weg kwijt is”. Datzelfde geldt voor de wijze waarop je de tas snel en wat stiekem pakt en deze wegstopt/-moffelt (achter jouw eigen tas houdt) zodat deze niet goed zichtbaar is voor de anderen.

En zelfs indien en voorzover zou moeten worden aangenomen dat jij je niet meer herinnert de tas mee te hebben genomen, dan ligt het voor de hand dat je dit de volgende dag had ontdekt en dit gelijk of in elk geval uiterlijk maandag, de eerste werkdag, aan [naam 2] zou hebben laten weten. Jij hulde je echter in stilzwijgen.
Jouw ‘verklaringen’ tijdens de Teams meeting zijn - kortom - allerminst overtuigend of geruststellend. Het gaat hier om een kostbare tas van een directe collega/leidinggevende met wie je al langere tijd samenwerkt. Daarbij zat er in de tas een zakelijke laptop met vertrouwelijke (bedrijfs)informatie. Desalniettemin neem jij die tas weg, notabene op het kantoor van een belangrijke cliënt van [verweerster] , die nu ook op de hoogte is van jouw acties en waarmee je ook de eer en goede naam van [verweerster] op het spel hebt gezet. Concept Icons heeft inmiddels ook al aangegeven onder geen beding meer met jou te willen werken. De waarde van de tas en de laptop is substantieel. Het gaat in totaal om een bedrag van EUR 2.000,=.
Onduidelijk is wat er met de laptop is gebeurd, vertrouwelijke informatie zou in handen van derden kunnen komen met alle risico’s van dien bijvoorbeeld een datalek.

[naam 2] ( [verweerster] ) overwegen om ook aangifte tegen jou te doen van diefstal. Zij beraden zich momenteel nog hierop (…)
In elk geval zijn zowel [naam 1] als [naam 2] zeer aangeslagen door de gebeurtenissen. Het noodzakelijke vertrouwen in jou is volledig verdwenen. Jouw ‘verklaringen’ zijn allerminst overtuigend of aannemelijk. Zij vinden de geconstateerde gedragingen schokkend en alarmerend. Zij houden jou verantwoordelijk voor de vermissing van de tas en de laptop.
Gezien bovengenoemd zeer ernstig gedragingen, kon [verweerster] niet anders dan jouw dienstverband gisteren per direct beëindigen. Zelfs indien en voorzover je je van de bewuste actie inderdaad niets meer kunt herinneren, dan nog geldt dat als jouw alcoholinname dusdanig zou zijn geweest dat dit leidt tot ‘zwarte gaten’ in het bijzijn van een belangrijke cliënt, van [verweerster] evenmin voortzetting van jouw dienstverband kan worden gevergd.
De hierboven beschreven omstandigheden vormen zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd een dringende reden in de zin van artikel 7:677 juncto 7:678 BW op grond waarvan jouw arbeidsovereenkomst met [verweerster] door het mondeling gegeven ontslag op staande gisteren per direct is geëindigd. (…)”

1.13.

De tas is niet meer teruggevonden. Op 2 april 2022 heeft [naam 2] aangifte tegen [verzoekster] gedaan bij de politie.

1.14.

Op 11 juni 2022 is mevrouw [naam 3] , werkzaam bij Content Icons (hierna: [naam 3] ) en aanwezig bij de gebeurtenissen in de avond/nacht van 4 op 5 maart 2022, als getuige gehoord door de politie.

Verzoeken van [verzoekster]

2. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij vooraad:

  1. [verweerster] te veroordelen binnen 14 dagen na de dag van de beschikking te betalen een billijke vergoeding van € 119.005,59 bruto:

  2. [verweerster] te veroordelen tot betaling binnen 14 dagen na de dag van de beschikking een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2022;

  3. [verweerster] te veroordelen om binnen 14 dagen na de dag van de beschikking te betalen de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2022;

  4. [verweerster] te veroordelen om binnen 14 dagen na de dag van de beschikking [verzoekster] bij wijze van schadevergoeding te betalen € 10.818,68 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2022;

