Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie [woonplaats]
zaakgegevens 522652 \ CV EXPL 07-6738 \ 282fh
uitspraak van 27 juni 2008
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap Hectas Stafdiensten B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Duiven
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. J. Langerhuizen
tegen
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. M.C. Waterink
Partijen worden hierna Hectas en [werknemer] genoemd.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 november 2007 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- het griffie-exemplaar van het vonnis van de kantonrechter van 8 februari 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 17 april 2008.
1. De feiten
1.1. Partijen hebben op 4 juli 2005 een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten. Op grond van die overeenkomst is [werknemer] op 25 juli 2005 voor een periode van zes maanden bij Hectas in dienst getreden in de functie van medewerkster personeelszaken. Bij brief van 21 december 2005 aan [werknemer] bevestigt Hectas een kennelijk reeds gemaakte afspraak, dat de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de overeengekomen periode voor onbepaalde tijd zal voortduren.
1.2. In de arbeidsovereenkomst, waarin [werknemer] wordt aangeduid als ‘werkneemster’, is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 9 - Concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding
1. Het is tijdens het bestaan van deze arbeidsovereenkomst en gedurende een termijn van één jaar na beëindiging daarvan werkneemster verboden werkzaamheden te verrichten bij personen, bedrijven en/of instellingen die cliënten van Hectas zijn geweest. Dit verbod geldt zowel voor het verrichten van werkzaamheden voor eigen rekening als in dienst voor derde(n). Tevens is werkneemster verplicht zich te onthouden van het doen van mededelingen aan derde(n) inzake Hectas.
2. (…)
3. Bij overtreding van enig verbod verbeurt werkneemster aan werkgeefster een direct opeisbare, niet voor rechterlijke matiging vatbare boete van vierduizend vijfhonderd euro per keer.”
1.3. Bij brief van 27 augustus 2007 heeft [werknemer] de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 november 2007.
1.4. Hectas heeft [werknemer] bij brief van 28 september 2007 meegedeeld de opzegging te aanvaarden en akkoord te gaan met beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 november 2007.
1.5. Bij brief van 10 oktober 2007 aan [werknemer] bevestigt Hectas een daags tevoren met haar gevoerd gesprek, waarin haar een nadere verklaring is gevraagd over e-mailberichten van haar aan haar voormalige Hectas-collega [persoon A] (hierna te noemen: [persoon A]) die inmiddels in dienst getreden was bij [bedrijf X], evenals Hectas een schoonmaakbedrijf. De brief vervolgt:
“U hebt recentelijk aan [persoon A] meerdere e-berichten verzonden o.m. ook met daarbij als bijlage documenten die zijn aan te merken als eigendommen van Hectas. Tevens hebt u vrijwillig aangeboden documenten van Hectas te zenden. Het is u volgens het geheimhoudingsbeding, opgenomen in uw arbeidsovereenkomst, verboden derden informatie te verschaffen over Hectas. Daarbij is tevens een boete gesteld van euro 4500,-- per overtreding.
Uw verklaring dat het toch geen documenten zijn uit de ISO procedures, kan het niet halen. U hebt zélfs aangeboden die ook te zenden. U bent ons vertrouwen in de uitoefening van uw functie niet meer waardig. Het dienstverband hoort dan op korte termijn te worden beëindigd. In aanmerking nemend dat u met ons al een einde van het dienstverband tegen het einde van oktober 2007 bent overeengekomen maakt dat uw handelen of juist nalaten daarvan in een ander daglicht komt te staan, temeer verder bekend is dat u bij hetzelfde bedrijf in dienst zult treden waar ook [persoon A] werkzaam is.
U bent zich van uw positie bewust geweest. [persoon A] heeft u er nog uitdrukkelijk in haar bericht van 19 september 2007 op gewezen. "Maar be careful!! Ik ben als de dood dat dit in verkeerde handen komt bij Hectas. Dan zijn we allebei de sigaar." U hebt haar vervolgens het gevraagde zonder voorbehouden gezonden. U geeft ons dan objectief, maar ook subjectief nog een dringende reden om het dienstverband met onmiddellijke ingang te beëindigen.”
