[eiser] vordert na intrekking van de vorderingen onder V en VI van het petitum van de dagvaarding, samengevat, om:
I. Google op straffe van een dwangsom te veroordelen:
primair: tot het herstellen c.q. beschikbaar maken en terugplaatsen van alle accounts, kanalen en video’s van [eiser] op YouTube;
subsidiair: tot het herstellen c.q. beschikbaar maken en terugplaatsen van alle accounts, kanalen en video’s van [eiser] op YouTube, met uitzondering van de video’s waarop [eiser] een strike heeft ontvangen, dan wel die door Google van YouTube zijn verwijderd;
meer subsidiair: tot het herstellen c.q. beschikbaar maken en terugplaatsen van accounts, kanalen en video’s van [eiser] op YouTube, met uitzondering van de video’s waarop [eiser] een strike heeft ontvangen, dan wel die door Google van YouTube zijn verwijderd, onder de voorwaarde dat [eiser] geen nieuwe video’s plaatst tot in een bodemprocedure een eindvonnis is gewezen;
II. Voor zover Google niet wordt veroordeeld tot het onder I gevorderde, Google op straffe van een dwangsom te veroordelen tot nakoming van de Digital Services Act (DSA) en de Platform-to-Business Verordening (P2B), in het bijzonder de artikelen 12, 16 en 17 DSA en de artikelen 4 lid 5 en 12 P2B;
III. Voor zover wordt geoordeeld dat de accounts, kanalen en/of video’s van [eiser] door Google op YouTube moeten worden hersteld, Google te veroordelen om [eiser] onder de gebruikelijke voorwaarden voor vergelijkbare gebruikers tot het YouTube Partner Programma toe te laten en toegelaten te houden;
IV. Google te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.