Vonnis in kort geding
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Arnhem
zaakgegevens 547385 \ VV EXPL 08-20056 \ 343shb
uitspraak van 17 juni 2008
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eisende partij ]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. H.A. Schenke
tegen
de stichting Stichting Orthopedagogische Onderwijsinstellingen Arnhem en Omstreken
gevestigd te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde: mr. I.A. de Roover
Partijen worden hierna [eisende partij ] en de Stichting genoemd.
De procedure
[eisende partij ] heeft een vordering tegen de Stichting ingesteld, zoals weergegeven in de dagvaarding in kort geding van 26 mei 2008. De Stichting heeft daartegen verweer gevoerd in een verweerschrift van 3 juni 2008. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2008. [eisende partij ] en zijn gemachtigde mr. H.A. Schenke waren aanwezig. Namens de Stichting zijn [persoon X] en [persoon Y] verschenen, vergezeld van hun gemachtigde mr. I.A. de Roover. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
[eisende partij ] is op 1 november 1999 bij de rechtsvoorgangster van de Stichting voor onbepaalde tijd in dienst getreden. Sinds 1 augustus 2002 vervult [eisende partij ] de functie van directeur Centrale Dienst. In die functie is [eisende partij ] onder meer belast met de financiën van de Stichting. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het Primair Onderwijs van toepassing.
Op 1 augustus 2006 heeft een fusie plaatsgevonden, waarbij de rechtsvoorgangster van de Stichting in de Stichting opgegaan. Met ingang van diezelfde datum is [persoon X] aangesteld als directeur van de Stichting en is de directeur van de rechtsvoorgangster van de Stichting met pensioen gegaan.
Tussen juli 2007 en begin 2008 is de Stichting gebleken dat zich in de periode voorafgaand aan de fusie financiële onregelmatigheden hebben voorgedaan binnen de organisatie van de rechtsvoorgangster van de Stichting. Naar deze onregelmatigheden worden thans sinds medio maart 2008 een intern en een extern onderzoek uitgevoerd door de centrale directie van de Stichting respectievelijk Ernst & Young Fraud Investigation. Dit onderzoek zal binnenkort, eind juni 2008, worden afgerond.
[eisende partij ] is door de Stichting op 26 februari 2008 met onmiddellijke ingang geschorst. De schorsingsgronden zijn bij brief van 6 maart 2008 aangevuld. [eisende partij ] heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep voor het BO en (V)SO. Deze Commissie heeft [eisende partij ] bij uitspraak van 22 april 2008 in het gelijk gesteld. Ter zitting hebben partijen verklaard zich bij deze uitspraak neer te leggen. De gronden van deze schorsing zijn dan ook niet aan de orde in de onderhavige procedure.
Vervolgens is [eisende partij ] opnieuw geschorst op 25 april 2008, ditmaal wegens een zwaarwegend organisatiebelang als bedoeld in artikel 3:14 lid 1 van de CAO. Deze schorsing is, conform artikel 3.15 lid van de CAO, met ingang van 23 mei 2008 verlengd met drie maanden, wederom wegens een zwaarwegend organisatiebelang. Tegen beide schorsingsbeslissingen heeft [eisende partij ] beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep. Dit beroep is nog niet behandeld.
De Stichting heeft het salaris en de overige emolumenten van [eisende partij ] gedurende de schorsing doorbetaald.
Het geschil en de beoordeling
[eisende partij ] vordert in kort geding de veroordeling van de Stichting tot wedertewerkstelling in zijn functie van directeur Centrale Dienst, met onmiddellijke ingang, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,- per dag dat de Stichting hieraan geen gehoor geeft. Verder vordert [eisende partij ] rectificatie van de schorsing door het verzenden van een e-mail aan alle medewerkers van de Stichting, eveneens op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag dat de Stichting hieraan geen gehoor geeft. Tenslotte vordert [eisende partij ] de veroordeling van de Stichting tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding ten bedrage van € 10.000,-, met wettelijke rente, een en ander kosten rechtens.
De kantonrechter is van oordeel dat [eisende partij ] een spoedeisend belang bij zijn vordering heeft.