1.6. [werknemer] heeft op 19 september 2007 met [persoon A], destijds in dienst bij [bedrijf X], per e-mail de hierna volgende berichten uitgewisseld. Daarbij heeft zij gebruik gemaakt van het haar door Hectas ter beschikking gestelde e-mailadres [naam mailadres]l’ en haar berichten gezonden aan het zakelijke e mailadres van [persoon A], ‘[naam mailadres]
13:31 - [persoon A] aan [werknemer]
“Ik wil je eigenlijk om een gunst vragen....
Ik krijg net de opdracht om de procedure omtrent contractwisselingen eens wat duidelijker op papier te zetten. Deze was bij Hectas natuiurlijk tredelijk op de rit. En om nu het wiel weer helemaal opnieuw uit te vinden...
Zou jij mij de checklisten opzegging / overname willen mailen? Daar kan ik voorlopig wel ff wat mee. Ik weet nog wel ongeveer wat er in staat, maar niet meer precies wat allemaal. Mocht ik nog meer willen hebben, dan hoor je het wel, als je tenminste de spullen wil mailen. Mocht je het niet aan durven via de mail, dan kun je het ook naar mijn hotmail sturen of per post ofzo. Kijk maar.”
13:31 - [werknemer] aan [persoon A]:
“En je geheimhoudingsverklaring dan?!?!?!?!?! Hahahahhaahhahahah”
13:33 - [werknemer] aan [persoon A]:
“Bij deze!!
Wil je ook de officiele instructie uit het instructieboek? Want dan moet ik ff zoeken waar ik deze kan vinden....”
13:41 - [persoon A] aan [werknemer]:
“Ssssttt! Niet door vertellen hoor!!”
13:47 - [persoon A] aan [werknemer]:
“Je bent geweldig! Maar dat wist je natuurlijk al!
Mocht je de officiële instructie hebben, dan mag je die ook doormailen. Maar be careful!! Ik ben als de dood dat dit in verkeerde handen komt bij Hectas. Dan zijn we allebei de sigaar.
Ik ben vanmorgen naar Breda geweest, naar het Holland Casino. Dat maakt [bedrijf X] dus schoon; dat is een gaaf pand joh! Mochten we eventueel naar Breda gaan met mijn weekendje weg, dan gaan we daar zeker naar toe.”
1.7. Op 2 oktober 2007 hebben [werknemer] en [persoon A] de volgende berichten gewisseld, beiden eveneens met gebruikmaking van hun zakelijke e-mailadres:
15:32 - [persoon A] aan [werknemer]:
“Ben je op kantoor?”
15:31 - [werknemer] aan [persoon A]:
[leeg bericht]
15:35 [persoon A] aan [werknemer]:
“Ik zit namelijk een brief te maken inzake contractwisseling. Heb ff geen inspiratie. Zou jij de standaardbrieven willen doormailen waarin wij de mensen uitnodigen voor een kennismakinsbijeenkomst. Je weet wel, waarin wij ook vragen of ze de id-bewijs etc willen meenemen..
Weet je welke ik bedoel?”
15:36 - [werknemer] aan [persoon A]:
“Geen probleem!! Hier komt 'ie!
(Ik had eigenlijk gehoopt dat je me voor iets spannenders mailde.... hihihihih)”
15:42 - [persoon A] aan [werknemer]:
“Dank je wel!!!
Sorry dat het niet spannender was. Jij nog wat spannends te melden? Nog ontwikkelingen aan het front?”
15:43 - [werknemer] aan [persoon A]:
“Nee, niet echt.... Vandaar dat ik hoopte dat jij iets spannenders had.
Ik heb er alleen helemaal geen zin meer in. Ik ben vandaag de hele dag in Zwolle geweest. [persoon B] was daar ook bij. Maar hij weet echt niet waar ik het over heb. Zelfs bij het verzuim had ik een hoop op-en aanmerkingen. En daar is hij al een tijdje mee bezig.... Dus tja, niet echt motiverend!”
