Eerste aanleg - enkelvoudig,Mondelinge uitspraak,Proces-verbaal,Tussenuitspraak
Mondeling uitspraak. Verzoek deels niet-ontvankelijk en voor het overige spoorwissel. Een werkgever heeft het verzoek van werkneemster om te mogen doorwerken tot haar pensioenrichtleeftijd afgewezen. Het door haar gedane verzoek tot het toekennen van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW wordt wegens termijnoverschrijding niet ontvankelijk verklaard. Voor het eveneens gedane verzoek tot toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW geldt de vervaltermijn van artikel 7:686a BW niet. Dit verzoek hangt onvoldoende samen met het verzoek tot het toekennen van een billijke vergoeding, om ook dit verzoek niet ontvankelijk te verklaren. Aangezien het (overblijvende) verzoek van de werkneemster is gebaseerd is op afdeling 1 van titel 10 van boek 7 zal de procedure ten aanzien van dit verzoek worden voortgezet worden volgens de regels van de dagvaardingsprocedure.
Proces-verbaal van mondeling uitspraak in de zaak van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekster
nader te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. H.H.A. Lewin
t e g e n
de besloten vennootschap Deloitte Group Support Center B.V.
gevestigd te Amsterdam
verweerster
nader te noemen: Deloitte
gemachtigde: mr. D.M. Fernhout
Op 9 november 2023 zijn voor mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, bijgestaan door mr. E.J.E. van IJken, griffier, ter zitting verschenen:
-
[verzoekster] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde;
-
namens Deloitte mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde.
Het procesdossier bestaat uit het verzoekschrift, met producties, dat bij de griffie is binnengekomen op 31 augustus 2023, en een verweerschrift, met producties.
Partijen hebben bij de mondelinge behandeling hun standpunten toegelicht, op elkaars standpunten gereageerd en vragen van de kantonrechter beantwoord. Ondanks pogingen daartoe kon een schikking niet worden bereikt. De kantonrechter heeft daarna medegedeeld dat zij mondeling uitspraak zal doen. De zitting is gesloten, waarna de kantonrechter in aanwezigheid van partijen mondeling de navolgende uitspraak heeft gedaan.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uit de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen volgt dat [verzoekster] op 1 september 1972 bij (de rechtsvoorganger van) Deloitte in dienst is getreden in de functie van laatstelijk DP&S assistant. [verzoekster] heeft op [datum] de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. [verzoekster] heeft reeds voor die datum te kennen gegeven te willen doorwerken tot de persioenrichtleeftijd van 68 jaar, waardoor het dienstverband 13 maanden langer zou (moeten) doorlopen. Deloitte heeft daarmee niet ingestemd en de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op grond van artikel 7:669 lid 4 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) opgezegd tegen 1 juli 2023.
[verzoekster] verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW, dan wel een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek. Voorts heeft zij een incidenteel verzoek gedaan tot verstrekking van voor de beoordeling van deze zaak relevante informatie.
Deloitte heeft zich allereerst beroepen op termijnoverschrijding zijdens [verzoekster] . [verzoekster] heeft haar verzoek tot het toekennen van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW inderdaad niet binnen de geldende termijn van artikel 7:686a lid 4 onder a BW gedaan, zodat zij met betrekking tot dit verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dat staat los van de vraag of hier een billijke vergoeding op die grondslag toewijsbaar is.
De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat het verzoek tot het toekennen van een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW niet zodanig samenhangt met het verzoek ex artikel 7:681 BW, dat dit laatste verzoek zonder nadere toets hetzelfde lot zou moeten ondergaan. Nu (de termijn van) de verzoekschriftprocedure als bedoeld in artikel 7:686a BW alleen is voorgeschreven ten aanzien van een verzoek tot het toekennen van een billijke vergoeding uit hoofde van een beƫindiging van het dienstverband op grond van afdeling 9 van titel 10 van boek 7 BW en het (overblijvende) verzoek van [verzoekster] gebaseerd is op afdeling 1 van titel 10, zal de procedure ten aanzien van het verzoek tot toekennen van een schadevergoeding voortgezet worden volgens de regels van de dagvaardingsprocedure.
Gelet op het bepaalde in artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient daarom als volgt te worden beslist. BESLISSING De kantonrechter:
verklaart [verzoekster] niet ontvankelijk in het door haar gedane verzoek op grond van artikel 7:681 BW;
beveelt dat de procedure in de stand waarin zij zich bevindt, wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;
bepaalt dat de zaak op de rolzitting van dinsdag 5 december 2023 zal komen;
stelt [verzoekster] in de gelegenheid op voormelde rolzitting bij akte haar stellingen aan de toepasselijke procesregels aan te passen;
bepaalt dat Deloitte nadien in de gelegenheid zal worden gesteld om hierop te reageren;
houdt iedere verder beslissing aan.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal
De griffier De kantonrechter
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: