Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBAMS:2025:3315

Rechtbank Amsterdam
23-05-2025
03-06-2025
C/13/765959 / KG ZA 25-170
Verbintenissenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Kort geding

kort geding. opzegging bankrelatie zakelijk en prive. voortzetting toegewezen. verwijdering registratie IVR idem. internationale handel in oude trucks. terrorismefinanciering [naam organisatie] en factuurfraude niet aannnemelijk

Rechtspraak.nl

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/765959 / KG ZA 25-170 NB/MAH

Vonnis in kort geding van 23 mei 2025

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 1] B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser 2] B.V.,

beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. [eiser 3],

wonende te [woonplaats] ,

eisers bij dagvaarding van 25 maart 2025,

advocaat mr. M. Shaaban te Rotterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

ING BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

gedaagde,

advocaat mr. P. Smits te Amsterdam.

Eisers zullen hierna afzonderlijk [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] worden genoemd. Gedaagde zal aangeduid worden als ING.

1 De procedure

1.1.

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 17 april 2025 hebben eisers de dagvaarding toegelicht. ING heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een vooraf ingediende akte weergave feiten. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.

1.2.

Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:

- aan de kant van eisers: [eiser 3] (eiser 3, eigenaar van [eiser 1] ), zijn echtgenote, zijn zuster [naam zus] en twee werknemers, met mr. Shaaban,

- aan de kant van ING: [naam 1] (senior medewerker FCC1), [naam 2] (bedrijfsjuriste) en een junior medewerker FCC (online, met geluid, zonder beeld), met mr. Smits.

1.3.

Aan het slot van de zitting heeft ING verklaard de opzegging op te schorten tot het vonnis in dit kort geding.

1.4.

Ten slotte is vonnis bepaald op 23 mei 2025 of zoveel eerder als mogelijk.

2 De feiten

2.1.

[eiser 3] is sinds 2014 actief in de internationale in- en verkoop van allerhande trucks en machines, eerst via een eenmanszaak en sinds 2019 via de toen opgerichte vennootschap [eiser 1] . Merendeels betreffen dit motoren die in
(west-)Europa vanwege de steeds strenger wordende milieueisen niet meer te certificeren zijn, maar in landen met minder strenge eisen nog een grote economische waarde vertegenwoordigen (veelal landen in Afrika en het Midden-Oosten).

2.2.

[eiser 3] is via [eiser 2] enig aandeelhouder en enig bestuurder van [eiser 1] . Zijn zuster doet de administratie.

2.3.

Eisers bankieren zowel zakelijk als privé met diverse rekeningen bij ING, de eenmanszaak sinds 2014. Daarop zijn (onder meer) de Algemene Bankvoorwaarden (ABV) van toepassing.

2.4.

Vanaf begin 2023 heeft ING klantonderzoek gedaan naar eisers. Zij heeft vragen gesteld over verschillende transacties en over de bedrijfsvoering bij brieven/e-mails van 25 januari, februari, 20 november 2023, 30 januari, 1, 8 en 29 maart 2024. Eisers hebben daarop geantwoord bij e-mails, met bijlagen, van februari en 28 november 2023, 26 februari, 8 maart, 15 maart, 10 en 26 april en 19 mei 2024.

2.5.

Daarnaast heeft [eiser 3] op 11 april 2024 aan ING gemaild:

“(…) Hierbij ter bevestiging: Op 10-04-2024 dus gister zijn er 13 mailtjes naar jullie uitgegaan met bijbehorende gevraagde documenten (…), hierbij zijn alle 29 vragen beantwoord en voorzien van benodigde documenten. Door de enorme gevraagde stukken kan het zijn dat wij iets over het hoofd hebben gezien en/of niet alle documenten zijn ingeladen als PDF aan het mailtje daarvoor onze excuses en wij horen graag wat u mist.

(…)

Verder wil ik jullie erop attenderen dat wij en in het belang van het voortbestaan van onze bedrijf zijn wij hard bezig om strak en alert te zijn met name op verkopen aan wat wij noemen diverse klanten (afrika e.d) wij zullen onze facturatie systeem beter voorzien van opdrachtgever en ontvanger (consigneer) factuur wordt gebruikt voor verscheep/invoer in het land van bestemming.

PS: voor ons zijn de consigneer naam en bestemming van groot belang om 2 redenen namelijk het willen zeker weten dat het verkochte goed/machine heeft een bestemming naar een handelsland waarmee Nederland handels uitvoert en de naam voor het Douane Exit Document.

Betreft de inkopen vanuit buiten de EU wordt allemaal uitbesteed aan Broekman logistics voor invoer e.d. Inkopen binnen de EU gaan via de weg of per boot, tevens worden alle inkopen en verkopen binnen de EU gemeld op BTW-nummers, dat is het identificatienummer van iedere EU-bedrijf (intracommunautaire verwerving)

(…)”

2.6.

Bij twee vrijwel gelijkluidende brieven, aan [eiser 3] en aan [eiser 2] , van 19 september 2024 heeft ING aangekondigd de bankrelatie met eisers te beëindigen per 19 december 2024 en de persoonsgegevens voor acht jaar op te nemen in het Intern Verwijzingsregister (IVR).

Als grond is vermeld: “Aan de hand van eigen onderzoek door ING en de door u gegeven antwoorden (…), is er volgens ING sprake van onacceptabele risico's in de zin van de Wwft, waardoor zij verplicht is de bankrelatie te beëindigen.”, waarna 12 punten met ‘verdachte’ transacties en omstandigheden worden benoemd en toegelicht.

2.7.

Tegen de opzegging hebben eisers een bezwaar (brief van 25 oktober 2024) en een klacht (brief van 19 december 2024) gericht, die beide door ING ongegrond zijn verklaard. ING heeft haar standpunt gehandhaafd en in de brief van 10 februari 2025, in reactie op de klacht, aangekondigd dat ‘de producten’ per 10 mei 2025 beëindigd worden.

3 Het geschil

3.1.

Eisers vorderen, samengevat:

primair:

- ING te verbieden om uitvoering te geven aan de voorgenomen opzegging van de bankrelatie met eisers en ING te gebieden om alle bankrekeningen, creditcards en internet banking (app) van eisers in stand te laten en uitvoering te geven aan transacties over de rekeningen;

- ING te verbieden eisers op te nemen in het Intern verwijzingsregister of een ander vergelijkbaar register en/of om gegevens daaromtrent te delen met andere banken en/of instanties;

subsidiair:

- ING te gebieden om eisers in ieder geval te laten beschikken over één betaalrekening met internet banking (app), zowel zakelijk als privé, en uitvoering te geven aan transacties over die rekening;

meer subsidiair:

- hetzelfde als primair, maar dan tenminste tot er onherroepelijk over de zaak is beslist in een bodemprocedure;

meest subsidiair:

- hetzelfde als subsidiair, maar dan tenminste tot er onherroepelijk over de zaak is beslist in een bodemprocedure.

Daarnaast vorderen eisers om ING te veroordelen in de proceskosten, nakosten en buitengerechtelijke kosten (€ 925,00), met wettelijke rente.

3.2.

Daartoe stellen eisers, samengevat, het volgende. De eigenaar van [eiser 1] , [eiser 3] , is geboren in Libanon en spreekt naast Frans en Engels ook

Arabisch. Mede daardoor krijgt hij gemakkelijk toegang tot mensen en (zakelijke)

netwerken in het Midden-Oosten en grote delen van Noord-Afrika. Van 1995 tot 2006 heeft hij bovendien in verschillende landen in Noord-Afrika gewoond. Daar hield hij zich bezig met het importeren van gebruikte vrachtwagens, en een groot deel van de huidige zakenpartners van [eiser 1] kent de eigenaar nog persoonlijk uit deze periode. Veel van de zakenpartners in Europa (onder andere uit Portugal, Griekenland en Ierland) zijn net als hijzelf leden van de Libanese diaspora. Zaken gaan veelal via-via in een netwerk van relaties en oude bekenden die elkaar vertrouwen en elkaar de bal toespelen - maar ook van elkaar afhankelijk zijn. Een andere manier van zakendoen dan in Nederland gebruikelijk is, waarbij veel telefonisch of via beeldbellen gaat en niet alles op papier wordt gezet. Noch eisers, noch haar relaties houden zich bezig met illegale activiteiten en zij willen daar niets mee te maken hebben; hun legitieme handel is lucratief. In de afgelopen jaren bedroeg de omzet telkens enige miljoenen euro’s, met een gezond winstpercentage. Eisers houden noch bij ING noch elders krediet aan. Als meldingsplichtige instelling op grond van Wwft meldt [eiser 1] alle ongebruikelijke transacties en in ieder geval alle contante transacties boven € 20.000,- bij de Finance Intelligence Unit (FIU), die daarop nog niets als verdacht heeft aangemerkt. Ook betaalt [eiser 1] BTW en heeft de ficus nooit aanleiding gezien voor onderzoek. Daarnaast hebben eisers naar aanleiding van de vragen van ING diverse verbeteringen in de administratie doorgevoerd en dit ook aan ING laten weten.