15:53 - [persoon A] aan [werknemer]:
“Aftellen dus! Nog een paar weken, dan kan je hier lekker aan de slag!
Ziet er wel rooskleurig uit voor de afdeling…….”
15:54 - [werknemer] aan [persoon A]:
“Nee niet echt dus....
Ik mag hopen voor ons dat alles in het honderd loopt. Dat we eindelijk eens waardering krijgen voor het werk dat wij altijd hebben gedaan! Alleen hebben we er dan niets meer aan..”
15:58 - [persoon A] aan [werknemer]:
“Nou, daar hoop ik ook op. Niet zo leuk voor [2 namen collega's] en de regio's, maar inderdaad. dat ze inzien dat wij toch wel goed werk hebben verricht en dat dit niet een job is die iedereen zomaar kan. Dat je er wel een opleiding voor moet hebben gedaan! Ik zorg wel dat ik met wie dan ook binnen Hectas contact blijf houden zodat we het nog wel te horen krijgen!”
16:00 - [werknemer] aan [persoon A]:
“Precies!! Helaas gaat [persoon C] ook weg, want via hem krijg ik ook altijd veel te horen....”
16:03 - [persoon A] aan [werknemer]:
“We hebben [persoon D] nog! En [personen E en F] en zo kan ik er nog wel wat bedenken. Komt goed!”
1.8. Naar aanleiding hiervan heeft Hectas bij aangetekende brief van haar gemachtigde aan [werknemer] van 12 oktober 2007 doen meedelen dat zij twee maal het geheimhoudingsbeding heeft geschonden, dat Hectas daarom aanspraak maakt op twee maal de overeengekomen boete van € 4.500,-, en dat Hectas zich het recht voorbehoudt om ook nog schadevergoeding te vorderen.
1.9. Bij brief van 2 november 2007 heeft Hectas aan [werknemer] meegedeeld dat een bedrag van € 1.268,59 (netto), dat haar op grond van de afrekening bij einde dienstbetrekking toekomt, zal worden verrekend met de boete die Hectas van haar heeft gevorderd.
2. De vordering en het verweer in conventie
2.1. Hectas vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. zal verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst van [werknemer] op 9 oktober 2007 is geëindigd;
b. zal verklaren voor recht dat [werknemer] in ieder geval tweemaal het geheimhoudingsbeding heeft geschonden;
c. zal verklaren voor recht dat [werknemer] tweemaal de boete van € 4.500,00 heeft verbeurd;
d. [werknemer] zal veroordelen tot betaling aan Hectas tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 7.731,41 (€ 9.000,00 – € 1.268,59), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2007 tot op de dag der algehele voldoening;
e. [werknemer] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2. De vordering onder c en d is, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, gegrond op hetgeen onder a en b gevorderd wordt te verklaren voor recht.
2.3. [werknemer] voert gemotiveerd verweer. Het verweer houdt in, kort gezegd, primair dat de arbeidsovereenkomst niet onverwijld is opgezegd, subsidiair dat haar gedragingen geen dringende reden voor onverwijlde opzegging opleveren, meer subsidiair dat de opzegging niet regelmatig is geweest althans kennelijk onredelijk is, en dat Hectas niet bevoegd is tot verrekening, en geheel subsidiair dat het boetebeding nietig is wegens strijd met de wet. Indien mocht worden geoordeeld dat [werknemer] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden en het daaraan gekoppelde boetebeding geldig is, verzoekt [werknemer] de boete te matigen op de voet van het bepaalde in artikel 7:650 lid 6 BW.