De Stichting heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering. Zij stelt dat zij [eisende partij ] in het belang van de organisatie heeft geschorst en dat het gaat om een ordemaatregel, geen disciplinaire maatregel. Het belang van de organisatie bestaat volgens de Stichting uit het naar behoren uitvoeren van het externe onderzoek door Ernst & Young. De stichting stelt dat het interne en externe onderzoek zich onder meer richt op de handelwijze van [eisende partij ] als (voormalig) hoofd financiën. Onderzocht wordt of en zo ja, in hoeverre [eisende partij ] betrokken is geweest bij de geconstateerde onregelmatigheden. Deze onregelmatigheden betroffen volgens de Stichting het voor zichzelf accorderen van reiskostendeclaraties, het ten onrechte verhogen van de werktijdfactor van zichzelf en andere werknemers, het verrichten van onterechte salarisbetalingen, het opvoeren van fictieve dienstverbanden en het onjuist declareren van (teveel) salaris bij het Vervangingsfonds. De Stichting verwijt [eisende partij ] het interne onderzoek te hebben gefrustreerd.
[eisende partij ] heeft ter zitting erkend geen medewerking te verlenen aan het onderzoek door Ernst & Young. Verder is ter zitting door [eisende partij ] erkend dat hij voor de fusie wist van en heeft meegewerkt aan het opvoeren van fictieve dienstverbanden, waarbij de salarisbetalingen aan de voormalige directeur van de rechtsvoorganger van de Stichting werden gedaan als ‘technische verrekening van diensten’. [eisende partij ] heeft verder gezegd dat hij daar nog steeds achter staat en dat hij zijn handelwijze daarin juist vindt.
Het voert in het bestek van deze kort geding procedure te ver om te bezien in hoeverre de verwijten die de Stichting aan [eisende partij ] maakt terecht zijn. De Stichting heeft haar verwijten daarvoor ook onvoldoende onderbouwd met stukken. Dat de Stichting voldoende reden heeft voor het uitvoeren van een onderzoek is door [eisende partij ] op zichzelf niet betwist. De kantonrechter dient in het kader van deze procedure het door de Stichting bepleite belang van het onderzoek door Ernst & Young af te wegen tegen het belang van [eisende partij ] om zijn werk te hervatten. De kantonrechter is, na afweging van deze belangen, van oordeel dat de Stichting vooralsnog voldoende grond heeft om [eisende partij ] niet toe te laten tot zijn werk. Het belang van [eisende partij ] moet daarvoor wijken. Daarbij acht de kantonrechter van belang dat [eisende partij ] weigert mee te werken aan het onderzoek door Ernst & Young en dat hij erkent te hebben meegewerkt aan het opvoeren van fictieve dienstverbanden en het uitvoeren van daaruit voortvloeiende salarisbetalingen aan de voormalig directeur. Het feit dat [eisende partij ] daar nog steeds achter staat, acht de kantonrechter evenzeer van belang. Verder heeft de kantonrechter bij zijn voorlopig oordeel betrokken dat de Stichting ter zitting heeft toegezegd het onderzoek voor de zomervakantie af te ronden, zodat [eisende partij ] niet veel langer meer in onzekerheid zal verkeren over zijn positie. Nu de zomervakantie op 7 juli 2008 zal beginnen, zou de wedertewerkstelling nog maar een paar weken betreffen. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het op de weg van de Stichting ligt om spoedig na afronding van het externe onderzoek een beslissing te nemen over de positie van [eisende partij ].
De kantonrechter zal de vordering tot wedertewerkstelling en de vordering tot rectificatie, die daarmee samenhangt, dan ook afwijzen. De vordering tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding zal eveneens worden afgewezen, omdat de Stichting naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de schorsing in stand kan laten tot het onderzoek is afgerond en die schorsing reeds daarom vooralsnog niet onrechtmatig kan worden geoordeeld.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij moet [eisende partij ] de proceskosten dragen.
De beslissing
De kantonrechter, bij wege van voorlopige voorziening,
wijst de vorderingen van [eisende partij ] af;
veroordeelt [eisende partij ] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.H. Bokx-Boom en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2008.