Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBARN:2012:BV8167

Rechtbank Arnhem
31-01-2012
07-03-2012
790113 - HA VERZ 11-1219
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Arbeidszaak, ontbindingsverzoek. Tussen werkgever en werknemer is een conflict ontstaan naar aanleiding van een wetenschappelijk debat. Werknemer heeft een beroep gedaan op diverse klokkenluidersregelingen. De kantonrechter weegt af in hoeverre de omstandigheden die leiden tot de ontbinding in de risicosfeer van ieder van partijen liggen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst en kent aan de werknemer een vergoeding toe.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2012-0223
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0223

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ARNHEM

burgerlijk recht, sector kanton

Locatie Wageningen

zaakgegevens 790113 \ HA VERZ 11-1219 \ PW\392\mvl

uitspraak van 31 januari 2012

beschikking

in de zaak van

de stichting Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek

gevestigd te Wageningen

verzoekende partij

gemachtigde mr. P.C. Vas Nunes

tegen

[werknemer]

wonende te [woonplaats]

verwerende partij

gemachtigde mr. C.I.M. Molenaar

Partijen worden hierna DLO en [werknemer] genoemd.

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 21

- het verweerschrift met producties 1 tot en met 12

- de brief van 10 januari 2012 van mr. Vas Nunes met als bijlage producties 22 tot en met 28

- de brief van 12 januari 2012 van mr. Vas Nunes met bijlagen producties 29 en 30

- de brief van 12 januari 2012 van mr. Molenaar met als bijlagen producties 13 tot en met 15D

- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 13 januari 2012 waaraan gehecht de pleitnotitie van de gemachtigde van DLO alsmede de door [werknemer] ter zitting overgelegde stukken.

2. De feiten

2.1. [werknemer], geboren op [dag en maand] 1969, is per 3 maart 1992 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) DLO als wetenschappelijk onderzoeker. Het laatstverdiende loon bedraagt € 4.483,00 exclusief 3% eindejaarsuitkering en 8% vakantiegeld bij een 36-urige werkweek. De ondernemings-Cao van DLO is van toepassing.

2.2. [werknemer] werkt als wetenschappelijk onderzoeker fysische geografie voor Alterra-WUR (hierna: ‘Alterra’), een onderzoeksinstituut van DLO dat deel uitmaakt van de kenniseenheid Environmental Sciences Group (hierna: ‘ESG’). ESG is een onderdeel van de Wageningen University en Research Centre (hierna: ‘WUR’).

2.3. De WUR voert onder meer wettelijke onderzoekstaken uit. De programma-unit WOT Natuur & Milieu (hierna: ‘WOT’) heeft in februari 2006 een onderzoeksvoorstel van [werknemer] goedgekeurd. [werknemer] heeft, op kosten van het Planbureau voor de Leefomgeving (een overheidsorgaan en belangrijke opdrachtgever van Alterra, hierna: ‘PBL’), onderzoek gedaan naar de wijze waarop grondwaterstanden worden gemeten. [werknemer] stelde en stelt zich, samengevat, op het standpunt dat de huidige in Nederland toegepaste methode van meting en interpretatie van grondwaterstanden onzorgvuldig is. De waterstanden wordt lager bepaald dan deze daadwerkelijk zijn, hetgeen door [werknemer] is aangeduid met de term “numerieke verdroging”. Het vaststellen van waterstanden is (onder meer) van belang in het kader van ‘vernattingsclaims’ van boeren.

2.4. In mei 2007 hebben [werknemer] en diens medeonderzoekers [X] en [Y] een conceptrapport opgeleverd aan PBL. Het rapport wordt aangeduid als WOT94. Aanvankelijk maakte ook [Z] deel uit van het werkgroep, doch hij is in maart 2009 uit het onderzoek gestapt.

2.5. In juni 2007 heeft PBL aan Alterra de opdracht verstrekt tot het plegen van vervolgonderzoek door een werkgroep onder leiding van [Z]. [werknemer] maakte geen deel uit van de werkgroep. In december 2008 wordt het eindrapport van deze werkgroep (WOT89) gepubliceerd. WOT94, het vooronderzoek, was destijds niet gepubliceerd. Het vervolgonderzoek is (mede) gedaan op basis van een meetmethode die naar het oordeel van [werknemer] niet voldoet.

2.6. In een e-mail van 18 november 2009 schrijft [werknemer] aan DLO:

Derhalve ben ik daardoor genoodzaakt gebruik te maken van de klokkenluidersregeling waarop binnen de organisatie een beroep kan worden gedaan. Het gaat hierbij om het vermoeden van het bewust onjuist informeren van een publiek orgaan van de overheid, maar ook de tweede kamer aangezien er indertijd is toegezegd dat het rapport naar de kamer zou worden gestuurd. Naast het niet uitbrengen van de pilotstudy kan ook het wel uitbrengen van de vervolgstudie gezien worden als het bewust onjuist informeren van een publiek orgaan. Indien het WOT de pilotstudy niet voor 1 december aanstaande, conform mijn eerder mail, heeft uitgebracht moet deze mail gezien worden als een melding van een vermoeden van het onjuist informeren van een publiek orgaan conform de klokkenluidersregeling.

