Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2024:4075

Rechtbank Amsterdam
08-07-2024
02-08-2024
10981759 EA VERZ 24-227
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Beschikking

Het geschil draait om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen Metyis, als werkgever, en verweerder, als werknemer, ontbonden moet worden, en zo ja, onder welke voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat het dienstverband moet eindigen, maar kent verweerder wel een aantal vergoedingen toe.

Rechtspraak.nl
VAAN-AR-Updates.nl 2024-0954
AR-Updates.nl 2024-0954
RAR 2024/152

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht- team kanton

zaaknummer: 10981759 EA VERZ 24-227

beschikking van: 8 juli 2024

func.: 245.MVU

Beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Metyis B.V.

gevestigd te Amsterdam

verzoekster, nader te noemen: Metyis

gemachtigde: mr. W.M. Blom

t e g e n

[verweerder]

wonende te [woonplaats]

verweerder, nader te noemen: [verweerder]

gemachtigde: mr. D. van Gerven

Samenvatting van het geschil

Het geschil draait om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen Metyis, als werkgever, en [verweerder] , als werknemer, ontbonden moet worden, en zo ja, onder welke voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat het dienstverband moet eindigen, maar kent [verweerder] wel een aantal vergoedingen toe.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Metyis heeft op 9 februari 2024 een verzoekschrift ingediend, met producties, dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] . [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend, ook met producties, dat ook (voorwaardelijk) tegenverzoeken bevat, primair tot wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon, subsidiair tot toekenning van diverse vergoedingen, met nevenverzoeken.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Metyis nog twee keer nadere stukken ingediend. Ook [verweerder] heeft nadere stukken ingezonden.

Het verzoek is mondeling behandeld op 10 juni 2024. Metyis is verschenen bij [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , en de gemachtigde met mr A.S. Jonker. [verweerder] is in persoon verschenen, vergezeld door een tolk en bijgestaan door de gemachtigde.

Partijen hebben ter zitting hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht. De kantonrechter heeft vragen gesteld en een schikking onderzocht. Die kon niet worden bereikt. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.

1.1.

Metyis is een mondiaal opererende onderneming op het gebied van consultancy. De Nederlandse vestiging heeft (ruim) 200 medewerkers; wereldwijd meer dan 800. Metyis kent in Nederland een aandeelhouder-/partnerstructuur, waarin 11 partners middels een managementovereenkomst als aandeelhouder deel nemen. Metyis is gevestigd in Amsterdam.

1.2.

[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1977 en derhalve 46 jaar oud, is op 1 mei 2019 bij Metyis in dienst getreden, op uitdrukkelijk verzoek van Metyis en op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [verweerder] kreeg daarbij de titel “Partner”, maar zou (nog) niet als partner deelnemen in Metyis. Het salaris van [verweerder] bedraagt laatstelijk € 13.490,74 bruto per maand, exclusief bonus en overige emolumenten. De arbeidsovereenkomst bevat een regeling voor een concurrentiebeding en een geheimhoudingsbeding. [verweerder] heeft 25 vakantiedagen en de arbeidsovereenkomst geeft [verweerder] recht op een bonus van maximaal 20% van het jaarsalaris, afhankelijk van het presteren van de onderneming en van [verweerder] zelf.

1.3.

[verweerder] was voor zijn indiensttreding werkzaam in India, waar hij een hoge en goed betaalde positie had. Hij is door Metyis benaderd en overgehaald om naar Nederland te komen om hier te werken, in plaats van de werkzaamheden voor Metyis in India uit te voeren. [verweerder] is met zijn gezin naar Nederland verhuisd, waar zijn vrouw bij Accenture is gaan werken. Hij is begonnen op basis van een werk-/verblijfsvergunning met garantstelling van Metyis, waardoor [verweerder] in aanmerking kon komen voor de fiscaal gunstige 30%-regeling.

1.4.