  5. [verweerster] te veroordelen tot binnen 14 dagen na de dag van de beschikking het per e-mail en WhatsApp versturen van de volgende tekst aan de personen die op 14 maart 2022 op basis van een arbeids-, opdracht,- of stageovereenkomst werkzaamheden verrichtten voor [verweerster] op [verweerster] Advies B.V., onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [verweerster] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen:
    “Beste allemaal,
    Eerder hebben we je bericht dat [verzoekster] op staande voet is ontslagen wegens diefstal. Door de rechtbank Amsterdam is op [datum] geoordeeld dat [verweerster] gebrekkig onderzoek heeft gedaan naar de gebeurtenissen en het ontslag ongeldig is. Er was op dat moment geen reden om aan te nemen dat er sprake was van diefstal en die reden is er nog steeds niet. Wij hebben onjuiste mededelingen gedaan die schadelijke gevolgen hebben gehad voor [verzoekster] . Zij is ten onrechte ontslagen en heeft noodgedwongen een gerechtelijke procedure moeten doorlopen om haar ontslag ongeldig te laten verklaren en onze onjuiste mededelingen gerectificeerd te krijgen.
    Groet, [naam 1] & [naam 2] ”

  6. [verweerster] te veroordelen om binnen 14 dagen na de dag van de beschikking aan [verzoekster] te betalen het openstaande loon van € 1.199,70 bruto, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging en wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging;

  7. [verweerster] te veroordelen op binnen 14 dagen na de dag van de beschikking aan [verzoekster] te betalen de openstaande vakantiebijslag van € 3.360,00 bruto, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging en wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging;

  8. [verweerster] te veroordelen op binnen 14 dagen na de dag van de beschikking aan [verzoekster] te betalen een vergoeding voor de openstaande vakantiedagen van € 1.352,33 bruto, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente over het loon en de wettelijke verhoging;

  9. [verweerster] te veroordelen tot overlegging van deugdelijke specificaties binnen 14 dagen na de dag van de beschikking, waarin de bedragen zoals genoemd onder a tot en met h zijn verwerkt, zulks onder verbeurte van dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [verweerster] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;

  10. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen [verweerster] en [verzoekster] is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] en [verweerster] geen rechten kan ontlenen aan het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding, althans het concurrentie- en relatiebeding geheel te vernietigen, dan wel met ingang van 1 juli 2022;

  11. [verweerster] te veroordelen in de kosten van de procedure.

3. [verzoekster] legt - kort gezegd - aan haar verzoek ten grondslag dat het haar gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.

4. [verweerster] voert gemotiveerd verweer.

5. De stellingen van partijen zullen hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden besproken.

Verzoeken [verweerster]

6. [verweerster] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om [verzoekster] te veroordelen:

  1. tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 5.662,58 binnen 14 dagen na de dag van de beschikking;

  2. tot betaling/vergoeding van de aanvullende schade van € 17.897,05 althans een in goede justitie te bepalen bedrag, binnen 14 dagen na de dag van de beschikking;

  3. tot betaling van de wettelijke rente over de onder A en B genoemde bedragen vanaf 8 maart 2022, dan wel vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag van de algehele voldoening daarvan;

  4. in de kosten van deze procedure binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover voor het geval betaling niet binnen deze termijn plaatsvindt.

7. [verweerster] stelt daartoe - samengevat - dat [verzoekster] opzettelijk dan wel bewust roekeloos heeft gehandeld waardoor zij gehouden is de door [verweerster] geleden schade te vergoeden.

8. [verzoekster] voert gemotiveerd verweer.

9. De stellingen van partijen zullen hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden besproken.

Beoordeling van de verzoeken van [verzoekster]

10. Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of het aan [verzoekster] op 8 maart 2022 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is. [verzoekster] berust in het ontslag zodat vast staat dat de arbeidsovereenkomst per die datum is geëindigd.

10. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet moet sprake zijn van een onverwijlde opzegging wegens een dringende reden en die reden moet onverwijld aan de werknemer zijn medegedeeld. [verweerster] als werkgever dient te stellen en bij betwisting te bewijzen dat de in de ontslagbrief meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan én dat deze is aan te merken als dringende reden.

10. Anders dan [verweerster] in haar verweerschrift aanvoert, is de reden voor het ontslag van [verzoekster] niet alleen dat [verzoekster] de tas van [naam 2] heeft meegenomen in de nacht van 4 op 5 maart 2022, daar geen goede verklaring voor gaf en zegt de tas ook niet meer te hebben. De ontslagbrief (zie 1.12) is leidend en uit de daarin opgenomen woorden ‘doelbewuste actie’, ‘de tas snel en wat stiekem pakt’, ‘wegstopt/-moffelt’, ‘voldoende helder om te weten wat je deed’, ‘(achter jouw eigen tas houdt) zodat deze niet goed zichtbaar is voor de anderen’ kan worden afgeleid dat [verweerster] in feite diefstal verwijt. Dit is ook met zoveel woorden beaamd ter zitting door mr. Oberman. Alhoewel om civielrechtelijk diefstal te kunnen aannemen niet in strafrechtelijke zin aan de kwalificatie diefstal hoeft te zijn voldaan, is daarvoor wel nodig dat er sprake is van het oogmerk om een goed van een ander weg te nemen, oftewel van opzet. [verzoekster] betwist dat daarvan sprake is en stelt zich op het standpunt dat zij zodanig dronken was dat zij zich van het wegnemen van de tas niets herinnert.

