vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: C/13/692040 / HA ZA 20-1079
Vonnis in incident tot voeging van 13 juli 2022
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING (FNV),
gevestigd te Utrecht,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CNV VAKMENSEN,
gevestigd te Utrecht,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident tot voeging,
advocaat mr. M.H.D. Vergouwen te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEMPER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
belanghebbende in het incident tot voeging,
advocaat mr. J.M. van Slooten te Amsterdam,
1. de stichting
STICHTING [eiser i.h. inc. 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [eiser i.h. inc. 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3. [eiser i.h. inc. 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
4. [eiser i.h. inc. 4],
wonende te [woonplaats 3] ,
eisers in het incident tot voeging,
advocaat mr. D.F. Berkhout te Amsterdam.
Partijen in de hoofdzaak worden hierna FNV en CNV en Temper genoemd.
Eisers in het incident tot voeging worden hierna respectievelijk ‘de Stichting’, [eiser i.h. inc. 2] , [eiser i.h. inc. 3] en [eiser i.h. inc. 4] genoemd.
2 De verdere beoordeling in het incident tot voeging
2.1.
In het vonnis in incident tot voeging van 4 mei 2022 heeft de rechtbank als volgt overwogen:
“4.13 In de tweede plaats betwisten FNV en CNV dat de Stichting een representatieve belangenvertegenwoordiger van de [eiser i.h. inc. 1] is. Hiertoe wijzen zij erop dat de Stichting wel heeft gesteld dat zij een achterban heeft van 971 Participanten die gebruik maken van het Temper-platform, maar geen participatieovereenkomsten in het geding heeft gebracht. Daarnaast voeren FNV en CNV aan dat het Temper en niet de Stichting is geweest die de afgelopen maand meerdere mails heeft verstuurd aan personen die via Temper werkzaamheden hebben verricht, alsmede gezorgd heeft voor pop-ups in de Temper-app waarin door Temper aangedrongen wordt om zich aan te sluiten bij de Stichting. Bij gebrek aan inzage in de financiële stukken van de Stichting, moet het er bovendien voor gehouden worden dat de externe financier van de Stichting - gelet op haar belang daarbij - Temper is. Verder wijzen FNV en CNV erop dat voor aansluiting bij de Stichting, op de website van Temper aangeduid als de [eiser i.h. inc. 1] Foundation, men alleen een eenvoudig formulier met personalia hoeft in te vullen, hetgeen niet gelijk staat aan een ondertekende participatieovereenkomst. Ook wijzen FNV en CNV erop dat de [eiser i.h. inc. 1] een worst is voorgehouden indien zij zich zouden aansluiten bij de Stichting, te weten dat zij het eerste jaar van hun arbeidsongeschiktheid 90% in plaats van 70% van hun inkomen doorbetaald krijgen. De [eiser i.h. inc. 1] die zich hebben aangesloten bij de Stichting hebben dus geen enkel idee welke doelstellingen zij ondersteunen. Tot slot wijzen FNV en CNV erop dat de [eiser i.h. inc. 1] geen enkele inspraak in het doel en de werkzaamheden van de Stichting hebben, niet weten wie de bestuurders van de Stichting zijn en ondanks een knop ‘lees meer’ op de website achter de vraag “wil je invloed uitoefenen op ons beleid, wordt lid van ons bestuur” niet duidelijk wordt op welke wijze [eiser i.h. inc. 1] lid kunnen worden van het bestuur.
4.14
Op grond van dit gemotiveerde betoog van FNV en CNV moet voorshands worden betwijfeld dat de Stichting een voldoende representatieve, van Temper onafhankelijke belangenvertegenwoordiger van de [eiser i.h. inc. 1] is, zoals zij wel stelt te zijn. Nu de Stichting evenwel nog niet in de gelegenheid is geweest om op dit betoog van FNV en CNV te reageren, en zij daar wel uitdrukkelijk om heeft verzocht, zal de rechtbank haar daartoe in de gelegenheid stellen tijdens een op 12 mei 2022 te houden mondelinge behandeling in dit incident tot voeging.”
2.2.
Op 12 mei 2022 heeft, zoals hiervoor al overwogen, de bedoelde mondelinge behandeling in het incident tot voeging plaatsgevonden. De Stichting heeft daarbij het volgende naar voren gebracht.
2.2.1.