[verweerder] is op 1 mei 2019 bij Metyis in Nederland begonnen. Voorafgaand aan zijn indiensttreding zijn gesprekken gevoerd over de invulling van het dienstverband. Het was de bedoeling van partijen dat [verweerder] op korte termijn zou doorgroeien naar een partner-positie. Hij heeft vanaf het begin de daarbij behorende taken en verantwoordelijkheden gekregen.

1.5.

Na een aantal maanden heeft Metyis met [verweerder] besproken dat zijn werkwijze niet aansloot bij hetgeen Metyis van [verweerder] verwachtte met name voor wat betreft het genereren van omzet, wat nodig is voor het doorgroeien naar partner. Een van de partners, [naam 4] , heeft daarop de begeleiding van [verweerder] op zich genomen. Deze begeleiding zou drie maanden duren, maar is daarna met drie maanden verlengd.

1.6.

In een e-mail van 29 januari 2020 heeft [naam 4] verkort weergegeven [verweerder] bericht dat hij zorgen had over de kansen van [verweerder] bij Metyis. De mail stelt:
(…) You have confirmed your optimism (“confidence” in your words) that you will be able to demonstrate the required client impact & team leadership success during the next 3 months and will be able to build ~2m Euro book of YGroup business in 2020. As much as I would like to share your believe, my concern is that you are in the early stages of the advisory learning curve and I see no supporting data points for your optimism during your first nine months at YGroup. Also we discussed that your role at Carlsberg is not really partner level. As a partner, your success at Y is of course measured in Euro partner revenue contribution, first and foremost.
So whilst I am committed to continue the performance improvement path in YGroup with you for another three months, I don’t think we can conclude that the past 3 months have had the success we both aimed for. Therefore I have suggested that you start exploring in parallel external options that could be a better fit with your specific capabilities & style. I have offered to help with introductions. (…)

1.7.

Na afronding van de begeleiding in voorjaar 2020 is [verweerder] blijven werken op directeursniveau, maar is ontheven van een aantal partnertaken en verantwoor-delijkheden. [verweerder] bleef de titel partner gebruiken en zijn salaris is niet aangepast.

1.8.

In 2020, 2021 en 2022 is de eigen omzet van [verweerder] blijven steken op een bedrag tussen € 125.000 (2020) en € 791.665 (2021). In de loop van 2023 kwam de door [verweerder] gegenereerde omzet (€ 186.583) evenmin in de buurt van het door Metyis gewenste bedrag van € 2 mio.

1.9.

[verweerder] heeft in 2022 en 2023 bonussen (0over voorgaande jaren) ontvangen; over 2023 heeft hij geen bonus uitgekeerd gekregen.

1.10.

Tussen mei 2020 en september 2023 heeft [verweerder] geen (schriftelijke) waarschuwing of signaal van Metyis ontvangen dat zijn functioneren niet zou voldoen. Op 21 september 2023 hebben [naam 1] en [naam 2] , beiden partner bij Metyis, met [verweerder] een gesprek gevoerd. De uitnodiging voor het gesprek bevatte geen duidelijk onderwerp. Over de inhoud van het gesprek lopen de meningen uiteen; volgens [naam 1] is tegen [verweerder] gezegd dat partijen uit elkaar gingen, welke boodschap volgens [naam 1] door [verweerder] werd begrepen en geaccepteerd: “The message was clear, understood, not disputed en “well received”, in een e-mail van [naam 1] aan collega’s. [verweerder] heeft een andere lezing van het gesprek, in die zin dat hij volledig verrast werd door de boodschap dat Metyis de arbeidsovereenkomst wenste te beëindigen, terwijl hij juist verder wilde met het partner-traject.

1.11.

In het gesprek is [verweerder] vrijgesteld van werkzaamheden, in die zin dat hij de lopende projecten zou afmaken, openstaande declaraties zou innen en zich verder volledig kon richten op het vinden van een nieuwe werkkring. Of [verweerder] in november/ december 2023 inhoudelijk werk voor Metyis heeft verricht, is niet duidelijk geworden.

1.12.