3.3.

ING voert, samengevat, het volgende verweer. Op de informatieverzoeken van ING hebben eisers inadequaat en onvolledig gereageerd. In ieder geval hebben zij niet weersproken de zeer concrete en uitgebreid gemotiveerde, in de opzeggingsbrief van 19 september 2024 vermelde, bevindingen omtrent:

(î) derdenbetalingen, (ii) valse facturen, (ii) contante betalingen en/of verrekeningen (zonder duidelijke betaalafspraken tussen [eiser 1] en haar klanten), (iv) discrepanties tussen gefactureerde en betaalde bedragen, (v) transacties met zakelijke wederpartijen die geen website hebben en niet in een bedrijfspand zetelen (maar hun vermeende business doen vanuit een woonhuis), (vi) deelbetalingen die in de tijd ver uit elkaar liggen en zonder (directe) levering van de beweerdelijk verkochte goederen (zoals machines), (vii) facturen waarbij geen of een onvolledig corresponderende transactie op de rekening van [eiser 1] is aangetroffen, (viii) transacties in US$ waarbij de correcte wisselkoerswaarde voor de euro niet is gehanteerd, (ix) facturen zonder adresvermelding van de zakelijke tegenpartij en (x) transacties met particulieren zonder duidelijke verwerking in de administratie. Daardoor, en mede aan de hand van eigen onderzoek, is ING tot de conclusie gekomen dat er sprake was van onacceptabele risico’s in de zin van de Wwft bij voortzetting van de bankrelaties. De door eisers vermelde verbetermaatregelen kunnen de tekortkomingen in het verleden niet opheffen. ING is gerechtigd en daarnaast (op grond van artikel 5 lid 3 Wwft) verplicht om de bankrelaties te beëindigen. De uitoefening van haar contractuele bevoegdheden is niet in strijd met artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.

ING heeft aangekondigd de bankrelaties met eisers per 10 mei 2025 te beëindigen, althans per vonnisdatum. Daarmee is het spoedeisend belang bij de vorderingen gegeven.

Toetsingskader

4.2.

Bij de beoordeling van dit geschil gelden de volgende uitgangspunten.
(1) Op grond van artikel 35 ABV heeft een bank een contractuele bevoegdheid de relatie met een klant te beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd.
(2) De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (zie artikel 6:248 lid 2 BW en HR 10 oktober 2014, ECLl:NL:HR:2014:2929).
(3) Een opzegging moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bancaire zorgplicht (artikel 2 ABV), waarbij het belang om deel te nemen aan het betalingsverkeer voor de rekeninghouders wordt meegewogen. Daarbij moet mede worden betrokken dat het voor (rechts)personen van groot belang is dat zij toegang hebben tot het bancaire systeem. In het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1652) is geoordeeld dat in beginsel op banken op grond van hun maatschappelijke positie ook ten aanzien van niet-consumenten, de verplichting kan rusten een betaalrekening aan te bieden. Daarbij weegt zwaar mee dat het zonder betaalrekening vrijwel onmogelijk is om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren.
(4) Banken hebben op grond van de Wwft een verantwoordelijkheid bij het signaleren van financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt gebruikt (of: misbruikt). Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie up-to-date houden. Als een bank niet aan haar onderzoeksplicht kan voldoen, moet zij de relatie met de klant beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). De bank kan dan immers het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet overzien

(5) Banken hebben geen formele opsporingsbevoegdheden en zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de klant zelf. De klant is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over – onder meer – zijn activiteiten en de wijze waarop hij aan het geld is gekomen dat hij bij de bank onderbrengt (artikelen 2 lid 2, 3 en 7 ABV).

