Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 498377 \ CV EXPL 07-4219 \ WE/180/TS
uitspraak van 25 februari 2008
Vonnis
in de zaak van
[werknemer]
wonende te Utrecht
eisende partij
gemachtigde mr. F.J.T. van Gelderen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jalo Coding & Labeling B.V.
gevestigd te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde mr. A.J.H.M. Borgers-Leermakers
Partijen worden hierna [werknemer] en Jalo genoemd.
1. Het eerdere verloop van de procedure
Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 5 november 2008
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 21 januari 2008
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1 [werknemer], geboren op [dag en maand] 1960, is met ingang van 1 maart 2000 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Jalo. [werknemer] was laatstelijk werkzaam in de functie van buitendienst medewerker tegen een salaris van € 3.333,90 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en andere emolumenten.
2.2 Op 23 oktober 2006 heeft Jalo het CWI verzocht een ontslagvergunning af te geven voor [werknemer] in verband met bedrijfseconomische redenen. Bij beschikking van 20 december 2006 heeft het CWI Jalo toestemming verleend de arbeidsverhouding met [werknemer] op te zeggen. Jalo heeft de arbeidsovereenkomst met [werknemer], met inachtneming van de opzegtermijn, opgezegd tegen 31 januari 2007.
2.3 Op 3 november 2006 heeft [werknemer] een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Jalo ingediend wegens gewichtige redenen, bestaande uit een verandering in de omstandigheden, onder toekenning van een vergoeding van € 100.112,00 bruto. Bij beschikking van 9 januari 2007 heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen.
3. Het geschil
3.1 [werknemer] vordert
1. te verklaren voor recht dat het aan [werknemer] gegeven ontslag per 1 maart 2007 als kennelijk onredelijk dient te worden beschouwd in de zin van artikel 7:681 van het Burgerlijk Wetboek;
2. Jalo te veroordelen om aan [werknemer] te voldoen een vergoeding van € 91.012,00 bruto in verband met alle nadelige gevolgen en risico’s van het ontslag waaronder toekomstige inkomensderving, pensioenschade, outplacement, kosten rechtsbijstand etc., althans Jalo te veroordelen tot een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen redelijke en billijke vergoeding, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2007 tot de dag der algehele voldoening;
3. Jalo te veroordelen in de proceskosten, die van een eventuele executie daaronder begrepen.
3.2 Aan zijn vordering heeft [werknemer] ten grondslag gelegd dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Jalo kennelijk onredelijk is, aangezien, mede in aanmerking genomen de door Jalo getroffen voorzieningen en de voor [werknemer] bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor [werknemer] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Jalo bij de opzegging.
3.3 Jalo heeft de vordering gemotiveerd weersproken, zoals hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, aan de orde zal komen.
4. De beoordeling
4.1 Voor de kantonrechter is er geen aanleiding om de kantonrechtersformule toe te passen, ook niet analoog, daar deze formule niet geschreven is voor vorderingen wegens kennelijk onredelijk ontslag. Een en ander sluit niet uit dat deze formule een gezichtspunt kan opleveren zowel bij de beantwoording van de vraag of er op de gestelde gronden (het gevolgencriterium) aanleiding is om het ontslag kennelijk onredelijk te beoordelen als bij de toekenning van een redelijke vergoeding.
4.2 De kantonrechter gaat niet in op de door de gemachtigde van [werknemer] geponeerde stelling dat het de voorkeur zou verdienen dat alle kantonrechters bereid zouden moeten zijn kwesties als de onderhavige in een 7:685 BW-procedure te beslissen. De kennelijk onredelijke ontslagprocedures zijn onmiskenbaar zowel formeel als materieelrechtelijk gezien geheel andere procedures dan de 7:685 BW-procedures. Enkel deze verschillen rechtvaardigen al het oordeel dat de aanbevelingen van de kantonrechters niet voor de 7:681 BW-procedure zijn geschreven en derhalve ook niet analoog behoren te worden toegepast.
4.3 Het belang van Jalo bij opzegging van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] is evident. Laat de jaarrekening 2005 nog een positief resultaat van € 3.738,00 zien; de financiële cijfers per 1 september 2006 en de begroting 2006 laten een negatief resultaat van respectievelijk - € 42.759,00 en - € 71.200,00 zien. Daaruit kan worden afgeleid dat het verlies bij ongewijzigd beleid alleen maar groter zal worden. Jalo heeft de bedrijfseconomische noodzaak om tot reorganisatie over te gaan ten gevolge waarvan de arbeidsplaats van [werknemer] komt te vervallen, voldoende aannemelijk gemaakt. Dat de bedrijfseconomische redenen in de risicosfeer van Jalo liggen, maakt het belang van Jalo bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] niet minder evident.
4.4 Ook de gevolgen van de opzegging van de arbeidsovereenkomst zijn voor [werknemer] niet zonder betekenis geweest.
4.5 Tijdens de comparitie van partijen is gebleken dat Jalo in juni 2007 aan [werknemer] een aanbod heeft gedaan om de WW-uitkering gedurende zeven maanden aan te vullen tot 100% van het laatstgenoten salaris en dat Jalo dit aanbod gestand doet.
4.6 Zonder de door Jalo aangeboden suppletieregeling is het aan [werknemer] gegeven ontslag kennelijk onredelijk, daar in dat geval de gevolgen voor [werknemer] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Jalo bij de opzegging. Een suppletieregeling gedurende zeven maanden, overeenkomstig het voorstel zoals door Jalo in juni 2007 gedaan, komt de kantonrechter als een billijke schadevergoeding voor.
4.7 De overige argumenten van [werknemer] en Jalo behoeven geen bespreking meer, daar deze niet van invloed zijn op het hiervoor gegeven oordeel.
4.8 [werknemer] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1 verklaart voor recht dat het aan [werknemer] gegeven ontslag per 1 maart 2007 als kennelijk onredelijk dient te worden aangemerkt;
5.2 veroordeelt Jalo om gedurende zeven maanden de WW-uitkering van [werknemer] aan te vullen tot 100% van het laatstgenoten salaris;
5.3 veroordeelt [werknemer] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de kant van Jalo begroot op € 900,00 aan salaris gemachtigde;
5.4 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5 wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2008.