Op 15 december 2023 hebben partijen verder gesproken. Metyis heeft daarin bevestigd dat zij van [verweerder] afscheid wilde nemen, liefst zo snel mogelijk. In zijn schriftelijke reactie op dit gesprek – die deels een samenvatting is van hetgeen volgens [verweerder] is besproken – heeft [verweerder] aangestipt dat een aantal punten voor hem belangrijk waren, waaronder zijn verblijfstatus na 1 mei 2024, genoeg tijd om een goede positie elders te vinden en zijn financiële verplichtingen.

1.13.

Op 9 januari 2024 hebben partijen nogmaals verder gesproken en daarna is schriftelijk verder overleg gevoerd. Er is geen overeenstemming bereikt over wanneer en de voorwaarden waaronder het dienstverband van [verweerder] bij Metyis zou eindigen. Beide partijen hebben elkaar over en weer in de opvolgende correspondentie steeds oplopende verwijten gemaakt. Op 8 maart 2024 heeft Metyis het verzoek tot ontbinding ingediend.

1.14.

Metyis heeft [verweerder] over de eerste twee weken van mei 2024 geen salaris uitbetaald.

1.15.

[verweerder] heeft het werk niet meer (volledig) hervat. Zijn verblijfsstatus is via het werk van zijn echtgenote bij Accenture, inmiddels geregeld.


Verzoek

2. Metyis verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden, primair op de d-grond (disfunctioneren) of op de g-grond (verstoorde arbeidsverhouding), en subsidiair op de i-grond (combinatie van omstandigheden). De transitievergoeding dient volgens Metyis te worden vast gesteld op € 26.093,- bruto, terwijl [verweerder] geen andere vergoedingen worden toegekend en met veroordeling van [verweerder] in de kosten van het geding. Metyis legt meerdere redenen aan haar verzoek ten grondslag.

3. d-grond; disfunctioneren
Allereerst stelt Metyis – samengevat – dat [verweerder] disfunctioneert, omdat hij onvoldoende omzet weet te genereren. Van [verweerder] wordt verwacht dat hij – net als de andere partners – een omzet van tenminste € 2 mio per jaar maakt, terwijl [verweerder] zijn eigen salaris nog niet eens weet te realiseren, de overhead niet mee gerekend. Een verbetertraject in 2020 heeft niets opgeleverd. Daarnaast komen er klachten van klanten over [verweerder] , en er zijn klanten die niet meer met [verweerder] willen samenwerken. Na zijn demotie in 2020 lukt het [verweerder] niet om op het gewenste niveau te komen en zelfs maar in de buurt te komen van de gewenste targets. Voor Metyis is de maat vol als de omzet van [verweerder] in 2023 extreem laag is. Inmiddels is sprake van systematisch, langdurig onderpresteren.

4. Voorts verwijt Metyis [verweerder] dat hij in 2023 te veel vakantie heeft opgenomen. Iedereen heeft 25 vakantiedagen en [verweerder] heeft er maar liefst 20 te veel opgenomen. Dat is tekenend voor zijn inzet en houding ten opzichte van Metyis.

5. g-grond; verstoorde verhoudingen
Daarnaast stelt Metyis dat de verhoudingen duurzaam en onherstelbaar zijn verstoord. Immers in het gesprek in september 2023 is een ‘gentlemens agreement’ gesloten, inhoudende dat de arbeidsverhouding zou eindigen en [verweerder] zo snel mogelijk een andere baan zou zoeken. In december 2023 kwam [verweerder] op deze afspraak terug, bleek hij niets te hebben gedaan om elders werk te vinden en vervolgens heeft hij tijd zitten rekken en onredelijke voorstellen gedaan. Door de gesloten “gentlemens agreement” te ontkennen heeft [verweerder] het vertrouwen dat Metyis in hem had, diep geschaad. Metyis heeft [verweerder] ondersteuning aangeboden. In ruil daarvoor komt [verweerder] zijn deel van de afspraken niet na. Sterker nog: hij ontkent het bestaan van de afspraken. Metyis heeft altijd mee-gedacht met [verweerder] maar nu is de maat vol. [verweerder] werkt gelet op de omzet en de lege agenda al gedurende het hele jaar 2023 niet of nauwelijks voor Metyis en inmiddels willen meerdere medewerkers niet langer met [verweerder] werken, omdat [verweerder] zijn eigen plan trekt, niet samenwerkt en onnodige druk op de collega’s legt. Daarnaast verwijt Metyis dat [verweerder] haar een valse verklaring wil laten afleggen, alleen om zijn verblijfsstatus veilig te stellen.

