2 De tenlastelegging
Zaak A
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 11 november 2024 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen, te weten een persoon (aangifte onder nummer [aangever] ), een politieagent (T-1351), een chauffeur en inzittenden van een bus (R-net), een bestuurder en conducteur van een tram (GVB), en tegen goederen, te weten een restaurant ( [restaurant] ), een bus (R-net), een tram (GVB) en een bestelwagen.
Zaak B
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich, samen met iemand anders, op 9 januari 2025 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van 8 gram heroïne en 10 gram cocaïne;
2. het opzettelijk verkopen, afleveren verstrekken, vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van 74 gram hasjiesj.
De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
op 11 november 2024 te Amsterdam, openlijk, te weten op Plein ‘40-’45 en de Slotermeerlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen personen, te weten:
- een persoon (aangifte onder nummer [aangever] ), en
- een politieagent (T-1351), en
- een chauffeur en inzittenden van een bus (R-net), en
- een bestuurder en conducteur van een tram (GVB), en
tegen goederen, te weten:
- een restaurant ( [restaurant] ), en
- een bus (R-net) en
- een tram (GVB) en
- een bestelwagen,
- het zich begeven in en ophouden in en rennen en verplaatsen en meebewegen met een
groep personen op en in de omgeving van Plein ’40-’45, en
- het maken van foto’s en video’s, en
- het afsteken/tot ontploffing brengen van vuurwerk in de directe omgeving van de
zonneluifels en parasols van een restaurant ( [restaurant] ) gelegen aan de Slotermeerlaan
(ZD 10), en
- het gooien van diverse voorwerpen, waaronder houten balken, en het slaan met een houten
balk, tegen een bestelwagen (ZD 05), en
- het slaan en schoppen tegen het lichaam en het slaan tegen het hoofd van een persoon
(aangifte onder nummer [aangever] ) ter hoogte van de Halal Fried Chicken en het gooien
van een voorwerp naar diens hoofd (ZD 03), en
- het gooien van stenen en houten balken tegen een bus van R-net waarin zich een
bestuurder en passagiers bevonden (ZD 07), en
- het gooien van stenen en balken en aangestoken (zwaar) vuurwerk tegen/in een tram van GVB Nederland (waarin zich de bestuurder en de conducteur bevonden) (ZD 02), en
- het slaan tegen de helm van een politieagent (T-1351) (ZD08);
Zaak B
ten aanzien van feit 1:
op 9 januari 2025 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 6,37 gram heroïne, en
- 6,59 gram cocaïne;
ten aanzien van feit 2:
op 9 januari 2025 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, 74 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd.
8 Het beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- verdovende middelen (heroïne) (PL1300-2025006206-6604726)
- verdovende middelen (hasjiesj) (PL1300-2025006206-6604724)
- verdovende middelen (cocaïne) (PL1300-2025006206-6604729)
Onttrekking aan het verkeer
De voornoemde inbeslaggenomen en niet teruggegeven verdovende middelen dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het in zaak B onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
10 De beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 23 januari 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/174698-23, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 24 oktober 2023 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie van 2 weken, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ook bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin in beginsel aanleiding de tenuitvoerlegging van de 2 weken jeugddetentie te bevelen.
Uit het reclasseringsadvies van 7 februari 2025 blijkt echter dat de opgelegde gedragsinterventie nog niet van start heeft kunnen gaan vanwege de wachttijd. Inmiddels zou een behandeling meer op zijn plaats zijn.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook termen aanwezig de proeftijd met toepassing van artikel 6:6:19, eerste lid onder a Sv met 1 jaar te verlengen. Daarbij wijzigt de rechtbank op grond van artikel 6:6:19, eerste lid onder b Sv de bijzondere voorwaarden in die zin dat de voorwaarde ‘gedragsinterventie cognitieve vaardigheden’ wordt opgeheven en de bijzondere voorwaarden van ambulante behandeling en ambulante begeleiding, zoals door de reclassering in de onderhavige strafzaak geadviseerd, worden toegevoegd in de zaak met parketnummer 13/174698-23.
12 De beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
Zaak B
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- verdovende middelen (heroïne) (PL1300-2025006206-6604726)
- verdovende middelen (hasjiesj) (PL1300-2025006206-6604724)
- verdovende middelen (cocaïne) (PL1300-2025006206-6604729)
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen:
Benadeelde ‘ [aangever] ’
Wijst de vordering van de benadeelde partij ‘ [aangever] ’ toe tot een bedrag van € 4.000,- (vierduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 november 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan ‘ [aangever] ’ voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van benadeelde partij ‘ [aangever] ’, aan de Staat € 4.000,- (vierduizend euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 november 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
GVB exploitatie B.V.
Wijst de vordering van de benadeelde partij GVB exploitatie B.V. toe tot een bedrag van € 45.905,38 (vijfenveertig duizend negenhonderdvijf euro en achtendertig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 november 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan GVB exploitatie B.V. voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil
GVB exploitatie B.V.
Wijst de vordering van de benadeelde partij GVB exploitatie B.V. toe tot een bedrag van € 13.567,32 (dertienduizend vijfhonderdzevenenzestig euro en tweeëndertig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 november 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan GVB exploitatie B.V. voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil
Verlengt in de zaak met parketnummer 13/174698-23 de proeftijd met één jaar en wijzigt de bijzondere voorwaarden in die zin dat de voorwaarde ‘gedragsinterventie cognitieve vaardigheden’ wordt opgeheven en de volgende bijzondere voorwaarden alsnog worden gesteld:
- -
Ambulante behandeling: Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- -
Ambulante begeleiding: Veroordeelde laat zich begeleiden door Levvel (IFA coach) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zolang als de reclassering nodig vindt. Hierbij wordt aandacht besteed aan zijn sociale netwerk. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de begeleider geeft.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 februari 2025.