3. De vordering en het verweer in reconventie
3.1. [werknemer] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. zal verklaren voor recht dat Hectas de arbeidsovereenkomst met [werknemer] per 9 oktober 2007 onregelmatig en kennelijk onredelijk heeft opgezegd;
2. Hectas zal veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het in deze procedure te wijzen vonnis aan [werknemer] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a) een bedrag van € 733,60 bruto ten titel van onbetaald salaris over het tijdvak van 1 tot en met 9 oktober 2007;
b) een bedrag van € 965,03 bruto ter zake van vakantietoeslag over de periode van 1 mei tot en met 9 oktober 2007;
c) een bedrag van € 106,24 bruto ter zake de per einde dienstverband opgebouwde, maar niet-genoten vakantiedagen;
d) de wettelijke verhoging van 50% over de bedragen sub a tot en met c;
e) een bedrag van € 51,03 netto ter zake van woon-werkvergoeding;
f) een bedrag van € 3,92 netto ter zake van onkostenvergoeding;
g) een schadevergoeding van € 4.208,12 netto ter zake de gefixeerde schadeloosstelling ex artikel 7:677 lid 1 en 4 juncto 7:680 lid 1 BW uit hoofde van onregelmatig ontslag;
h) een schadevergoeding van € 3.493,48 ter zake van kennelijk onredelijk ontslag, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
i) de buitengerechtelijke incassokosten op basis van het rapport Voorwerk II, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
j) de wettelijke rente over de bedragen sub a tot en met sub i vanaf het moment dat de wettelijke rente is aangezegd, te weten 26 november 2007, tot aan de dag der algehele voldoening.
en Hectas zal veroordelen in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.
3.2. De vordering onder 2 is, tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, gegrond op hetgeen onder 1 gevorderd wordt te verklaren voor recht.
3.3. [werknemer] voert gemotiveerd verweer. Het verweer zal voor zover nodig hierna worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
4.1. Het primaire verweer in conventie: de arbeidsovereenkomst is niet onverwijld opgezegd
4.1.1. [werknemer] betoogt dat het ervoor moet worden gehouden dat Hectas via haar systeembeheerder op 19 september 2007 kennis heeft gekregen van de op die datum met [persoon A] gewisselde e-mailberichten, maar tot 9 oktober 2007 heeft gewacht met de opzegging van haar arbeidsovereenkomst, die aldus niet onverwijld is gedaan.
4.1.2. Dit verweer faalt reeds hierom, dat uit niets blijkt wanneer deze e-mailberichten ter kennis zijn gekomen van degenen die bevoegd waren om namens Hectas de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op te zeggen. Dat hiervoor moet worden uitgegaan van 19 september 2007, berust op de veronderstelling van [werknemer] dat de systeembeheerder op die dag het bericht van [persoon A] onder ogen heeft gekregen en dit onmiddellijk heeft doorgegeven. Dit staat echter niet vast: [werknemer] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat, zoals Hectas stelt, haar direct leidinggevende en de directie omstreeks 9 oktober 2007 hiervan kennis hebben gekregen.
4.1.3. Evenmin staat vast dat de op 2 oktober 2007 tussen [werknemer] en [persoon A] gewisselde berichten reeds op die dag ter kennis van Hectas zijn gekomen. Aangezien er ook verder geen aanwijzingen zijn dat Hectas heeft gedraald met de opzegging, wordt dit verweer verworpen.
4.2. Het subsidiaire verweer in conventie: geen dringende reden
4.2.1. [werknemer] betoogt dat zij het beding - de kantonrechter gaat ervan uit dat partijen doelen op de zin “Tevens is werkneemster verplicht zich te onthouden van het doen van mededelingen aan derde(n) inzake Hectas” (artikel 9 lid 1 van de arbeidsovereenkomst, zie hiervoor onder 1.2) - niet heeft overtreden. Zij heeft immers, zo zegt zij, geen vertrouwelijke bedrijfsinformatie aan [persoon A] doorgegeven, maar op haar verzoek alleen enkele standaardformulieren en een standaardbrief aan haar gezonden, zonder daarover verder mededelingen aan derden te doen. Volgens [werknemer] zijn de documenten intussen vernietigd.
4.2.2. De algemene bewoordingen waarin het geheimhoudingsbeding is gesteld wijzen er evenwel op, dat schending van de geheimhoudingsplicht niet eerst wordt aangenomen als het gaat om informatie die door Hectas als geheim wordt aangemerkt. Het verbod betreft in algemene zin “het doen van mededelingen aan derde(n) inzake Hectas.” Uit niets blijkt dat [werknemer], overeenkomstig de zin die zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan het beding mocht toekennen, redelijkerwijs zonder meer van Hectas mocht verwachten dat het zich niet uitstrekte over het aan derden beschikbaar stellen van de formulieren en brieven die bij Hectas voor personeelsaangelegenheden in gebruik waren. Integendeel volgt uit de met [persoon A] gewisselde berichten (bijvoorbeeld de passages “Mocht je het niet aan durven via de mail,” en “Maar be careful!! Ik ben als de dood dat dit in verkeerde handen komt bij Hectas. Dan zijn we allebei de sigaar.”) genoegzaam dat het [werknemer] duidelijk moet zijn geweest dat zij, door deze formulieren en brieven aan [persoon A] toe te zenden, handelde in strijd met haar verplichtingen jegens Hectas.
4.2.3. Of de formulieren en de brief uiteindelijk door [bedrijf X] gebruikt zijn, wat volgens [werknemer] niet vaststaat, is niet relevant. Het gaat om formulieren en een brief die door Hectas voor eigen gebruik waren opgesteld. Voldoende om schending van het beding aan te nemen is, dat [werknemer] die formulieren aan een derde heeft toegezonden. Dat zij dit heeft gedaan, staat tussen partijen vast.
4.2.4. Het bekendmaken van bijzonderheden aangaande het bedrijf van de werkgever, die de werknemer behoorde geheim te houden (namelijk op grond van het geheimhoudingsbeding), wordt door de wet uitdrukkelijk aangemerkt als dringende reden voor onverwijlde opzegging (artikel 7:678 lid 2 aanhef en onder i BW).
4.2.5. Anders dan [werknemer] heeft aangevoerd, is dan ook niet van belang dat zij geen protocol internet- en e-mailverkeer heeft ondertekend. Het geheimhoudingsbeding behoefde geen verdere concretisering in deze zin om tegen haar te kunnen worden ingeroepen.
4.2.6. [werknemer] heeft nog betoogd dat de wijze waarop Hectas aan feitengaring heeft gedaan in strijd is met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Zij is van mening dat Hectas, door gegevens over haar persoonlijke e-mailgebruik, waaronder ook de inhoud van berichten, te verzamelen en op te slaan, inbreuk heeft gemaakt op haar recht op respect voor privé-leven en correspondentie, en dat de aldus verkregen informatie niet als bewijs tegen haar mag worden gebruikt.
4.2.7. Dit verweer gaat niet op. Gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon mogen worden verzameld, vastgelegd, geordend, bewaard, bijgewerkt, opgevraagd en geraadpleegd, indien dat noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke (lees: Hectas), tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert, aldus - voor zover hier van belang - artikel 8 aanhef en onder b en f Wbp gelezen in samenhang met artikel 1 onder a en b Wbp. Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft een werkgever binnen zekere grenzen te aanvaarden, dat werknemers onder werktijd privé-contacten onderhouden en dat een werkgever de privacy van die contacten behoort te eerbiedigen en te waarborgen.
4.2.8. Uit het arrest van het EHRM van 12 mei 2000, NJ 2002, 180, valt echter af te leiden dat informatie die is verkregen door handelingen die op zichzelf een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer opleveren, niet reeds op die grond als bewijsmiddel uitgesloten behoeft te worden, tenzij het recht op een eerlijk proces daardoor zou worden aangetast.
4.2.9. In deze zaak heeft Hectas haar vordering gegrond op schending van het tussen haar en [werknemer] overeengekomen geheimhoudingsbeding, en heeft zij de onderschepte e-mailwisseling tussen [werknemer] en [persoon A] als bewijs van die schending opgevoerd. Ook indien en voor zover zou moeten worden aangenomen dat het recht van [werknemer] op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer is geschonden, is niet in geding dat het door Hectas gepresenteerde bewijsmateriaal betrouwbaar is. [werknemer] heeft zowel in als buiten rechte alle gelegenheid gehad om de authenticiteit ervan ter discussie te stellen, maar zij heeft dat nagelaten. Dit brengt met zich mee dat het gebruik van de onderhavige e-mailberichten door Hectas niet in strijd wordt geacht met het recht van [werknemer] op een eerlijk proces.