6. i-grond; combinatie van gronden
Mochten de bovengenoemde omstandigheden afzonderlijk niet voldoende worden geacht, dan meent Metyis dat het van haar niet kan worden verwacht om de arbeidsover-eenkomst met [verweerder] te laten voort duren. Al vanaf aanvang van het dienstverband startten de problemen in het functioneren van [verweerder] en ondanks van vijf jaren van verbeterkansen laat [verweerder] geen verbetering zien. [verweerder] rekt de arbeidsovereenkomst alleen nog om zijn eigen doel van een permanent verblijf in Nederland te bereiken.

7. herplaatsing
Herplaatsing in een passende functie is volgens Metyis niet mogelijk. [verweerder] is niet geschikt voor de functie van partner en herplaatsing in een andere lagere functie zou neerkomen op een senior rol met een beduidend lager salaris. Dat is geen passende functie. Bovendien ligt dat gelet op de ontbindingsgronden niet in de rede; samen-werking is niet meer mogelijk, nu de verhoudingen volledig verstoord zijn geraakt.

Verweer en tegenverzoeken

8. [verweerder] voert als verweer – samengevat – aan dat de verzoeken van Metyis afgewezen behoren te worden. [verweerder] meent dat de arbeidsverhouding met Metyis kan worden voortgezet en dat daartoe voldoende mogelijkheden zijn ondanks het feit dat in de onderhandelingen over en weer verwijten zijn gemaakt. Van disfunctioneren of een onherstelbare vertrouwensbreuk is in elk geval geen sprake; dat wordt onvoldoende feitelijk onderbouwd.

9. d-grond; disfunctioneren
Toen [verweerder] bij Metyis begon, is er geen inwerkperiode geweest. Dat [verweerder] moest wennen aan een andere manier van werken, betekent niet dat hij disfunctioneerde. [verweerder] kreeg in november 2019 alleen te horen dat hij “meer leiderschap diende te tonen”, zich “kwets-baarder diende op te stellen” en zich “diende te conformeren aan de werkwijze van Metyis”. Over te weinig inzet of omzet is niet gerept. Na de begeleidingsperiode in 2019 en 2020, die in mei 2020 succesvol werd afgerond en die [verweerder] meer als inwerk-traject heeft ervaren, heeft [verweerder] geen beoordelingsgesprek of functioneringsgesprek meer gehad. Hem is niet meegedeeld hij onvoldoende omzet zou genereren of onvoldoende zou functioneren. [verweerder] is nooit geconfronteerd met concrete klachten waar dan ook over.

10. [verweerder] heeft in zijn aangepaste rol als director goed gewerkt en legt een aantal e-mails over waar de tevredenheid van klanten uit volgt. Dat klanten en medewerkers niet meer met hem zouden willen samenwerken, wordt door [verweerder] betwist en door Metyis niet feitelijk onderbouwd. [verweerder] werkte bij Metyis als director en ten onrechte legt Metyis zijn functioneren nu langs de lat van partner. [verweerder] heeft nooit omzet-targets van Metyis gekregen. Indien het daadwerkelijk een must was dat [verweerder] een omzet van € 2,5 mio per jaar zou genereren, dan had het alleszins voor de hand gelegen dat Metyis hem in 2020, 2021 of 2022 een onvoldoende beoordeling zou hebben gegeven of een indringend gesprek met hem zou hebben gevoerd, maar dat is niet gebeurd. [verweerder] heeft zelfs bonussen gekregen. En mogelijkheid tot verbetering heeft [verweerder] niet gekregen.