2.7. Op 22 december 2009 heeft ESG de hoogleraren [V] en [W] opdracht gegeven onderzoek te doen naar het verschil van wetenschappelijk inzicht tussen [werknemer] en de werkgroep achter WOT89. Op 28 januari 2010 is een rapport van de hand van [V en W] verschenen. Zij concluderen dat de WOT Natuur & Milieu niet om aanpassing van WOT94 had mogen verzoeken, dat zolang WOT89 wel en WOT94 niet was gepubliceerd de overheid onjuist werd geïnformeerd alsmede dat WOT94 zo spoedig mogelijk diende te worden gepubliceerd.

2.8. ESG heeft medio maart 2010 een werkgroep ingesteld om de “numerieke verdroging” (nader) te onderzoeken. De werkgroep, aangeduid als MIG, wordt gefinancierd door de WUR. Tevens is WOT94 gepubliceerd.

2.9. [werknemer] maakte deel uit van MIG, maar heeft zich teruggetrokken omdat hij meende dat hij werd gecensureerd. In opdracht van ESG heeft emeritus hoogleraar [S] onderzoek gedaan naar de klachten van [werknemer]. [S] concludeert in een rapport van 27 mei 2010 dat de WUR geen informatie heeft achtergehouden, [werknemer] geen censuur heeft ondervonden, het te betreuren is dat [werknemer] zich heeft teruggetrokken uit MIG alsmede dat het eerder publiceren van WOT89 dan WOT94 de indruk van vooringenomenheid wekt, doch niet als misleiding van overheidsorganen moet worden aangemerkt.

2.10. In augustus 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [werknemer] en de raad van bestuur van ESG. [werknemer] is verzocht terug te keren in MIG.

2.11. Op 30 november 2010 heeft [werknemer] zich ziek gemeld.

2.12. Op 14 december 2010 heeft [werknemer] een artikel gestuurd aan LTO Limburg waarin hij zijn standpunt verdedigt. Het artikel is doorgestuurd aan de Commissie van Deskundigen Grondwaterwet. [werknemer] heeft gecorrespondeerd met de heer [T] van die commissie.

2.13. Op 14 maart 2011 heeft [werknemer] bij de raad van toezicht van ESG een klokkenluidersmelding gedaan.

2.14. Op 6 april 2011 heeft DLO een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] gedaan.

2.15. Op 28 april 2011 heeft [werknemer] de klokkenluidersmelding bij de raad van toezicht ingetrokken. In opdracht van de raad van toezicht is (desalniettemin) onderzoek verricht door Brughuys Consult B.V. (hierna: ‘Brughuys’) en advocatenkantoor Van Doorne. Voorts heeft DLO het ontbindingsverzoek ingetrokken.

2.16. Brughuys en Van Doorne hebben begin juni 2011 gerapporteerd. Brughuys concludeerde dat de raad van bestuur van ESG de aanbevelingen van [S] op adequate wijze had uitgevoerd. Van Doorne concludeerde dat de raad van bestuur de Klokkenluidersregeling correct had toegepast.

2.17. Op 12 mei 2011 heeft [werknemer] een klokkenluidersmelding gedaan bij de Commissie Klokkenluiders Gemeentelijke Overheid (hierna: ‘de CKGO’). Op 26 september 2011 heeft de CKGO haar advies uitgebracht. De CKGO concludeert dat de melding van [werknemer] ongegrond is omdat geen onregelmatigheden zijn geconstateerd. De raad van bestuur van ESG wordt geadviseerd:

Te waarborgen dat de interne discussie over meetmethoden voortvarend en breed wordt gevoerd en op korte termijn met een standpunt wordt afgerond;

Te waarborgen dat Melder ([werknemer], ktr.) gelijke toegang heeft om te mogen publiceren als de overige deelnemers aan de werkgroep MIG;

Te waarborgen dat Melder op geen enkele wijze in zijn positie wordt benadeeld ten gevolge van zijn melding;

Met Melder het gesprek aan te gaan om een uiterste poging te doen hem bij de discussie te blijven betrekken (…).

2.18. Partijen hebben onderhandeld over beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Zij hebben daarover geen overeenstemming bereikt.

3. Het verzoek en het verweer

3.1. DLO verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden wegens gewichtige redenen, primair gelegen in een dringende reden en subsidiair in een verandering van de omstandigheden.

3.2. DLO onderbouwt het verzoek, kort samengevat, als volgt.

DLO benadrukt dat [werknemer] een gewaardeerd onderzoeker is en dat zijn opvatting terzake van de grondwaterstanden inhoudelijk juist kan zijn. In die zin betreurt DLO dat het dienstverband dient te eindigen. [werknemer] heeft zich echter na het instellen van MIG zodanig opgesteld dat voortzetting van de arbeidsrelatie niet mogelijk is.

