4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat eisers zich coöperatief hebben opgesteld en steeds snel, onder overlegging van stukken, hebben gereageerd op de vele vragen van ING. Ter zitting heeft ING dat ook erkend. Dat zij er weinig oog voor lijkt te hebben dat het onderzoek – in, volgens ING zelf, maar liefst zes rondes – een grote belasting moet zijn voor het kleine familiebedrijf dat eisers runnen en dat ING niet heeft willen ingaan op de herhaalde uitnodiging om in het bedrijf en de administratie te komen kijken (hetgeen mogelijk misverstanden en stukken had kunnen besparen) is jammer. Echt merkwaardig is dat ING zich (in haar akte) beklaagt over de “stortvloed” aan stukken van de zijde van eisers, terwijl ING zelf voortdurend om documentatie heeft gevraagd.
Eisers kan niet worden verweten dat zij niet goed hebben meegewerkt aan het onderzoek. Naar de voorzieningenrechter begrijpt is de stelling van ING dat de uitkomsten ervan haar niet gerust stelden, met name vanwege onvoldoende inzicht in herkomst en bestemming van geldstromen.
Geen terrorismefinanciering
4.6.
Eisers zien hier een bewijs van de vooringenomenheid van ING. Dat [eiser 3] in Libanon is geboren, handel drijft met partijen in Libanon, het Midden-Oosten en West-Afrika blijkt voor ING voldoende om hem te verdenken van het met zijn bedrijf financieren van [naam organisatie] , aldus eisers. Zij vinden dat een ernstige en ongefundeerde beschuldiging. Zij wijzen erop dat [naam organisatie] een beweging van militante moslims is, terwijl [eiser 3] christelijk is en zijn vaderland heeft moeten ontvluchten tijdens de burgeroorlog. Hij ervaart de associatie met [naam organisatie] , zo heeft hij verklaard ter zitting, dan ook als misplaatst, pijnlijk en gevaarlijk.
4.7.
Daarop heeft ING ter zitting verklaard dat zij tegen eisers nooit een concrete verdenking van TBML en terrorismefinanciering heeft gehad, maar dat zij in bepaalde transacties met hoog risico-land Libanon een risico zag en door de gebrekkige administratie van eisers niet kon controleren hoe het precies zat. Zo zag ING in vrachtbrieven van [eiser 1] dat er goederen gingen naar bijvoorbeeld [plaats] , waar [naam organisatie] zeer invloedrijk is. [eiser 3] heeft daarop uitgelegd dat hij de mensen persoonlijk kent en bij hen thuis is geweest, zo ook de man in [plaats] ; deze man is bijna 70 jaar oud, heeft absoluut niets te maken met [naam organisatie] , zit in deze handel sinds 1975, voordat [naam organisatie] ‘geboren’ was, aldus [eiser 3] . ING heeft daar niets tegenin gebracht.
4.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat eisers in hun brieven van 25 oktober en 19 december 2024 en ter zitting plausibele verklaringen hebben gegeven - en waar nodig verbetermaatregelen hebben doorgevoerd - voor de twaalf in de opzeggingsbrieven genoemde punten met volgens ING dubieuze transacties en omstandigheden. Dit algemene beeld kan worden geïllustreerd met de volgende samenvatting van de punten 1 tot en met 4 (waarin ING telkens concludeert dat zij op basis van de aangeleverde verklaring en documentatie de legitimiteit van de tegenpartijen en transacties niet kan verifiëren), uit de opzeggingsbrieven van ING en de reactie daarop van eisers:
l. Derdenbetalingen
ING: Bij diverse transacties verschilt de tenaamstelling op de factuur met die van de partijen waarvan eisers uiteindelijk de betalingen ontvangt, bijvoorbeeld bij een bepaalde betaling van € 51.680,-. De door eisers ter onderbouwing van hun stelling, dat het gaat om bestellingen van tweedehands voertuigen voor een Limited in Nigeria, overgelegde facturen en bills of lading maken voor ING niet duidelijk waarom deze betaling niet is verricht door de gefactureerde partij (de Limited in Nigeria) en wat de connectie is met de betalende (een UK Limited) partij. ING stelt dat eisers geen uitleg hebben gegeven en geen (schriftelijke) communicatie hebben
aangeleverd, waardoor ING onvoldoende vertrouwen heeft in de uitgevoerde due diligence inzake de transacties met de UK Limited. Volgens ING vertonen meerdere transacties dit patroon.
