Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2023:2930

Rechtbank Amsterdam
04-05-2023
09-06-2023
732447 HA RK 23-122
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Tussenuitspraak

aanhouding voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst bestuurder stichting ivm feitenvaststelling bodemprocedure

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2023-0712
VAAN-AR-Updates.nl 2023-0712

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

Ref. 33494

beschikking van 4 mei 2023

In de zaak met zaaknummer 732447 HA RK 23-122

De stichting Stichting Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis

gevestigd te Amsterdam

verzoekster

gemachtigde: mr. H.A. van Hapert

t e g e n

[verweerster]

wonende te [woonplaats]

verweerster

gemachtigde: mr. L.F. Jagtenberg

Partijen zullen hierna [verweerster] en Atria genoemd worden.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Atria heeft op 16 februari 2023 een voorwaardelijk verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden. Dit verzoek is geregistreerd bij kanton met zaaknummer 10355722 EA VERZ 23-179. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 april 2023. De zaak is gevoegd en dus gelijktijdig behandeld met de zaken tussen partijen met nummers 732448 HA RK 23-123 (v/h: 10406530 EA23-283, toekenning vergoedingen) en C/13/732489 / HA ZA 23-374 (v/h: 10339600 CV EXPL 23-2327, bodemprocedure). De in die zaken overgelegde stukken worden geacht eveneens in onderhavige procedure te zijn ingebracht en omgekeerd.

Voor Atria zijn verschenen mw. [naam 1] , dhr. [naam 2] , mw. [naam 3] en mw. [naam 4] , allen lid van de Raad van Toezicht, vergezeld door de gemachtigde. [verweerster] is in persoon verschenen, vergezeld door haar gemachtigde en mr. C.N.M. Lahaije.

Ter zitting is door de kantonrechter geconstateerd, en door partijen bevestigd, dat de kantonrechter niet bevoegd is om van onderhavig geschil kennis te nemen, aangezien [verweerster] statutair directeur van Atria is. De zaak, die door de vorige gemachtigde van [verweerster] aanhangig was gemaakt en bij het team kanton bekend onder zaaknummer 10406530 EA VERZ 23-283, is ter zitting verwezen naar het team handelszaken van de Rechtbank Amsterdam. De mondelinge behandeling is vervolgens voortgezet door de handelsrechter. De eerderbedoelde gevoegde zaken zullen eveneens door de handelskamer van deze rechtbank worden behandeld (de nieuwe zaaknummers zijn respectievelijk: 732448 HA RK 23-123 en C/13/732489 / HA ZA 23-374)

Partijen hebben daarna hun standpunten uitgebreid toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota, en vragen beantwoord.

Ten slotte is vonnis in het incident (de provisionele vordering) gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.

1.1.

Atria is een stichting met (onder meer) als doel toonaangevend te zijn als landelijk en internationaal opererend kennisinstituut op het gebied van vrouwengeschiedenis en de emancipatie van vrouwen, in al hun diversiteit, en het bewerkstelligen van zowel gelijkwaardige gender- als etnische verhoudingen en het bevorderen van de naleving van internationale verdragen, afspraken en richtlijnen op het gebied van mensenrechten van vrouwen en gelijke behandeling.

1.2.

[verweerster] is door één van de bestuursleden van Atria benaderd om te solliciteren, hetgeen [verweerster] heeft gedaan. Daarbij heeft zij een uitgebreid CV meegestuurd. [verweerster] is vervolgens op 1 oktober 2019 in dienst getreden van Atria als (statutair) directeur bestuurder. Het laatstverdiende salaris bedraagt
€ 10.931,99 bruto per maand, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering.

1.3.

In artikel 1 van de arbeidsovereenkomst staat:
Van de Algemeen Directeur-Bestuurder wordt verwacht dat zij zich richt naar de binnen de stichting en met de Raad van Toezicht overeengekomen geldende gebruikelijke normen (…)

1.4.