4.2.10. Dit leidt tot het oordeel dat het verweer dat geen dringende reden voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op 12 oktober 2007 aanwezig was, faalt. Voor recht zal dan ook verklaard worden, dat de arbeidsovereenkomst van [werknemer] op 9 oktober 2007 is geëindigd en dat zij tweemaal het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. De woorden “in ieder geval” zullen daarbij worden weggelaten, omdat geen feiten of omstandigheden gesteld zijn waaruit kan volgen dat iets dergelijks meer dan twee maal heeft plaatsgevonden.
4.3. Het meer subsidiaire verweer in conventie: onregelmatige of kennelijk onredelijke opzegging; geen bevoegdheid tot verrekening
4.3.1. Uit hetgeen hiervoor onder 4.2 naar aanleiding van het subsidiaire verweer is overwogen volgt, dat geen verder onderzoek nodig is naar de vraag of de opzegging onregelmatig dan wel kennelijk onredelijk is.
4.3.2. Of Hectas bevoegd is een bedrag van € 1.268,59, dat [werknemer] op grond van de afrekening bij einde dienstbetrekking toekomt, te verrekenen met de boete die Hectas van haar vordert, kan eerst worden beoordeeld na de beoordeling van het geheel subsidiaire verweer over de nietigheid van het boetebeding.
4.4. Het geheel subsidiaire verweer in conventie: het boetebeding is nietig
4.4.1. [werknemer] voert voor haar verweer dat het boetebeding nietig is, vier gronden aan:
p) de bestemming van de boete is niet nauwkeurig in het boetebeding vermeld;
q) het is strijdig met het semi-dwingend bepaalde in artikel 7:650 lid 3 BW, waarvan bij de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk is afgeweken;
r) het is strijdig met het semi-dwingend bepaalde in artikel 7:650 lid 5 BW, waarvan bij de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk is afgeweken;
s) in artikel 6:94 lid 3 BW is bepaald dat nietig zijn bedingen die afwijken van lid 1 van dat artikel (dat de rechter de bevoegdheid tot matiging toekent).
4.4.2. Voorop moet gesteld worden, dat het geoorloofd is te bedingen dat de werknemer zich zal onthouden van het doen van mededelingen aan derden over de ex-werkgever. Noch de algemene regeling van de contractuele boete in de artikelen 6:91-94 BW, noch de bijzondere regeling in artikel 7:650 BW, staat eraan in de weg overeen te komen dat de werknemer bij overtreding van een dergelijk beding een boete verbeurt.
4.4.3. De hiervoor onder p), q) en r) weergegeven weren miskennen echter het feit dat de disciplinaire boete van artikel 7:650 BW van heel andere aard is dan de onderhavige. Het gaat in deze zaak om een geheimhoudingsbeding, dat de werknemer niet alleen tijdens het dienstverband verplicht tot geheimhouding, maar ook daarna. Het bepaalde in artikel 7:650 BW is dan ook niet van toepassing (vergelijk HR 4 april 2003, NJ 2007, 351).
4.4.4. Wat het hiervoor onder s) weergegeven verweer betreft is op zichzelf juist, gelijk [werknemer] betoogt, dat het in strijd is met de wet te bedingen dat de boete niet door de rechter zal kunnen worden gematigd. Anders dan zij betoogt betekent dit evenwel niet, dat het boetebeding in zijn geheel nietig is. In artikel 3:41 BW is immers bepaald dat, als een grond van nietigheid slechts een deel van een rechtshandeling betreft, deze voor het overige in stand blijft, voor zover dit, gelet op inhoud en strekking van de handeling, niet in onverbrekelijk verband met het nietige deel staat. De uitsluiting van de matigingsbevoegdheid weggedacht, resteert een boetebeding dat, zoals hiervoor is overwogen, geoorloofd is.