Reactie eisers: Veel transacties betreffen verkopen aan landen met een slecht of niet werkend bancair systeem of landen waar de uitvoer van deviezen aan banden is gelegd door de overheid - vaak met negatieve gevolgen voor de plaatselijke economie. De verkopen via CAP TOUR zijn hier een voorbeeld van. Familieleden in de diaspora leggen geld in om in het land van herkomst achtergebleven verwanten te helpen aan een truck of een machine, en daarmee aan een manier om in hun levensonderhoud te voorzien. Vanwege de vele vragen van ING hierover
accepteert [eiser 3] dit soort transacties niet langer, hetgeen een (bescheiden) negatieve impact heeft op zijn onderneming, maar ook een negatieve impact heeft op de lokale ontwikkelingsmogelijkheden. In het geval van derdenbetalingen gaat [eiser 1] altijd na waarom dit gebeurt, en wat de relatie is tussen de bedrijven. Zij legde dit echter over het algemeen niet uitgebreid (schriftelijk) vast, en erkent dat hier een verbeterslag noodzakelijk is. Deze verbeterslag is al ingezet, en [eiser 1] legt afspraken hierover nu vast in het contract met de afnemer.
2. Transacties met [klant 1]
ING: Naar aanleiding van vragen over overmakingen van in totaal € 110.000,- door eisers in de periode van 9-3-2022 t/m 16-2-2024 naar een rekening ten name van [klant 1] , hebben eisers geantwoord bij deze partij Mercedes trucks te hebben ingekocht en hebben zij ter onderbouwing facturen en transportdocumenten aangeleverd. Daaruit blijkt dat diverse trucks zijn aangekocht voor € 1,000,- per stuk. ING acht dat een onwaarschijnlijk lage prijs, vermoedt dat sprake is van valse facturen en trekt de legitimiteit van de transacties met deze partij in twijfel.
Reactie eisers: De aanname van ING is onjuist. [eiser 3] handelt in
tweedehands trucks en machines en net als tweedehands auto’s kunnen die, afhankelijk van de staat waarin ze verkeren, heel veel waard zijn of bijna niets. Voor trucks die nauwelijks of zelfs niet meer in rijdende staat zijn is de economische waarde gering, en is een aankoopbedrag van € 1.000,- zeker niet ongebruikelijk.
3. Transacties met [klant 2]
ING: naar aanleiding van vragen van ING over transacties met twee heren [klant 2] hebben eisers facturen, inklaringsdocumenten en transportfacturen aangeleverd. Het valt ING op dat een aantal facturen pas maanden later is betaald en dat van een factuur ad € 51.000,- slechts € 31.000,- op de rekening van eisers is binnen gekomen. ING acht het onwaarschijnlijk dat bij bedragen van dergelijke grootte geen schriftelijke betaalafspraken worden gemaakt, zoals eisers stellen, en trekt de verklaring van eisers in twijfel. Ook ontbreken documenten die inzichtelijk maken dat het resterende bedrag contant is betaald. Verder staat op de facturen geen rekeningnummer van de wederpartij. ING vermoedt dat sprake is van valse facturen en trekt de legitimiteit van de transacties met de heren [klant 2] in twijfel.
Reactie eisers:
Naar de contante deelbetaling heeft ING niet eerder gevraagd, maar deze is terug te vinden in bet kasboek. De gang van zaken met [klant 2] vloeit voornamelijk voort uit de al jaren (sinds 2019) voortdurende bankencrisis/economische crisis in
Libanon, waardoor inwoners niet vrijelijk over hun banktegoeden kunnen beschikken, de lira snel devalueert en het land een “dollarized, cash-based economy” is geworden.
Het vermelden van rekeningnummers van de wederpartij is, anders dan ING
stelt, geen wettelijk vereiste.
4. Transacties met [klant 3]
ING: de bedragen op diverse facturen komen niet overeen met corresponderende betalingen (tot een lager bedrag) op de rekening. Verder ziet ING ook hier een factuur die pas maanden later is betaald. Eisers hebben dit niet toegelicht of betaalafspraken onderbouwd. ING trekt de legitimiteit van de transacties met [klant 3] in twijfel.
Reactie eisers: Transacties worden, zoals gezegd, regelmatig met elkaar verrekend. Uit de eerder overlegde delen van de boekhouding is te zien dat de totaalbedragen correct en inzichtelijk zijn. Het staat [eiser 1] en [klant 3] volledig vrij om vorderingen die zij over en weer hebben met elkaar te verrekenen.
4.10.