4.3.

In de opzeggingsbrieven noemt ING als grondslag zowel de verplichting tot beëindiging op grond van de Wwft als de bevoegdheid tot opzegging op grond van artikel 35 ABV.

Medewerking aan klantonderzoek

4.4.

De voorzieningenrechter stelt vast dat eisers zich coöperatief hebben opgesteld en steeds snel, onder overlegging van stukken, hebben gereageerd op de vele vragen van ING. Ter zitting heeft ING dat ook erkend. Dat zij er weinig oog voor lijkt te hebben dat het onderzoek – in, volgens ING zelf, maar liefst zes rondes – een grote belasting moet zijn voor het kleine familiebedrijf dat eisers runnen en dat ING niet heeft willen ingaan op de herhaalde uitnodiging om in het bedrijf en de administratie te komen kijken (hetgeen mogelijk misverstanden en stukken had kunnen besparen) is jammer. Echt merkwaardig is dat ING zich (in haar akte) beklaagt over de “stortvloed” aan stukken van de zijde van eisers, terwijl ING zelf voortdurend om documentatie heeft gevraagd.

Eisers kan niet worden verweten dat zij niet goed hebben meegewerkt aan het onderzoek. Naar de voorzieningenrechter begrijpt is de stelling van ING dat de uitkomsten ervan haar niet gerust stelden, met name vanwege onvoldoende inzicht in herkomst en bestemming van geldstromen.

Geen terrorismefinanciering

4.5.

De meest ernstige verdenking van ING is dat eisers – gelet op de gesignaleerde derdenbetalingen – deden aan (Used Car) Trade Based Money Laundering (TBML), waaruit “mogelijk illegale financiering van de terroristische organisatie [naam organisatie] te Libanon” zou voortvloeien. Dit staat niet in de opzeggingsbrief maar wel in de door ING op 15 april 2025 ingediende ‘akte weergave feiten’ als een van de vier aanleidingen voor het klantonderzoek. In die akte staat daarover verder: “ [eiser 1] viel in dat verband op vanwege de frequente financiële transacties (met o.a.(rechts-)personen) in Libanon in combinatie met intensieve activiteiten in de tweedehands autohandel, veelal met partijen in het Midden-Oosten (m.n. in HRC2 Libanon) en West-Afrika. Dit duidt op een beproefde methode van illegale fondsenwerving voor de Libanese terreurorganisatie [naam organisatie] .”

4.6.

Eisers zien hier een bewijs van de vooringenomenheid van ING. Dat [eiser 3] in Libanon is geboren, handel drijft met partijen in Libanon, het Midden-Oosten en West-Afrika blijkt voor ING voldoende om hem te verdenken van het met zijn bedrijf financieren van [naam organisatie] , aldus eisers. Zij vinden dat een ernstige en ongefundeerde beschuldiging. Zij wijzen erop dat [naam organisatie] een beweging van militante moslims is, terwijl [eiser 3] christelijk is en zijn vaderland heeft moeten ontvluchten tijdens de burgeroorlog. Hij ervaart de associatie met [naam organisatie] , zo heeft hij verklaard ter zitting, dan ook als misplaatst, pijnlijk en gevaarlijk.

4.7.

Daarop heeft ING ter zitting verklaard dat zij tegen eisers nooit een concrete verdenking van TBML en terrorismefinanciering heeft gehad, maar dat zij in bepaalde transacties met hoog risico-land Libanon een risico zag en door de gebrekkige administratie van eisers niet kon controleren hoe het precies zat. Zo zag ING in vrachtbrieven van [eiser 1] dat er goederen gingen naar bijvoorbeeld [plaats] , waar [naam organisatie] zeer invloedrijk is. [eiser 3] heeft daarop uitgelegd dat hij de mensen persoonlijk kent en bij hen thuis is geweest, zo ook de man in [plaats] ; deze man is bijna 70 jaar oud, heeft absoluut niets te maken met [naam organisatie] , zit in deze handel sinds 1975, voordat [naam organisatie] ‘geboren’ was, aldus [eiser 3] . ING heeft daar niets tegenin gebracht.

4.8.

De voorzieningenrechter concludeert dat deze ernstige beschuldiging niet voldoende aannemelijk is gemaakt.

