11. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of [verzoeker] al dan niet terecht op staande voet is ontslagen. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet moet sprake zijn van een onverwijlde opzegging wegens een dringende reden en die reden moet onverwijld aan de werknemer zijn medegedeeld.
11. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
11. [verzoeker] heeft er terecht op gewezen dat bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden alleen de bij het ontslag opgegeven redenen worden betrokken, die zijn verwoord in de ontslagbrief van 21 februari 2023. De door E-Bizz naderhand ontdekte mogelijke misstanden kunnen daarom in deze procedure geen rol spelen.
11. Dat neemt niet weg dat naar het oordeel van de kantonrechter de opzegging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was, nu [verzoeker] heeft erkend dat hij de handtekening van [naam 2] geregeld heeft nagemaakt bij het aangaan van overeenkomsten op naam van de onderneming, zonder diens toestemming. Zelfs als in één enkel geval in 2020 [naam 2] hiermee akkoord is gegaan, dan was dit nog geen vrijbrief om de handtekening naar eigen inzicht te gaan gebruiken. Daarbij kan in het midden blijven of [verzoeker] daarbij persoonlijk voordeel heeft behaald, zoals E-Bizz stelt en [verzoeker] gemotiveerd heeft betwist. Dat [naam 2] in de periode van 2 januari 2021 tot 22 oktober 2021 niet bereikbaar zou zijn geweest gedurende zijn verblijf in Spanje wegens gebrek aan bereik/internet, maakt dit oordeel niet anders.
11. Op grond van het vorenstaande is op zichzelf sprake van een geldige dringende reden. Het ontslag is echter niet onverwijld gegeven, terwijl dat op grond van artikel 7:677 lid 1 BW wel is vereist. Dit wordt als volgt toegelicht. Op 16 januari 2023 is binnen heel E-Bizz gecommuniceerd dat [verzoeker] zou stoppen en dat vanaf dat moment alle beslissingen over de bedrijfsvoering door [naam 2] zouden worden genomen. [verzoeker] werd daarmee feitelijk uit zijn functie gezet. Op 18 januari 2023 heeft de gemachtigde van E-Bizz [verzoeker] gesommeerd vragen over de bedrijfsvoering te beantwoorden. Op 24 januari 2023 heeft [verzoeker] daarop in een uitgebreid bericht gereageerd. Op 8 februari 2023 heeft tussen partijen en hun gemachtigden een gesprek plaatsgevonden over overdracht van werkzaamheden. Tijdens dat gesprek heeft [verzoeker] volgens E-Bizz erkend dat hij de handtekening van [naam 2] heeft gebruikt en ook heeft hij toen niet aan overdracht (van onder andere passwords) willen meewerken en heeft hij verkeerde informatie over een lening van Heeren Trading Company B.V. verstrekt, aldus E-Bizz. Op 10 februari 2023 heeft [verzoeker] per e-mail nog informatie aan E-Bizz gestuurd. Op 21 februari 2023 vond het ontslag plaats. Voor zover E-Bizz heeft willen aanvoeren dat zij in de tussenliggende periode(n) onderzoek deed naar [verzoeker] heeft zij dat onvoldoende toegelicht, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Zo had zij kunnen toelichten welke feiten zij aan het onderzoeken was en wat zij daartoe heeft ondernomen, zeker nu uit haar eigen stellingen volgt dat de feiten die aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd op 8 februari 2023 al grotendeels bekend waren. Een onderzoek moet immers voortvarend plaatsvinden omdat na het ontdekken van feiten die een dringende reden opleveren zo spoedig mogelijk het ontslag op staande voet gegeven moet worden. Weliswaar voert E-Bizz aan dat zij de zaak nu nog steeds in onderzoek heeft, maar waar het om gaat is welk onderzoek zij tussen 16 januari 2023 (en meer in het bijzonder 8 februari 2023) en 21 februari 2023 heeft verricht. Nu onvoldoende is toegelicht dat een onderzoek heeft plaatsgevonden en dat dit voldoende voortvarend is geweest, blijft het ontslag niet in stand.
11. Dit betekent dat de gevraagde verklaring voor recht wordt toegewezen en dat de loonvordering en de gefixeerde schadevergoeding alsmede de wettelijke rente toewijsbaar zijn als na te melden. De wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW wordt beperkt tot 25%, gelet op de hiervoor toegelichte bijzondere omstandigheden. De gefixeerde schadevergoeding bedraagt € 9.049,14 bruto. De gevraagde transitievergoeding wordt ook toegewezen, nu het handelen van [verzoeker] wel een dringende reden oplevert maar niet ernstig verwijtbaar is. Dat is gelegen in het feit dat [naam 2] zich gedurende lange tijd in Spanje had teruggetrokken waar hij niet altijd goed bereikbaar was. Tegelijkertijd had [naam 2] [verzoeker] met de dagelijkse leiding belast, zonder volmacht om overeenkomsten aan te gaan. Het handelen van [verzoeker] is daarmee niet goed te praten, maar begrijpelijk is wel dat [verzoeker] heeft gezocht naar een manier om te doen wat nodig was om de onderneming draaiende te houden.
11. De gevraagde billijke vergoeding zal worden afgewezen, omdat het gebruik van de handtekening naar het oordeel van de kantonrechter zodanig verwijtbaar is dat dit ook zonder het ontslag op staande voet op korte termijn tot beëindiging van het dienstverband zou hebben geleid. Verder wordt [verzoeker] met de gefixeerde schadevergoeding gecompenseerd voor de opzegging zonder inachtneming van de opzegtermijn.
11. Gelet op het voorgaande wordt het tegenverzoek van E-Bizz tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding afgewezen.
11. Bij deze uitkomst is er aanleiding de kosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.