Bij de punten 5 tot en met 10 gaat het om vergelijkbare vragen van ING inzake transacties met buitenlandse partijen over verschillen tussen factuurbedragen en via de rekening ontvangen of betaalde bedragen en over het ontbreken van documentatie over betaalafspraken en contante betalingen van (delen van) facturen, waarbij de conclusie van ING telkens is dat zij op basis van de aangeleverde verklaring en documentatie de legitimiteit van de tegenpartijen en transacties niet kan verifiëren. Ook deze conclusies van ING zijn na de toelichtingen van eisers moeilijk houdbaar of zijn van onvoldoende gewicht. Daarbij wordt nog in het bijzonder gewezen op de volgende verklaringen van eisers over enkele deelaspecten, die door ING niet of niet afdoende zijn weersproken. Op de vraag van ING onder punt 6 (transacties met [klant 4] ) naar het naleven van de sanctiewetgeving inzake export naar Oekraïne hebben eisers geantwoord dat [klant 4] gevestigd is in het westen van Oekraïne waar geen sancties van toepassing zijn. Met betrekking tot punt 9 (deels contant betaalde transacties) hebben eisers ook nog herhaald dat zij alle contante transacties boven € 2.000,- melden bij de FIU. Wat betreft contante transacties in het algemeen hebben eisers ter zitting nog verklaard dat 15% in contanten contractueel door ING is toegestaan en dat eisers daar in de praktijk bovendien ruim onder blijven. Een en ander is door ING niet weersproken. Met betrekking tot punt 10 (verschil in valuta), hebben eisers toegelicht dat het uiteindelijke effect van koerswisselingen gering is omdat [eiser 1] zowel koopt als verkoopt in euro’s en dollars. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat daar een aanwijzing in gevonden kan worden voor witwassen.
4.13.
Naar aanleiding van het algemene verwijt van ING dat eisers er een diffuse wijze van zakendoen en een gebrekkige administratie op nahouden hebben eisers, als gezegd, verbetermaatregelen doorgevoerd en dit gemeld in hun bericht van april 2024 aan ING. In de brief van 25 oktober 2024 van hun advocaat is daaraan nog toegevoegd:
“ [eiser 1] is zo succesvol omdat hij zich wereldwijd in verschillende handelsculturen thuisvoelt, en daardoor een brugfunctie kan vervullen tussen
(west-)Europa en elders. Naar aanleiding van uw onderzoek is cliënt evenwel in gaan zien dat er, wat betreft het voeren van een volledige en inzichtelijke administratie, sprake was van tekortkomingen. Zaken zoals wijzigingen in de orders en onderlinge verrekeningen voert hij niet altijd (volledig) door op papier. Cliënt is wat dit betreft bezig met een verbeterplan, dat reeds in de praktijk wordt uitgevoerd. Een onderdeel hiervan is het niet meer accepteren van transacties van particulieren, waarbij de koopsom (vaak in delen) door familieleden in Europa wordt overgemaakt. Betalingen die voor cliënt niet te achterhalen zijn accepteerde hij al niet, en deze worden na ontvangst teruggestort. (Zie ook de eerder ontvangen
antwoorden op uw vragen 12, 15 en 19, per mail verstuurd op 29 mei 2024). Een overzicht van de terugstortingen kan desgewenst worden aangeleverd.”
4.16.
Er is al met al geen begin van een concrete verdenking van witwassen of terrorismefinanciering. Het lijkt erop dat ING vooral moeite heeft met de wat on-Nederlandse manier van zakendoen van [eiser 3] , waarbij veel mondeling gaat en niet alles op papier staat. Dat is echter niet verboden, evenmin als het verboden is om tweedehands auto’s en machines te verhandelen, al dan niet in Hoog Risicolanden zoals Libanon. Gelet op de uit de Wwft voortvloeiende eisen is het wel begrijpelijk dat ING de herkomst en bestemming van transacties via de ING-rekeningen wil kunnen verifiëren. Zij heeft als bank echter ook een zorgplicht richting haar klanten. Het komt dus aan op een belangenafweging.
4.17.
Het belang van eisers bij behoud van de rekeningen is groot. Niet alleen is veranderen van bank(rekening) niet goed voor het vertrouwen van haar zakenpartners in [eiser 1] , zoals zij stelt, maar vooral is duidelijk dat het maar zeer de vraag is of eisers elders in Nederland kunnen bankieren. Eisers hebben aangetoond dat zij direct na de eerste vragenbrief van ING in januari 2023 op zoek zijn gegaan naar een andere bank in Nederland maar dat zij tot nu toe uitsluitend afwijzingen hebben ontvangen (van SNS, Revolut, RegioBank, Knab). Daarbij werd vaak de autobranche of het zakendoen buiten Nederland als afwijzingsgrond opgegeven. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat het vrijwel onmogelijk is om elders een bankrekening te openen als eenmaal een rekening is opgezegd. Banken, waaronder ook ING, vragen immers doorgaans aan de aanvrager van een nieuwe rekening of deze elders is geweigerd of opgezegd. Zonder betaalrekening is het vrijwel onmogelijk om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en om een bedrijf te exploiteren (zie 4.2). Een en ander betekent dat het voortbestaan van het familiebedrijf, de broodwinning van [eiser 3] (en zijn gezin) en de banen van de medewerkers in het geding zijn. Die belangen wegen zwaar.
4.20.
ING zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 119,40
- griffierecht 714,00
- salaris advocaat 1.107,00
- nakosten _____ _178,00
Als dit vonnis wordt betekend, moeten bij dit bedrag nog de kosten worden opgeteld die worden genoemd aan het eind van r.o. 5.3 van de beslissing. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente zullen worden toegewezen.