12 punten in de opzeggingsbrieven

4.9.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat eisers in hun brieven van 25 oktober en 19 december 2024 en ter zitting plausibele verklaringen hebben gegeven - en waar nodig verbetermaatregelen hebben doorgevoerd - voor de twaalf in de opzeggingsbrieven genoemde punten met volgens ING dubieuze transacties en omstandigheden. Dit algemene beeld kan worden geïllustreerd met de volgende samenvatting van de punten 1 tot en met 4 (waarin ING telkens concludeert dat zij op basis van de aangeleverde verklaring en documentatie de legitimiteit van de tegenpartijen en transacties niet kan verifiëren), uit de opzeggingsbrieven van ING en de reactie daarop van eisers:

l. Derdenbetalingen

ING: Bij diverse transacties verschilt de tenaamstelling op de factuur met die van de partijen waarvan eisers uiteindelijk de betalingen ontvangt, bijvoorbeeld bij een bepaalde betaling van € 51.680,-. De door eisers ter onderbouwing van hun stelling, dat het gaat om bestellingen van tweedehands voertuigen voor een Limited in Nigeria, overgelegde facturen en bills of lading maken voor ING niet duidelijk waarom deze betaling niet is verricht door de gefactureerde partij (de Limited in Nigeria) en wat de connectie is met de betalende (een UK Limited) partij. ING stelt dat eisers geen uitleg hebben gegeven en geen (schriftelijke) communicatie hebben

aangeleverd, waardoor ING onvoldoende vertrouwen heeft in de uitgevoerde due diligence inzake de transacties met de UK Limited. Volgens ING vertonen meerdere transacties dit patroon.

Reactie eisers: Veel transacties betreffen verkopen aan landen met een slecht of niet werkend bancair systeem of landen waar de uitvoer van deviezen aan banden is gelegd door de overheid - vaak met negatieve gevolgen voor de plaatselijke economie. De verkopen via CAP TOUR zijn hier een voorbeeld van. Familieleden in de diaspora leggen geld in om in het land van herkomst achtergebleven verwanten te helpen aan een truck of een machine, en daarmee aan een manier om in hun levensonderhoud te voorzien. Vanwege de vele vragen van ING hierover

accepteert [eiser 3] dit soort transacties niet langer, hetgeen een (bescheiden) negatieve impact heeft op zijn onderneming, maar ook een negatieve impact heeft op de lokale ontwikkelingsmogelijkheden. In het geval van derdenbetalingen gaat [eiser 1] altijd na waarom dit gebeurt, en wat de relatie is tussen de bedrijven. Zij legde dit echter over het algemeen niet uitgebreid (schriftelijk) vast, en erkent dat hier een verbeterslag noodzakelijk is. Deze verbeterslag is al ingezet, en [eiser 1] legt afspraken hierover nu vast in het contract met de afnemer.

2. Transacties met [klant 1]

ING: Naar aanleiding van vragen over overmakingen van in totaal € 110.000,- door eisers in de periode van 9-3-2022 t/m 16-2-2024 naar een rekening ten name van [klant 1] , hebben eisers geantwoord bij deze partij Mercedes trucks te hebben ingekocht en hebben zij ter onderbouwing facturen en transportdocumenten aangeleverd. Daaruit blijkt dat diverse trucks zijn aangekocht voor € 1,000,- per stuk. ING acht dat een onwaarschijnlijk lage prijs, vermoedt dat sprake is van valse facturen en trekt de legitimiteit van de transacties met deze partij in twijfel.

Reactie eisers: De aanname van ING is onjuist. [eiser 3] handelt in

tweedehands trucks en machines en net als tweedehands auto’s kunnen die, afhankelijk van de staat waarin ze verkeren, heel veel waard zijn of bijna niets. Voor trucks die nauwelijks of zelfs niet meer in rijdende staat zijn is de economische waarde gering, en is een aankoopbedrag van € 1.000,- zeker niet ongebruikelijk.