10. Dát [verzoekster] de tas van [naam 2] heeft meegenomen staat als erkend, dan wel onvoldoende betwist, vast en blijkt ook uit de camerabeelden die ter zitting zijn bekeken. [verzoekster] heeft aan het begin van de zitting het verweer gevoerd dat die beelden buiten beschouwing moeten worden gelaten maar heeft dit verweer later ingetrokken. Zoals tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld, heeft de kantonrechter op die beelden gezien:
- dat [naam 2] en [verzoekster] eerst samen op de gang bij het kantoortje staan waar [naam 2] haar tas wilde achterlaten;
- dat [naam 2] de tas vervolgens in het kantoortje zet;
- dat [verzoekster] samen met [naam 3] voor de deur aan de Prinsengracht staat te wachten;
- dat [verzoekster] wat later weer naar boven gaat samen met [naam 3] en een derde persoon;
- dat [verzoekster] en die derde het kantoortje ingaan;
- dat [verzoekster] wat later op de gang staat met meerdere tassen aan haar arm, waaronder de bordeauxrode Mulberry tas van [naam 2] en daarna haar eigen tas;
- dat [verzoekster] later met diezelfde tassen beneden staat te wachten; en
- dat [verzoekster] met de tassen in de auto van haar vriend stapt.
Verder is op de beelden te zien dat [verzoekster] zich in ieder geval buiten twee keer verstapt.

10. [verzoekster] heeft voldoende onderbouwd dat zij zodanig dronken was dat zij zich niet bewust was van wat zij deed. Dat blijkt niet alleen uit het onvast ter been zijn van [verzoekster] , zoals zichtbaar op de camerabeelden, maar ook uit de WhatsAppberichten die [verzoekster] die nacht aan [naam vriend] stuurde (zie 1.5), de WhatsApp berichten die [verzoekster] de volgende dag aan haar collega’s stuurde (zie 1.6 en 1.7), en de door [verzoekster] overgelegde verklaring van [naam vriend] . De WhatsAppberichten aan [naam vriend] spreken voor zich. In zijn verklaring licht [naam vriend] gedetailleerd toe hoe slecht [verzoekster] er die nacht aan toe was en in de WhatsAppberichten de volgende dag aan haar collega’s zegt [verzoekster] met zoveel woorden dat zij een black-out drunk had. Overigens heeft ook [naam 3] ten overstaan van de politie verklaard dat [verzoekster] teveel gedronken had. In de door [verweerster] overgelegde getuigenverklaring (zie 1.14) staat: “ [verzoekster] had een drankje teveel op. Althans iedereen had evenveel op maar de een kan er beter tegen dan de ander.”

10. In het licht van die gemotiveerde stelling van [verzoekster] heeft [verweerster] onvoldoende aan weten te tonen dat [verzoekster] de tas opzettelijk heeft weggenomen teneinde die te ontvreemden. Daarbij is van belang dat er geen beelden zijn van het moment waarop [verzoekster] de tas van [naam 2] daadwerkelijk pakt en het kantoortje verlaat. Daarom valt niet uit te sluiten dat iemand haar heeft gevraagd de tas van [naam 2] mee te nemen naar huis. Dat wordt versterkt door de beelden waarop is te zien dat [verzoekster] in rustige houding - en dus niet heimelijk - te zien is op de gang met de tas, waar anderen bij zijn. De tas hangt gewoon in het zicht (deze is immers op de camerabeelden ook te zien) en [verzoekster] doet ook geen enkele moeite om de tas onzichtbaar te houden voor haar omgeving.