11. g-grond; verstoorde arbeidsverhouding
Ook van een verstoorde arbeidsverhouding is geen sprake, anders dan dat Metyis deze doelbewust veroorzaakt om van [verweerder] af te komen. Er is geen ‘gentlemens agreement’ gesloten in september 2023, dat volgt nergens uit. [verweerder] dacht dat de vage uitnodiging voor het gesprek was in verband met zijn wens om weer tot de partnervergaderingen te worden toegelaten en in de toekomst weer in het partner-traject te komen. Hij was dan ook zeer verbaasd te horen dat Metyis het dienstverband wilde beëindigen. Besproken is toen dat [verweerder] zich een beeld zou gaan vormen van hoe zijn eventuele vertrek, mede in het licht van zijn verblijfsstatus, er uit zou moeten gaan zien.

12. [verweerder] stelt zijn werkzaamheden niet te hebben neergelegd. Hij heeft na het gesprek in september 2023 gewoon doorgewerkt. In december 2023 hebben partijen weer met elkaar gesproken en daar heeft [verweerder] gesteld graag verder te willen bouwen aan zijn carrière bij Metyis, maar vanzelfsprekend zijn ogen niet te kunnen sluiten voor het standpunt van Metyis. [verweerder] heeft vervolgens de voor hem belangrijke punten van een regeling weer gegeven. De diverse gesprekken verliepen op een respectvolle manier, aldus [verweerder] .

13. Toen echter de raadsman van [verweerder] een voorstel tot beëindiging van het dienstverband naar Metyis stuurde, werd hem plotsklaps verweten volstrekt onredelijk te zijn. [verweerder] kreeg daarbij een buitengewoon onredelijk tegenvoorstel toe gestuurd, waar hij welgeteld vijf uur de tijd voor kreeg om te accepteren op dreiging van verval. Daarna heeft Metyis haar opstelling tegenover [verweerder] alleen maar verder verhard, evident om een frictie in de arbeidsverhouding te creëren. Toen [verweerder] weigerde met het mes op de keel te onderhandelen, heeft Metyis het verzoekschrift ingediend.

14. Daarna heeft Metyis zich ingegraven en [verweerder] volledig ‘kalt gestellt’. Ook heeft Metyis op 30 april plotsklaps het standpunt ingenomen dat [verweerder] niet zou voldoen aan de vereiste voorwaarden om arbeid te verrichten, heeft zij hem afgesloten van alle systemen en heeft hem over de eerste twee weken van mei 2024 geen salaris uitbetaald. Pas op 17 mei 2024 is [verweerder] weer aangesloten, maar salaris over die twee weken heeft hij nog steeds niet ontvangen.

15. Hoewel [verweerder] zich realiseert dat er gesprekken moeten worden gevoerd alvorens hij het werk kan hervatten en mediation misschien voor de hand ligt, zijn de partners van Metyis en hij professioneel genoeg om weer op een goede manier samen te werken.

16. i-grond; combinatie van gronden
Geen van de aangedragen ontslaggronden komt in de buurt van voldragen en om deze reden is er geen grond voor het oordeel dat van de werkgever niet gevergd kan worden het dienstverband met Metyis voort te zetten.

17. herplaatsingsplicht
Metyis heeft nagelaten om met [verweerder] het gesprek over herplaatsing aan te gaan. Niet is onderzocht of er daartoe (wereldwijd) mogelijkheden zijn. Dat had wel in de rede gelegen. [verweerder] heeft ter zitting de bereidheid getoond om een lagere passende functie in overweging te nemen. Daarbij brengt [verweerder] in herinnering dat hij geen partner is, maar directeur en slechts titulair partner.

18. Zelfstandig tegenverzoeken
[verweerder] vordert allereerst loon over de periode 1 tot en met 17 mei 2024, met de maximale wettelijke verhoging en wettelijke rente. De IND heeft bevestigd dat [verweerder] in die periode gewoon werkzaamheden mocht verrichten en dus is er geen reden om hem geen loon uit te keren, mede gelet op het bepaalde in art. 7:628 BW.