Artikel 10 van de arbeidsovereenkomst bevat de volgende bepaling:
Artikel 10. Opzegtermijn
De tussentijdse opzegtermijn, als bedoeld in artikel 2.5 van de CAO, bedraagt voor Werkgever en Werknemer twee maanden, tenzij op grond van artikel 7:672 van het Burgerlijk Wetboek een langere opzegtermijn in acht dient te worden genomen.
Conform de Statuten Stichting Kennisinstituut voor Emancipatie en Vrouwengeschiedenis, hoofdstuk III, artikel 4 lid 4 heeft de Werkgever te allen tijde het recht de Werknemer te schorsen dan wel te ontslaan. De Werknemer ontvangt in dat geval een vertrekpremie van 2 maandsalarissen onder voorwaarde van het akkoord gaan met beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder juridische procedures tegen de werkgever. Deze vertrekpremie maakt onderdeel uit van de transitievergoeding.

1.5.

In januari/februari 2022 heeft mediation over de verhouding tussen de Raad van Toezicht (verder RvT) van Atria en [verweerster] plaatsgevonden. Deze is zonder positief resultaat door [verweerster] beëindigd.

1.6.

De RvT heeft in de periode van december 2021 tot en met maart 2022 diverse meldingen ontvangen over het gedrag van [verweerster] , waaronder op 20 maart 2022 van de (externe) vertrouwenspersoon van Atria. De directeur emancipatie heeft Atria namens de Minister van OCW op 11 april 2022 bericht dat zij verschillende signalen heeft ontvangen over een verstoord werkklimaat en verdeeldheid binnen de organisatie.

1.7.

Atria heeft vervolgens besloten dat er een (extern) onderzoek moest worden uitgevoerd. [verweerster] is betrokken bij de zoektocht naar een extern onderzoeksbureau en bij (het opstellen van) de onderzoeksopdracht, waarmee [verweerster] in april 2022 heeft ingestemd.

1.8.

Na ontvangst van verschillende offertes, welke op 25 mei 2022 zijn besproken in een bijeenkomst van [verweerster] en de RvT, is gekozen voor bureau Hoffmann.

1.9.

Op 27 mei 2022 heeft [verweerster] zich telefonisch ziekgemeld.

1.10.

Hoffmann is op 7 juli 2022 gestart met haar onderzoek naar (seksueel) grensoverschrijdend gedrag / intimiderend gedrag van, dan wel het niet integer handelen door [verweerster] .

1.11.

Per brief van 10 oktober 2022 heeft Hoffmann een vragenlijst aan [verweerster] voorgelegd. [verweerster] heeft daar op gereageerd.

1.12.

Op 1 november 2022 is [verweerster] niet verschenen op het (telefonische) spreekuur van de bedrijfsarts. Op 7 november 2022 is [verweerster] door Atria gesommeerd om haar re-integratieverplichtingen na te komen en is zij gewaarschuwd dat Atria het loon mag opschorten.

1.13.

Naast het externe onderzoek door Hoffman heeft ook een intern onderzoek door de tijdelijke voorzitter van de RvT mr. drs. [naam 4] (verder [naam 4] ) plaatsgevonden. Dit onderzoek zag op gebeurtenissen rond (mogelijke manipulatie van) het medewerkerstevredenheidsonderzoek (verder: het MTO), fondsenwerving en het CV van [verweerster] .

1.14.

Hoffmann heeft op 29 november 2022 aan Atria gerapporteerd.

1.15.

Bij brief van 5 december 2022 heeft Atria op de voet van artikel 3:49 BW de arbeidsovereenkomst met [verweerster] vernietigd op grond van bedrog, subsidiair dwaling. In de brief stelt Atria het (volgens haar grensoverschrijdende) gedrag van [verweerster] , het door [verweerster] wijzigen van de uitkomsten van het MTO, de onjuistheden in het CV van [verweerster] en het door [verweerster] niet beschikken over fondsenwervende kwaliteiten, aan de orde.

1.16.

Per brief van 6 december 2022 is [verweerster] door Atria opgeroepen voor een vergadering van de RvT van 22 december 2022, met op de agenda het (voorwaardelijk) ontslagbesluit van [verweerster] als statutair directeur.

1.17.

[verweerster] is door Atria op 13 en 15 december 2022 in de gelegenheid gesteld om het (ongecensureerde) rapport van Hoffmann en het interne rapport van [naam 4] in te komen zien. Zij noch haar advocaat hebben daarvan gebruik gemaakt.