De representativiteit van de Stichting volgt uit haar statuten, waarin staat vermeld dat zij opkomt voor de belangen van [eiser i.h. inc. 1] , en uit de werkzaamheden van de Stichting. Zo heeft de Stichting in korte tijd concrete onderhandelingsresultaten met Temper bereikt op het gebied van het no show-beleid en innovatieve nieuwe collectieve verzekeringen. Ook heeft de Stichting diverse besprekingen gehad met andere platforms (Roamler en Planet Interim), en heeft zij een hele reeks andere platforms uitgenodigd voor overleg. Verder mengt de Stichting zich actief in het publieke debat. De Stichting heeft zich beziggehouden met het opzetten van haar infrastructuur, met haar officiële perslancering, en zij heeft een eerste nieuws-e-mail verstuurd naar de participanten. Ten slotte heeft zij een groot aantal [eiser i.h. inc. 1] - inmiddels 2800 - aan zich weten te binden als aanhang.
2.2.2.
Aan de achterban van de Stichting wordt voldoende informatie ter beschikking gesteld waaruit zij kunnen afleiden dat de Stichting een belangenbehartiger is die opkomt voor de rechten van [eiser i.h. inc. 1] en die in dat kader onderhandelt met platforms, overheid en vakbonden. Zo is er de informatie op de aanmeldpagina, krijgen de participanten e-mails van de Stichting, worden de participanten bij de aanmelding gewezen op de site van de Stichting en heeft de Stichting haar statuten toegankelijk gemaakt voor de buitenwereld. De governance-verplichtingen van artikel 3:305a Burgerlijk Wetboek gelden niet voor de Stichting, omdat zij in deze procedure niet degene is die een rechtsvordering als bedoeld in dat artikel instelt.
2.2.3.
De statuten van de Stichting verzekeren tot slot haar onafhankelijkheid van platforms zoals Temper. Platforms hebben geen goedkeuringsrechten of enige invloed op de koers van de Stichting. De bestuurders van de Stichting zijn niet in dienst bij Temper of afhankelijk van Temper en de Stichting is ook financieel onafhankelijk van de platforms. De stichting heeft weliswaar een financiële bijdrage van € 25.000,- van Temper gekregen, maar de Stichting is volledig vrij dit kapitaal te besteden zoals zij goeddunkt. De Stichting zal ook van andere platforms een financiële bijdrage proberen te krijgen, aldus steeds de Stichting.
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Stichting met dit betoog de in het vonnis in incident tot voeging van 4 mei 2022 genoemde twijfel niet weg kunnen nemen. Het gaat dan om de totstandkoming van de participatieovereenkomsten; ook na de gegeven toelichting blijft de vraag of het de [eiser i.h. inc. 1] daarbij voldoende duidelijk was welke doelstelling (van de Stichting) zij daarmee ondersteunden. Ook gaat het om de betrokkenheid van Temper bij de financiering van de Stichting, die de Stichting heeft bevestigd. Tot nu toe is Temper de enige geweest die de Stichting heeft gefinancierd en haar voornemen om in de toekomst ook financiering van andere platforms te verkrijgen is te weinig concreet en in het geheel niet onderbouwd. Bovendien blijkt tegelijkertijd uit de gegeven toelichting dat de activiteiten van de Stichting op dit moment voornamelijk gericht zijn op oriëntatie, informatievergaring, en de opbouw en de opzet van haar eigen structuur, hetgeen op een beginstadium van een organisatie duidt. Daarmee kan nog niet van voldoende representatie worden gesproken, laat staan van een aanwijsbare achterban.
2.4.
Vanwege de genoemde twijfel is niet gebleken dat de Stichting een voldoende representatieve, van Temper onafhankelijke belangenvertegenwoordiger van de [eiser i.h. inc. 1] is en dat zij daarom een voldoende eigen en zelfstandig belang heeft bij voeging teneinde “het geluid” van de [eiser i.h. inc. 1] op een van Temper onafhankelijke manier in de hoofdzaak naar voren te kunnen brengen. De Stichting ontbeert dus een belang als bedoeld in artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bij de door haar gevorderde voeging. De vordering tot voeging van de Stichting stuit daarop af.
2.5.
De vordering tot voeging is deels toegewezen (wat betreft [eiser i.h. inc. 2] , [eiser i.h. inc. 3] en [eiser i.h. inc. 4] ) en deels afgewezen (wat betreft de Stichting). Daarin ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen de partijen in het incident te compenseren op de wijze zoals hierna in het dictum is vermeld.
2.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.