19. Nu er geen reden is het dienstverband te ontbinden, dient Metyis hem weder te werk te stellen; [verweerder] vordert veroordeling van Metyis daartoe op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag.

20. Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW, en in geval van ontbinding op de i-grond 1,5 maal de transitievergoeding. Daarnaast verzoekt [verweerder] hem een billijke vergoeding van € 537.000,- bruto toe te kennen en te bepalen dat Metyis geen rechten kan ontlenen aan de bedingen als genoemd in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst; het concurrentiebeding en het relatiebeding.

21. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd zal, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde komen.

Beoordeling

22. Uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In dat verband wordt als volgt overwogen.

22. d-grond; disfunctioneren
Metyis heeft primair disfunctioneren aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Dat [verweerder] heeft gedisfunctioneerd als bedoeld in art. 7:671b jo art. 7:699 lid 3 BW, is niet komen vast te staan. Het enkele feit dat [verweerder] de kennelijk door Metyis gewenste omzet van € 2 mio niet heeft behaald, is daartoe onvoldoende. Niet is onderbouwd dat deze wens realistisch was, dat [verweerder] van het niet halen van zo’n omzet een verwijt kan worden gemaakt, of dat [verweerder] er (na 2020) op is aangesproken of dat, en op welk gebied zijn functioneren te wensen overliet. Daarbij geldt dat een arbeidsovereenkomst een inspan-ningsverbintenis is en geen resultaatsverbintenis, nog los van het feit dat ter zitting is verklaard dat voor een directeur, anders dan voor een partner, geen omzetverplichting van € 2 mio geldt.

22. Anderzijds stelt de kantonrechter vast dat [verweerder] wist of kon weten wat er van hem werd verwacht en ook dat hij die verwachtingen niet heeft waargemaakt. Zo niet van tevoren, dan wel gaande het dienstverband.

22. g-grond; verstoorde arbeidsverhouding
Daarnaast heeft Metyis gesteld dat de arbeidsverhouding te duurzaam en ernstig verstoord is geraakt om het dienstverband voort te zetten. De kantonrechter signaleert dat tot zeer recent de verhouding tussen partijen volgens hen allebei goed te noemen was en dat pas sinds de onderhandelingen rond het door Metyis gewenste einde er fricties zijn ontstaan. Het lijkt er op dat het voorstel voor een regeling zijdens [verweerder] – welk voorstel inderdaad aan de forse kant was – de gemoederen bij Metyis zeer hoog hebben doen oplopen. De verwijten die Metyis jegens [verweerder] vervolgens heeft geuit, hebben de verhoudingen verder onder druk gezet. Dat Metyis het loon in mei 2024 heeft stopgezet, was kinderachtig en beneden niveau, en heeft de verhoudingen geen goed gedaan.

22. Dit alles wegende en gelet op het feit dat partijen tot voor kort met elkaar geen probleem hadden, terwijl niet op enig moment ook maar getracht is om de tijdens de onderhandelingen ontstane verstoring op te heffen, wordt Metyis niet gevolgd in haar stelling dat van een duurzaam en onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding sprake is.

22. Anderzijds geldt wel dat [verweerder] had moeten begrijpen dat op zijn niveau en met zijn inkomen, bij een bedrijf als dat van Metyis, bepaalde financiële verwachtingen horen. Dat heeft [naam 4] in 2020 ook met [verweerder] besproken. Dat er dan bij omzetten, die niet in de buurt komen van hetgeen als verwachting is aangegeven, problemen rijzen, ligt voor de hand. [verweerder] heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid. [verweerder] had, toen hij rond het genereren van omzet problemen ondervond, niet achterover mogen leunen, maar had aan de bel dienen te trekken. Dat heeft [verweerder] gedurende meerdere jaren niet (voldoende) gedaan.