1.18.

[verweerster] en haar gemachtigde hebben zich op 22 december 2022 ’s ochtends voor de vergadering van de RvT afgemeld en zijn niet verschenen.

1.19.

Tijdens de vergadering van de RvT op 22 december 2022 is het besluit tot voorwaardelijk ontslag van [verweerster] unaniem genomen. Bij e-mail van 27 december 2022 is het besluit aan [verweerster] kenbaar gemaakt.

1.20.

Atria heeft bij verzoek van 22 maart 2023 verzocht om toekenning van een billijke vergoeding en betaling van een vertrekpremie, dan wel transitievergoeding.

Verzoek

2. Atria verzoekt om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden, voor zover in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis onherroepelijk komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst niet reeds is geëindigd vanwege de buitengerechtelijke ontbinding van 5 december 2022 en/of het ontslagbesluit van de RvT van 22 december 2022, in samenhang met de 15 april rechtspraak. Atria verzoekt om in dat geval te ontbinden op de kortst mogelijk termijn, en zonder toekenning van een transitievergoeding en/of billijke vergoeding. Atria stelt daartoe dat sprake is van verwijtbaar handelen (e-grond), een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en een combinatie daarvan (i-grond).

Verweer

3. [verweerster] voert aan dat het ontbindingsverzoek van Atria niet voldoet aan de eisen van artikel 7:671b lid 1 en 2 BW. Gronden worden nauwelijks aangedragen en niet onder-bouwd. Daarnaast is [verweerster] ziek zodat het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW van toepassing is, en de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst ook verband houdt met die ziekte.

Beoordeling

4. Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover die nog bestaat, moet worden ontbonden en zo ja op welke grond en op welke termijn. Tussen partijen wordt nog (uitgebreid) geprocedeerd over de buiten-gerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst van 5 december 2022 en de opzegging van 22 december 2022. Of in onderhavige zaak sprake is van een arbeidsovereenkomst die nog bestaat en dus mogelijk ontbonden kan worden, zoals door Atria is verzocht bij verzoekschrift van 16 februari 2023, is derhalve nog onduidelijk.

5. Alvorens onderhavig verzoek inhoudelijk kan worden beoordeeld is van belang dat duidelijkheid bestaat over de tussen partijen vaststaande feiten en omstandigheden. Immers legt Atria de verwijten die zij [verweerster] maakt in het kader van de buiten-gerechtelijke vernietiging van 5 december 2022 en de opzegging door de RvT op 22 december 2022 ook aan onderhavig ontbindingsverzoek ten grondslag. De daaromtrent nog vast te stellen feiten en omstandigheden zijn zowel relevant voor de beoordeling van de ontbindingsgrond als ook voor de termijn van de ontbinding. Omtrent die feiten en omstandigheden bestaat nog onvoldoende duidelijkheid om een beslissing te nemen.

6. In de bodemprocedure, bekend onder zaaknummer C/13/732489 / HA ZA 23-374, liggen de buitengerechtelijke vernietiging van 5 december 2022 en het ontslagbesluit van 22 december 2022 voor. Zowel als aan de buitengerechtelijke ontbinding als aan de opzegging van 22 december 2022 heeft Atria (deels) dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd, die thans als grond voor de (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden aangevoerd. Zoals uit het voorgaande blijkt is de uitkomst van die zaak relevant voor de beoordeling in onderhavig geschil. Gelet op de zorgvuldigheid acht de rechtbank het wenselijk dat op onderhavig verzoek zoveel mogelijk gelijktijdig zal worden beslist. Gesteld noch gebleken is dat onderhavig verzoek zodanig spoedeisend is dat het afwachten van de uitkomst van die procedure een onredelijke vertraging in de behandeling oplevert. De rechtbank zal onderhavige zaak derhalve aanhouden tot daarin is beslist.

BESLISSING

De rechtbank:

houdt de beslissing in onderhavige procedure voor onbepaalde tijd aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.V. Ulrici, bijgestaan door mr. J. Higler-Huisman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2023

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.