3. Transacties met [klant 2]

ING: naar aanleiding van vragen van ING over transacties met twee heren [klant 2] hebben eisers facturen, inklaringsdocumenten en transportfacturen aangeleverd. Het valt ING op dat een aantal facturen pas maanden later is betaald en dat van een factuur ad € 51.000,- slechts € 31.000,- op de rekening van eisers is binnen gekomen. ING acht het onwaarschijnlijk dat bij bedragen van dergelijke grootte geen schriftelijke betaalafspraken worden gemaakt, zoals eisers stellen, en trekt de verklaring van eisers in twijfel. Ook ontbreken documenten die inzichtelijk maken dat het resterende bedrag contant is betaald. Verder staat op de facturen geen rekeningnummer van de wederpartij. ING vermoedt dat sprake is van valse facturen en trekt de legitimiteit van de transacties met de heren [klant 2] in twijfel.

Reactie eisers:

Naar de contante deelbetaling heeft ING niet eerder gevraagd, maar deze is terug te vinden in bet kasboek. De gang van zaken met [klant 2] vloeit voornamelijk voort uit de al jaren (sinds 2019) voortdurende bankencrisis/economische crisis in

Libanon, waardoor inwoners niet vrijelijk over hun banktegoeden kunnen beschikken, de lira snel devalueert en het land een “dollarized, cash-based economy” is geworden.

Het vermelden van rekeningnummers van de wederpartij is, anders dan ING

stelt, geen wettelijk vereiste.

4. Transacties met [klant 3]

ING: de bedragen op diverse facturen komen niet overeen met corresponderende betalingen (tot een lager bedrag) op de rekening. Verder ziet ING ook hier een factuur die pas maanden later is betaald. Eisers hebben dit niet toegelicht of betaalafspraken onderbouwd. ING trekt de legitimiteit van de transacties met [klant 3] in twijfel.

Reactie eisers: Transacties worden, zoals gezegd, regelmatig met elkaar verrekend. Uit de eerder overlegde delen van de boekhouding is te zien dat de totaalbedragen correct en inzichtelijk zijn. Het staat [eiser 1] en [klant 3] volledig vrij om vorderingen die zij over en weer hebben met elkaar te verrekenen.

4.10.

Bij de punten 5 tot en met 10 gaat het om vergelijkbare vragen van ING inzake transacties met buitenlandse partijen over verschillen tussen factuurbedragen en via de rekening ontvangen of betaalde bedragen en over het ontbreken van documentatie over betaalafspraken en contante betalingen van (delen van) facturen, waarbij de conclusie van ING telkens is dat zij op basis van de aangeleverde verklaring en documentatie de legitimiteit van de tegenpartijen en transacties niet kan verifiëren. Ook deze conclusies van ING zijn na de toelichtingen van eisers moeilijk houdbaar of zijn van onvoldoende gewicht. Daarbij wordt nog in het bijzonder gewezen op de volgende verklaringen van eisers over enkele deelaspecten, die door ING niet of niet afdoende zijn weersproken. Op de vraag van ING onder punt 6 (transacties met [klant 4] ) naar het naleven van de sanctiewetgeving inzake export naar Oekraïne hebben eisers geantwoord dat [klant 4] gevestigd is in het westen van Oekraïne waar geen sancties van toepassing zijn. Met betrekking tot punt 9 (deels contant betaalde transacties) hebben eisers ook nog herhaald dat zij alle contante transacties boven € 2.000,- melden bij de FIU. Wat betreft contante transacties in het algemeen hebben eisers ter zitting nog verklaard dat 15% in contanten contractueel door ING is toegestaan en dat eisers daar in de praktijk bovendien ruim onder blijven. Een en ander is door ING niet weersproken. Met betrekking tot punt 10 (verschil in valuta), hebben eisers toegelicht dat het uiteindelijke effect van koerswisselingen gering is omdat [eiser 1] zowel koopt als verkoopt in euro’s en dollars. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat daar een aanwijzing in gevonden kan worden voor witwassen.

4.11.

Onder punt 11 van de opzeggingsbrieven concludeert ING dat er mogelijk sprake is van factuurfraude, omdat zij meerdere facturen zonder adres van de gefactureerde heeft aangetroffen. In de brief van 25 oktober 2024 erkent [eiser 3] dat hij zich er onvoldoende van bewust is geweest dat facturen het adres van de wederpartij moeten bevatten, maar dat het nu onderdeel van het verbeterplan is om aan deze eis te voldoen; de facturen in 2024 bevatten allemaal wel dat adres.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De beschuldiging van (mogelijke) factuurfraude is een ernstige. Dat geldt ook voor het vermoeden bij punt 2 van valse facturen. Voor beide vermoedens is, zeker na de uitleg van eisers, echter onvoldoende concrete grond. Dat eisers het adres van de gefactureerde vanaf 2024 wel in de facturen vermelden, is bovendien door ING niet weersproken.