22. herplaatsing
Dan rijst de vraag of Metyis [verweerder] niet had dienen te herplaatsen binnen het bedrijf. Vast staat dat Metyis niet met [verweerder] heeft overlegd of herplaatsing (wereldwijd) tot de mogelijkheden behoorde. Voor Metyis was het besluit gevallen en [verweerder] diende zich daarnaar te voegen. Hoewel met Metyis wordt geoordeeld dat op het niveau van [verweerder] herplaatsing niet snel succesvol zal uitpakken, had zij op zijn minst de mogelijkheid met [verweerder] dienen te bespreken. Dat heeft zij niet gedaan. Metyis heeft [verweerder] “gedicteerd” dat het dienstverband zou eindigen.

22. Anderzijds heeft [verweerder] tot aan de zitting ook niet gesteld dat hij herplaatst kon en wilde worden, tegen een salaris dat bij de dan lagere functie behoort. Integendeel, uit de feiten en omstandigheden volgt dat [verweerder] inzag dat voortzetting van zijn loopbaan bij Metyis verre van aantrekkelijk zou worden. Dat blijkt ook uit zijn bereidhoud om, na de gesprekken van september en december 2023, over een einde van de arbeidsverhouding te onderhandelen. Het daartoe zijdens [verweerder] gedane voorstel was echter – ook voor de kantonrechter – buitensporig en is Metyis duidelijk totaal in het verkeerde keelgat geschoten. Anderzijds was het tegenvoorstel van Metyis, nog los van de termijn waarop dat geaccepteerd moest worden, ook absoluut aan de magere kant voor een medewerker, die is overgehaald om zijn thuisland te verlaten en met zijn gezin naar Nederland te verhuizen. Die situatie brengt voor een werkgever een extra verantwoordelijkheid mee.

22. i-grond; combinatie van gronden
Na deze overwegingen wordt geoordeeld dat hoewel geen sprake is van een voldragen d-grond of voldragen g-grond en ondanks het feit dat Metyis steken heeft laten vallen rond de (mogelijke) herplaatsing van [verweerder] , de combinatie van de twee aangevoerde gronden wel leidt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Succesvolle terugkeer van [verweerder] in zijn functie lijkt niet realistisch. Een voortzetting van dit dienstverband zal – getuige de wijze waarop beide partijen zich kort voor en sinds het indienen van het verzoekschrift hebben ingegraven – slechts tot verdere geschillen leiden. In mediation ziet de kantonrechter geen heil; de daarvoor benodigde wil om er uit te komen, ontbreekt bij partijen – in elk geval bij Metyis - volledig. De arbeidsovereenkomst zal daarom worden ontbonden per 1 september 2024, waarmee de duur van de procedure deels wordt mee gewogen.

22. transitievergoeding
Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden en van ernstig verwijtbaar handelen zijdens [verweerder] geen sprake is, zal de door hem verzochte transitievergoeding op basis van artikel 7:673 BW worden toegekend. Deze heeft de kantonrechter berekend, uitgaande van het salaris, inclusief vakantietoeslag en de gemiddelde bonus berekend over drie jaar, op € 27.391,80 bruto.

22. aanvullende vergoeding
De hoogte van de aanvullende vergoeding is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval en de mate waarin aan (de omstandigheden als genoemd in) de ontslaggronden is voldaan. De kantonrechter ziet aanleiding om [verweerder] in dit geval de maximale vergoeding van 50% (dus de helft van de transitievergoeding) toe te kennen. Daarbij weegt de kantonrechter mee het feit dat [verweerder] geen serieus verbetertraject is aangeboden in 2023 en het ontbreken van een gesprek over herplaatsing. De kantonrechter heeft de transitievergoeding berekend op € 27.391,80 bruto bij een einde van de arbeidsovereen-komst per 1 september 2024; 50% daarvan is € 13.695,90 bruto.

22. billijke vergoeding
De kantonrechter is van oordeel dat Metyis zich rond haar streven naar beëindiging van het dienstverband ernstig verwijtbaar heeft gedragen. Het gaat eenvoudigweg niet aan om een werknemer te verstaan te geven dat hij moet vertrekken en dan hem vervolgens te verwijten een ‘gentlemens agreement’ te schenden als hij daar niet onmiddellijk mee instemt en elders werk vindt. Ook de wijze waarop door Metyis is onderhandeld is niet fraai te noemen. Dit alles geldt te meer indien – zoals hier – de werkgever de werknemer in het buitenland heeft geworven.