4.4.5. Zou dit al anders zijn, dan geldt in het licht van het bepaalde in artikel 3:42 BW dat de strekking van het beding in een zodanige mate aan die van een geldig boetebeding beantwoordt, dat moet worden aangenomen dat dit geldige boetebeding zou zijn overeengekomen indien van de uitsluiting van de rechterlijke matigingsbevoegdheid was afgezien, en komt het beding de werking van dat geldige boetebeding toe.
4.5. Matiging van de boete
4.5.1. Het verzoek van [werknemer] om de boete te matigen komt voor toewijzing in aanmerking. Zij betoogt dat de boete bovenmatig is, afgezet tegen de door Hectas geleden schade, dat de ernst van de overtreding en de hoogte van de boete in geen verhouding staan tot het loon dat zij bij Hectas verdiende, dat Hectas in het geheel geen schade heeft geleden als gevolg van de overtreding van het geheimhoudingsbeding en dat Hectas niet is ingegaan op pogingen van haar kant om het geschil in der minne te regelen.
4.5.2. Hectas heeft een en ander onvoldoende concreet gemotiveerd betwist. In het bijzonder is niet komen vast te staan dat zij noemenswaardige schade heeft geleden. De kantonrechter is dan ook van oordeel, dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete wordt gematigd tot € 4.000,- voor de beide overtredingen samen, te vermeerderen met de verder niet betwiste rente.
4.6. Verrekening
Het bedrag van € 1.268,59, dat [werknemer] volgens de eigen stellingen van Hectas toekomt op grond van de afrekening bij einde dienstbetrekking, zal met de verbeurde boete worden verrekend.
4.7. De vordering in reconventie
4.7.1. Uit hetgeen onder 4.6 is overwogen volgt, dat de door [werknemer] verbeurde boete in conventie toewijsbaar is, voor zover dit het door Hectas schuldig erkende bedrag in reconventie te boven gaat. Laatstbedoeld bedrag moet worden vermeerderd met de overeengekomen woon/werkvergoeding en de vaste onkostenvergoeding, nu Hectas de desbetreffende stellingen van [werknemer] niet heeft betwist.
4.7.2. Niet toewijsbaar zijn bedragen die [werknemer] vordert op grond van onregelmatig of kennelijk onredelijk ontslag. Dit volgt uit hetgeen is overwogen onder 4.2. In de omstandigheden van het geval wordt ook aanleiding gevonden om de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW te matigen tot nihil.
4.7.3. Ook de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [werknemer] heeft onvoldoende feiten gesteld waaruit blijkt dat zij of haar gemachtigde andere werkzaamheden heeft verricht dan die waarvoor de in artikel 237 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
4.8. Conclusie; Proceskosten
4.8.1. Al het voorgaande leidt tot de volgende berekening van het in conventie toe te wijzen bedrag:
Verbeurde boeten: € 4.000,-
af: volgens eindafrekening verschuldigd € 1.268,59
woon/werkvergoeding 51,03
vaste onkostenvergoeding 3,92 +
1.323,54 –
€ 2.676,46
De vordering in reconventie zal op grond van de verrekening worden afgewezen.
4.8.2. [werknemer] zal zowel in conventie als in reconventie als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De aan de zijde van Hectas gevallen kosten worden in conventie begroot op € 70,85 voor het exploot van dagvaarding, € 199,- voor vastrecht en twee punten à € 250,- volgens het liquidatietarief voor salaris gemachtigde, totaal € 769,85, en in reconventie op één punt à € 250,- volgens het liquidatietarief voor salaris gemachtigde.
BESLISSING
De kantonrechter
in conventie
- verklaart voor recht,
* dat de arbeidsovereenkomst van [werknemer] op 9 oktober 2007 is geëindigd;
* dat [werknemer] tweemaal het geheimhoudingsbeding heeft geschonden;
* dat [werknemer] boeten van in totaal € 4.000,- heeft verbeurd;
- veroordeelt [werknemer] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Hectas te betalen € 2.676,46, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 20 oktober 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [werknemer] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Hectas begroot op € 769,85;
- verklaart de veroordeling tot betaling en de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [werknemer] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Hectas begroot op € 250,-;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.W.M. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2008.