4.12.

Tenslotte stelt ING in punt 12 (nogmaals) het ontbreken van schriftelijke communicatie bij het zakendoen door [eiser 3] aan de orde, waardoor ING meent de verklaringen van eisers inzake gemaakte betaalafspraken onvoldoende te kunnen verifiëren. In de brief van 25 oktober 2024 hebben eisers daarop als volgt gereageerd: “Ook het niet meer accepteren van een veelvoud aan kleine transacties van verschillende particulieren zoals gebeurde onder CAP TOUR is onderdeel van het al eerder genoemde verbeterplan. Het maken van (betaal)afspraken met het netwerk van vaste handelspartners gebeurt daadwerkelijk voornamelijk telefonisch en in persoon. Cliënten zijn voornemens de daarbij gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen (voor de eigen administratie).”

4.13.

Naar aanleiding van het algemene verwijt van ING dat eisers er een diffuse wijze van zakendoen en een gebrekkige administratie op nahouden hebben eisers, als gezegd, verbetermaatregelen doorgevoerd en dit gemeld in hun bericht van april 2024 aan ING. In de brief van 25 oktober 2024 van hun advocaat is daaraan nog toegevoegd:

“ [eiser 1] is zo succesvol omdat hij zich wereldwijd in verschillende handelsculturen thuisvoelt, en daardoor een brugfunctie kan vervullen tussen
(west-)Europa en elders. Naar aanleiding van uw onderzoek is cliënt evenwel in gaan zien dat er, wat betreft het voeren van een volledige en inzichtelijke administratie, sprake was van tekortkomingen. Zaken zoals wijzigingen in de orders en onderlinge verrekeningen voert hij niet altijd (volledig) door op papier. Cliënt is wat dit betreft bezig met een verbeterplan, dat reeds in de praktijk wordt uitgevoerd. Een onderdeel hiervan is het niet meer accepteren van transacties van particulieren, waarbij de koopsom (vaak in delen) door familieleden in Europa wordt overgemaakt. Betalingen die voor cliënt niet te achterhalen zijn accepteerde hij al niet, en deze worden na ontvangst teruggestort. (Zie ook de eerder ontvangen

antwoorden op uw vragen 12, 15 en 19, per mail verstuurd op 29 mei 2024). Een overzicht van de terugstortingen kan desgewenst worden aangeleverd.”

4.14.

Wat de privé-rekening van [eiser 3] betreft geldt daarnaast dat ING niet specifiek heeft gemotiveerd waarom ook die moet worden beëindigd, anders dan: “vanwege het doorwerken van de risico’s”. Dat enkele feit is onvoldoende om een verplichting tot beëindiging op grond van de Wwft aan te nemen. Over het gebruik van de privé-rekening heeft ING niets aangevoerd.

Tussenconclusie

4.15.

Naar voorlopig oordeel hebben eisers op de – merendeels op zichzelf begrijpelijke, hoewel soms wat erg gedetailleerde – vragen van ING uitvoerige antwoorden en plausibele verklaringen gegeven, die het blijvende wantrouwen van ING niet rechtvaardigen. Daarnaast hebben eisers ING herhaaldelijk (in ieder geval in brieven/e-mails in april en oktober 2024) geïnformeerd over de door hen doorgevoerde en voorgenomen verbetermaatregelen. Het gaat om serieuze verbeteringen en ING lijkt daar ten onrechte geen waarde aan te hechten.

4.16.

Er is al met al geen begin van een concrete verdenking van witwassen of terrorismefinanciering. Het lijkt erop dat ING vooral moeite heeft met de wat on-Nederlandse manier van zakendoen van [eiser 3] , waarbij veel mondeling gaat en niet alles op papier staat. Dat is echter niet verboden, evenmin als het verboden is om tweedehands auto’s en machines te verhandelen, al dan niet in Hoog Risicolanden zoals Libanon. Gelet op de uit de Wwft voortvloeiende eisen is het wel begrijpelijk dat ING de herkomst en bestemming van transacties via de ING-rekeningen wil kunnen verifiëren. Zij heeft als bank echter ook een zorgplicht richting haar klanten. Het komt dus aan op een belangenafweging.