22. Voor wat betreft de hoogte van de billijke vergoeding wordt meegewogen dat ook [verweerder] in het geschil een aandeel heeft. [verweerder] wist of kon weten welke verwachtingen bij Metyis leefden, en heeft niet zelf bij Metyis aan de bel getrokken toen zijn omzet ernstig achter bleef. Dat had wel van hem kunnen worden verwacht. Voorts weegt mee de duur van het dienstverband en dat het [verweerder] naar verwachting na 1 september 2024 nog een aantal maanden zal kosten om elders werk te vinden, hoewel hij al sinds september 2023 weet dat voortzetting van het dienstverband voor wat Metyis betreft niet wenselijk is. De billijke vergoeding wordt aldus bepaald op een bedrag van € 50.000,00 bruto.

22. tegenverzoeken
Met [verweerder] wordt geoordeeld dat Metyis niet het recht had om zijn loon over de eerste twee weken van mei 2024 in te houden. De in hoogte verder niet betwiste vordering van [verweerder] tot betaling van het bedrag van € 7.612,18 bruto zal worden toegewezen. Ook de vertragingsverhoging van 50% zal worden toegewezen, omdat Metyis van het niet uitbetalen een verwijt treft.

22. Aangezien sprake is van ernstig verwijtbaar handelen zijdens Metyis zal zij geen rechten kunnen ontlenen aan het concurrentiebeding. Bij het relatiebeding heeft Metyis echter een groot belang en dat blijft in stand.

22. Bij dit alles is Metyis gehouden is om een gebruikelijke eindafrekening op te stellen waarbij zij onder meer de openstaande vakantiedagen en overige emolumenten afrekent.

38. Nu aan de ontbinding een billijke vergoeding wordt verbonden, zal Metyis gelegenheid krijgen het verzoek in te trekken. Indien zij het verzoek intrekt, zal de door [verweerder] gevorderde wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag worden toegewezen. Die dwangsom zal worden gemaximeerd op € 100.000,00.

38. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt, behalve indien Metyis het verzoek intrekt in welk geval zij de kosten dient te dragen.

BESLISSING

De kantonrechter:


Indien Metyis haar verzoek niet intrekt voor 1 augustus 2024:

ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 september 2024;

veroordeelt Metyis tot betaling van de transitievergoeding aan [verweerder] ter hoogte van
€ 27.391,80 bruto;

veroordeelt Metyis tot betaling van de aanvullende vergoeding aan [verweerder] ter hoogte van € 13.695,90 bruto;

veroordeelt Metyis tot betaling van een billijke vergoeding aan [verweerder] ter hoogte van
€ 50.000,00 bruto;

veroordeelt Metyis tot betaling van het achterstallig loon van € 7.612,18 bruto vermeerderd met een vertragingsverhoging van 50% en met de wettelijke rente;

bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;

verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af;


Indien Metyis haar verzoek wel intrekt voor 1 augustus 2024:

veroordeelt Metyis [verweerder] met onmiddellijke ingang in de gelegenheid te stellen zonder enige beperking de bedongen arbeid op de gebruikelijke en overeengekomen wijze te verrichten, waaronder mede te verstaan volledige toegang tot de (digitale) systemen en gebruikmaking van de gebruikelijke bedrijfseigendommen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat Metyis hiermee in gebreke blijft, waarbij boven het bedrag van € 100.000,00 geen dwangsommen meer verschuldigd zullen zijn;

veroordeelt Metyis tot betaling van het achterstallig loon van € 7.612,18 bruto vermeerderd met een vertragingsverhoging van 50% en met de wettelijke rente;

veroordeelt Metyis in de kosten van de procedure, zijnde het salaris gemachtigde op € 1.355,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de dag van de intrekking;

verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.