10. Al met al kan niet worden vastgesteld dat [verzoekster] de tas van [naam 2] (waarvan zij stelt daar geen enkel belang bij te hebben) heeft gestolen en lijkt het er meer op dat sprake is van een onhandige dronkenmansactie. Een vervelende bijkomstigheid is dat de tas van [naam 2] niet meer teruggevonden is. [verzoekster] heeft hier geen verklaring voor, anders dan dat die misschien bij het stoppen van de auto uit de auto is gevallen, maar zegt ook dit zich niet te kunnen herinneren. [naam vriend] heeft verklaard de tas überhaupt niet te hebben gezien omdat hij daarop niet heeft gelet. Toen [verzoekster] en [naam vriend] - een aantal dagen na het ontslag - zijn gaan zoeken op de plaatsen waar zij ongeveer zijn gestopt omdat [verzoekster] moest overgeven, hebben zij de tas niet kunnen vinden. Het meenemen en kwijtraken van de tas van [naam 2] valt [verzoekster] wel aan te rekenen, evenals de ernstige mate van dronkenschap bij [verzoekster] . Mede in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] , waaronder de gevolgen van het ontslag voor haar, levert dit in de gegeven omstandigheden - ook in samenhang bezien - geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet. Een ontslag op staande voet is een uiterste middel en hier had [verweerster] voor een ander middel kunnen en moeten kiezen, zoals een goed gesprek, een waarschuwing of het starten van een ontbindingsprocedure. De kantonrechter betrekt bij haar oordeel dat [verzoekster] in een vroeg stadium heeft aangeboden de schade te vergoeden.

10. Nu is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, kan de kantonrechter [verzoekster] ingevolge artikel 7:681 lid 1 BW een billijke vergoeding toekennen. Bij een onterecht ontslag op staande voet is het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever gegeven. Voor wat betreft de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding wordt aansluiting gezocht bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, waaronder de arresten New Hairstyle en Blue Circle (ECLI:NL:HR:2017:1187 respectievelijk ECLI:NL:HR:2020:955).

10. In de eerste plaats dient de schade zo concreet mogelijk te worden vastgesteld, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat het onterechte ontslag op staande voet (de ‘fout’) moet worden weggedacht. Dat zou betekenen dat de arbeidsovereenkomst op 8 maart 2022 zou hebben voortgeduurd en dat [verzoekster] het loon kreeg doorbetaald. [verweerster] , die de zaak hoog opnam en van meet af aan heeft gezegd geen vertrouwen meer in [verzoekster] te hebben, zou in dat geval in april 2022 een ontbindingsverzoek hebben ingediend, dat in juni 2022 behandeld had kunnen worden. Naar alle waarschijnlijkheid had dat geleid tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2022 op de g-grond (verstoorde arbeidsrelatie). [verzoekster] zou in dat geval nog recht zou hebben gehad op salaris tot 1 augustus 2022. In plaats daarvan heeft zij door het ontslag op staande voet recht op een WW-uitkering (2 maanden 75% en rest 70%) in de periode 9 maart 2022 tot 1 augustus 2022. Dat komt neer op een inkomstenverlies van € 4.650,00 x 25% =
€ 1.162,50 : 31 x 23 = 862,50 bruto over het restant van de maand maart 2022, op
€ 4.650,00 x 25% = € 1.162,50 bruto over de maand april 2022 en op 3x € 4.650,00 x 30% = € 1.185,00 bruto, totaal € 4.185,00 bruto, over de maanden mei tot en met juli 2022. In totaal is dat € 6.210,00 bruto. Alles bij elkaar begroot de kantonrechter de schade van [verzoekster] , inclusief de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding, op € 10.000,00 bruto. Daarbij wordt meegewogen dat niet alleen [verweerster] een verwijt valt te maken (van het onterechte ontslag op staande voet) maar ook [verzoekster] . Zij is het uiteindelijk die partijen in deze vervelende situatie heeft doen belanden. Zoals hiervoor onder 16 overwogen, valt haar aan te rekenen dat zij zodanig dronken is geworden dat zij de tas van [naam 2] heeft kwijtgemaakt en zich daar niets van kan herinneren. Ook betrekt de kantonrechter bij haar oordeel dat [verzoekster] , zo heeft zij ter zitting verklaard, per 1 augustus 2022 een nieuwe baan heeft.