Belangenafweging

4.17.

Het belang van eisers bij behoud van de rekeningen is groot. Niet alleen is veranderen van bank(rekening) niet goed voor het vertrouwen van haar zakenpartners in [eiser 1] , zoals zij stelt, maar vooral is duidelijk dat het maar zeer de vraag is of eisers elders in Nederland kunnen bankieren. Eisers hebben aangetoond dat zij direct na de eerste vragenbrief van ING in januari 2023 op zoek zijn gegaan naar een andere bank in Nederland maar dat zij tot nu toe uitsluitend afwijzingen hebben ontvangen (van SNS, Revolut, RegioBank, Knab). Daarbij werd vaak de autobranche of het zakendoen buiten Nederland als afwijzingsgrond opgegeven. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat het vrijwel onmogelijk is om elders een bankrekening te openen als eenmaal een rekening is opgezegd. Banken, waaronder ook ING, vragen immers doorgaans aan de aanvrager van een nieuwe rekening of deze elders is geweigerd of opgezegd. Zonder betaalrekening is het vrijwel onmogelijk om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren (zie 4.2). Een en ander betekent dat het voortbestaan van het familiebedrijf, de broodwinning van [eiser 3] (en zijn gezin) en de banen van de medewerkers in het geding zijn. Die belangen wegen zwaar.

4.18.

Daar tegenover staat het belang van ING om te voldoen aan de eisen van de Wft en Wwft. Voor witwassen en terrorismefinanciering ziet de voorzieningenrechter echter als gezegd onvoldoende aanwijzing. Niet weersproken is dat eisers alle ongebruikelijk transacties, en in ieder geval alle contante transacties boven € 20.000,- melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU), die geen van de gemelde transactie als verdacht heeft aangemerkt. Ook is onweersproken dat eisers BTW-aangifte doen en dat de Belastingdienst nooit aanleiding heeft gezien voor nader onderzoek.

De risico’s voor ING van voortzetting van de bankrelaties worden daarom niet hoog ingeschat. Daarbij is ook van belang dat [eiser 1] tot aan de start van het onderzoek, dat mede ingegeven is door de – inmiddels ongegrond gebleken – verdenking van financiering van [naam organisatie] , negen jaar lang zonder problemen klant is geweest van ING.

4.19.

De slotsom is dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van eisers. In deze omstandigheden is de opzegging van de bankrelaties naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daaruit volgt dat er ook geen grond is voor de registratie in het IVR of een vergelijkbaar register van ING. Voor zover de vordering betrekking heeft op het doorgegeven van informatie aan andere instanties is deze onvoldoende concreet gemaakt, zodat dat deel van de vordering niet toewijsbaar is. Voor het overige zal de primaire vordering worden toegewezen.

4.20.

ING zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op:

- dagvaarding € 119,40

- griffierecht 714,00

- salaris advocaat 1.107,00

- nakosten _____ _178,00

Totaal € 2.118,40

Als dit vonnis wordt betekend, moeten bij dit bedrag nog de kosten worden opgeteld die worden genoemd aan het eind van r.o. 5.3 van de beslissing. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente zullen worden toegewezen.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

verbiedt ING om uitvoering te geven aan de voorgenomen opzegging van de bankrelatie met eisers en gebiedt ING om alle bankrekeningen, creditcards en internet banking (app) van eisers in stand te laten en uitvoering te geven aan transacties over de rekeningen;

5.2.

verbiedt ING om eisers op te nemen in het Intern verwijzingsregister of een ander vergelijkbaar register en/of om gegevens daaromtrent te delen met andere banken;

5.3.

veroordeelt ING in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 2.118,40, te vermeerderen met - indien dit vonnis wordt betekend - € 92,00 aan salaris advocaat plus de kosten van betekening, en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.4.

veroordeelt ING tot betaling aan eisers van € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.5.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.3

1 Financial Crime Compliance

2 High Risk Country – vzr.

3 type: MAH coll: EB

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.