3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal, dus van alle onderdelen van de tenlastelegging (a tot en met d), moet worden vrijgesproken dan wel dat deze gedraging (indien bewezen) niet zonder meer aan verdachte als rechtspersoon kan worden toegerekend. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet opzettelijk heeft gehandeld en daarom (partieel) van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting het standpunt ingenomen dat het schuin omhoog hijsen van de betonslang de oorzaak is geweest van het ongeval en dat verdachte had moeten weten dat hierdoor gevaar op een ongeval bestond, terwijl in de tenlastelegging alleen de (hijs)werkzaamheden met de betonslang worden genoemd als oorzaak van het ongeval en niet specifiek het schuin hijsen. Aan de hand van het dossier stelt de rechtbank wat betreft de oorzaak van het ongeval het volgende vast. Uit het onderzoek ter plaatse is gebleken dat tijdens het (schuin) omhoog hijsen van de betonslang met behulp van de derde lier van de funderingsmachine de hijskabel met hijshaak is klem gelopen tussen het werkplatform en de boormotor, waarna door het voortduren van de opgaande hijsbeweging het werkplatform van de boormotor is losgeraakt en naar beneden is gevallen. De rechtbank is aan de hand van die vaststelling nagegaan of de verwijten in de tenlastelegging onderbouwing vinden in het dossier. Naar aanleiding daarvan is de rechtbank, met de raadsman, tot de conclusie gekomen dat verdachte niet in strijd heeft gehandeld met de in de tenlastelegging genoemde voorschriften van de Arbowet en het Arbobesluit.
Onderdeel a van de tenlastelegging
De werkgever legt bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren, de risicobeperkende maatregelen en de risico’s voor bijzondere categorieën werknemers (artikel 5, eerste lid, Arbowet). De rechtbank is van oordeel dat nu in geen enkele instructie (ook niet vanuit de branche) het gevaar is onderkend dat bij het hijsen van een betonslang de kabel kan vastraken in een onderdeel van de funderingsmachine (waardoor het werkplatform kon bezwijken en vallen), ook verdachte niet kan worden verweten dit gevaar niet te hebben onderkend. In geen enkele instructie stond beschreven welke specifieke risico’s er verbonden waren aan het hijsen van een betonslang. Van verdachte als werkgever kan dan ook niet worden verwacht dat zij in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk had vastgelegd welke risico’s dergelijke hijswerkzaamheden voor de betreffende werknemers met zich meebrengen. Daarom kan niet bewezen worden dat verdachte artikel 5, eerste lid, van de Arbowet heeft overtreden.
Onderdeel b van de tenlastelegging
De werkgever licht haar werknemers doeltreffend in over de te verrichten werkzaamheden, de daaraan verbonden risico’s en de te nemen maatregelen om deze risico’s te voorkomen of te beperken (artikel 8, eerste lid, Arbowet). Het voorgaande (onder a) brengt met zich dat verdachte haar werknemers evenmin doeltreffend heeft kunnen inlichten en voldoende instructies heeft kunnen geven over de aan (hijs)werkzaamheden (met de betonslang) verbonden risico’s. Immers: dat gevaar was nergens onderkend en verdachte behoorde daar dus ook niet van op de hoogte te zijn. Daarom kan niet bewezen worden dat verdachte artikel 8, eerste lid, van de Arbowet heeft overtreden.
Onderdeel c van de tenlastelegging
De werkgever neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de arbeidsmiddelen tijdens de gehele gebruiksduur toereikend worden onderhouden zodat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van werknemers zoveel mogelijk wordt voorkomen (artikel 7.5, eerste lid, Arbobesluit). Niet kan worden vastgesteld dat het dakraam ten tijde van het ongeval beslagen was, aangezien pas ongeveer twee uur na het ongeval is geconstateerd dat het dakraam beslagen was en dit niets zegt over het moment van het ongeval. Als al sprake was van een beslagen dakraam aan de binnenkant, dan hadden werkende ruitenwissers aan de buitenkant dit niet kunnen voorkomen. Een eventueel beslagen dakraam kon daarnaast handmatig verholpen worden, zonder dat daarvoor werkende ruitenwissers noodzakelijk waren. De enkele omstandigheid dat de ruitenwissers niet werkten, maakt nog niet dat de machinist op het moment van het ongeval geen goed zicht had. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat verdachte als werkgever dit arbeidsmiddel tijdens de gebruiksduur niet toereikend heeft onderhouden. Daarom kan niet bewezen worden dat verdachte artikel 7.5, eerste lid, van het Arbobesluit, heeft overtreden.
Onderdeel d van de tenlastelegging
De werkgever plaatst, bevestigt, gebruikt en richt een arbeidsmiddel zodanig in dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet (verschuiven, omvallen, kantelen etc.) zoveel mogelijk wordt voorkomen (artikel 7.4, derde lid, Arbobesluit). De rechtbank leest het verwijt onder d zo dat verdachte wordt verweten geen maatregelen te hebben getroffen om te voorkomen dat de hijskabel vastliep. Voor zover het schuin hijsen de oorzaak is geweest van het ongeval, kan verdachte hiervoor niet verantwoordelijk worden gehouden. Uit het dossier blijkt dat in het medewerkershandboek is opgenomen dat iedere medewerker de juiste gebruikersmethodes, procedures en werkinstructies dient te kennen en daarnaar dient te handelen. Ook staat in dit handboek dat altijd zuiver verticaal moet worden gehesen en dat het een ieder ten strengste is verboden om zich onder een last te begeven. Over de hijsdraad is hierin opgenomen dat beklemming voorkomen moet worden. Uit het dossier blijkt voorts dat [slachtoffer] dit handboek heeft ontvangen en gelezen. Door deze bepalingen in het medewerkershandboek op te nemen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank voldoende maatregelen getroffen om te voorkomen dat de hijskabel zou vastlopen waardoor niet kan worden gezegd dat verdachte de funderingsmachine niet op de juiste wijze heeft gebruikt. Daarom kan niet bewezen worden dat verdachte artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit heeft overtreden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de haar in de tenlastelegging gemaakte verwijten en dat verdachte moet worden vrijgesproken van de verwijten in alle onderdelen van de tenlastelegging.