10. De door [verzoekster] gevraagde schadevergoeding wegens onrechtmatige uitlatingen en de verzochte rectificatie worden afgewezen. Op het onterechte ontslag na, is van onrechtmatige uitlatingen of slecht werkgeverschap aan de zijde van [verweerster] niet gebleken. Het is [verzoekster] zelf geweest die meteen op 8 maart 2022 in de Content Icons chat (zie 1.10) en [verweerster] chat (zie 1.11) heeft geschreven dat zij is ontslagen vanwege het wegnemen van de tas. Daarmee heeft zij in de hand gewerkt dat op kantoor over de situatie zou worden gesproken en dat [verweerster] zich genoodzaakt voelde de kwestie uit te leggen. Alhoewel de diefstal uiteindelijk niet is komen vast te staan, stond het [verweerster] vrij daarbij haar standpunt naar voren te brengen, namelijk dat zij meende dat er sprake was van diefstal. Dit zou mogelijk anders hebben gelegen indien [verzoekster] haar collega’s zelf niets over het ontslag zou hebben gemeld. Overigens heeft [verzoekster] de schade, die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de uitlatingen, niet onderbouwd.

10. De vorderingen van [verzoekster] aan achterstallig loon over de periode 1 tot en met 8 maart 2022, vakantietoeslag en vergoeding van niet-genoten vakantiedagen worden als onvoldoende gemotiveerd weersproken toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf de dag van het verzoekschrift. Ook wordt over die bedragen wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW toegekend, zij het beperkt tot 25%.

10. Tegen de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot het concurrentie- en relatiebeding heeft [verweerster] geen verweer gevoerd. Met het onterechte ontslag op staande voet is de ernstige verwijtbaarheid van [verweerster] gegeven en kan [verweerster] ingevolge artikel 7:653 lid 4 BW geen rechten ontlenen aan het beding. De vordering is toewijsbaar als hierna te melden.

10. Ook de vordering [verweerster] te veroordelen specificaties te overleggen zal worden toegewezen. De kantonrechter ziet evenwel geen aanleiding een dwangsom aan die veroordeling te koppelen.

10. [verweerster] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [verzoekster] .

Beoordeling van de verzoeken van [verweerster]

24. Nu zoals hiervoor is uitgelegd geen sprake is van een dringende reden, wordt het verzoek om [verzoekster] te veroordelen [verweerster] de gefixeerde schadevergoeding te betalen afgewezen.

24. De gevorderde aanvullende schadevergoeding ex artikel 7:661 BW wordt eveneens afgewezen. [verweerster] stelt dat sprake was van opzet dan wel bewuste roekeloosheid aan de zijde van [verzoekster] , maar de kantonrechter volgt haar daar niet in. [verweerster] grondt haar vordering uitsluitend op het wegnemen en kwijtraken van de tas. Dat is geen bewust roekeloos gedrag, temeer nu [verzoekster] , zoals hiervoor is geoordeeld, dronken was en black-outs had en niet bewust de tas is kwijtgeraakt. [verzoekster] kan dan ook niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade van [verweerster] . De schade voor vergoeding van privébezittingen van [naam 2] kunnen bovendien niet in deze procedure worden toegewezen omdat [naam 2] in privé geen partij is. Eventueel kan [naam 2] zelf nog een vordering tegen [verzoekster] instellen, waarbij wordt opgemerkt dat [verzoekster] eerder heeft aangeboden de tas te vergoeden.

24. [verweerster] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:

Ten aanzien van de verzoeken van [verzoekster] (EA 22-299):

veroordeelt [verweerster] om [verzoekster] binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking een billijke vergoeding te betalen van € 10.000,00 bruto;

veroordeelt [verweerster] om binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking aan [verzoekster] te betalen:
a) € 1.199,70 bruto aan achterstallig salaris over de periode 1 t/m 8 maart 2022:
b) € 3.360,00 bruto aan openstaande vakantiebijslag;
c) € 1.352,33 bruto aan vergoeding voor openstaande vakantiedagen;
d) 25% wettelijke verhoging over de onder a t/m c bepaalde bedragen;
e) de wettelijke rente over de onder a t/m d bepaalde bedragen vanaf 6 mei 2022 tot de voldoening;

veroordeelt [verweerster] om [verzoekster] binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking deugdelijke specificaties van de bedragen te verstrekken;

verklaart voor recht dat [verweerster] geen rechten kan ontlenen aan het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding;

veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op:
salaris € 747,00
griffierecht € 244,00
totaal € 991,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;

wijst het meer of anders verzochte af;

Ten aanzien van de verzoeken van [verweerster] (EA22-284):

wijst de verzoeken af;

veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw.

Ten aanzien van alle verzoeken:

veroordeelt [verweerster] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. van de Poel, kantonrechter en op 20 juli 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.