[werknemer] is vrijwel direct opgestapt uit de werkgroep omdat hij, ten onrechte zo blijkt uit de nadien verrichte onderzoeken, meende dat hij gecensureerd werd. Ondanks herhaald verzoek van DLO is [werknemer] niet teruggekeerd in MIG, terwijl juist dat het forum was om de discussie over de grondwaterstanden te voeren. Bovendien heeft [werknemer] zonder DLO daarvan überhaupt, laat staan vooraf, in kennis te stellen een artikel een LTO gezonden waarin hij onderzoekers uit MIG bekritiseert. [werknemer] heeft voorts bijstand verleend aan een boer die was verwikkeld in een procedure terzake van schadevergoeding voor vernatting. DLO kwalificeert dat als belangenverstrengeling.

DLO heeft kosten noch moeite gespaard om de, op zichzelf nuttige en terechte, wetenschappelijke discussie qua procedure en inhoudelijk in goede banen te leiden. Ook op de klachten/klokkenluidersmeldingen van [werknemer] is steeds adequaat gereageerd. [werknemer] heeft desalniettemin geweigerd (nog) een positieve bijdrage aan MIG te leveren.

DLO concludeert tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding aan [werknemer].

Zou al aan toekenning van een vergoeding worden toegekomen, dan wijst DLO erop dat [werknemer] aanspraak kan maken op een, (deels) door DLO gefinancierde, bovenwettelijke WW-uitkering.

3.3. [werknemer] voert gemotiveerd verweer.

[werknemer] voert aan dat ten onrechte, zoals ook door [V en W] is geconcludeerd, WOT 94 eerst na WOT89 is gepubliceerd. Publicatie is in eerste instantie kennelijk uitgebleven omdat de conclusies WOT en PBL, en dus Alterra/DLO, onwelgevallig waren. Er was een klokkenluidersmelding nodig om WOT94 gepubliceerd te krijgen.

[werknemer] wijst erop het door hem ingenomen standpunt ten aanzien van de numerieke verdroging in de niet-Nederlandstalige literatuur breed wordt onderschreven. Desalniettemin dient MIG ertoe de hele discussie opnieuw te voeren. [werknemer] meent echter dat MIG het door hem ingenomen standpunt, door middel van veldwerk, dient te toetsen. Dat is een reden voor [werknemer] om niet deel te nemen aan MIG. Voorts vindt hij het bezwaarlijk dat hij niet mag publiceren als MIG-lid, terwijl andere MIG-leden na het instellen van MIG wel hebben gepubliceerd in van het standpunt van [werknemer] afwijkende zin. [werknemer] vermoedt dat MIG louter is ingesteld omwille van ‘de cosmetica’, dat wil zeggen om de schijn van een open discussie op te houden.

[werknemer] erkent dat de arbeidsovereenkomst dient te eindigen. Hij voert echter aan dat zulks dient te gebeuren onder toekenning van een vergoeding op basis van c=2, een bedrag van € 139.328,00 bruto

4. De beoordeling

4.1. Aangevoerd noch gebleken is dat het verzoek verband houdt met enig opzegverbod.

4.2. Beide partijen voeren aan dat de verhouding tussen hen dusdanig is verstoord dat een vruchtbare samenwerking niet meer mogelijk is. De kantonrechter acht dat op basis van de stukken ook aannemelijk en zal derhalve tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst overgaan. Beoordeeld dient te worden of aan [werknemer] in het kader van de ontbinding een vergoeding toekomt en, indien dat het geval is, de hoogte van die vergoeding.

Daarbij worden de gedragingen van de verschillende hiervoor genoemde organisatieonderdelen aan DLO toegerekend (en hierna als DLO aangeduid), nu partijen het verzoek en het verweer ook op die wijze hebben ingericht.

4.3. De kantonrechter stelt voorop dat hij bij de beoordeling niet zal treden in de wetenschappelijke discussie over (het meten van) grondwaterstanden. Die discussie ligt weliswaar ‘onder’ het conflict, doch in het kader van de onderhavige zaak dient een oordeel te worden gegeven over de (arbeidsrechtelijke) omstandigheden - de wijze waarop partijen zich (jegens elkaar) hebben gedragen - die hebben geleid tot het arbeidsconflict alsmede of één van partijen daarvan een overwegend verwijt treft. Daarbij kan onbesproken blijven wie op wetenschappelijk/inhoudelijk vlak het juiste standpunt inneemt. Gelet op de benodigde specifieke kennis om daarover een gefundeerd standpunt te kunnen innemen, acht de kantonrechter zich ook niet in staat tot het geven van een oordeel daarover.

4.4. Onweersproken is dat de publicatie van WOT94, althans met de status van WOT-rapport en niet als werkdocument, eerst is geschied na een veel langere periode dan gebruikelijk is bij vergelijkbare rapporten. In plaats van één review zijn drie reviews gedaan. Dat is gebeurd omdat de opdrachtgever en financier van het onderzoek, respectievelijk WOT en PBL, de door [werknemer] en zijn medeonderzoekers in het rapport neergelegde visie niet deelden. WOT heeft verzocht aanpassingen te doen waartoe de onderzoekers niet bereid waren.

Ondertussen is wel WOT89 gepubliceerd, een (ten dele) van WOT94 afwijkende vervolgstudie. Gelet op het oordeel van [V en W] moet worden aangenomen dat de overheid onjuist werd geïnformeerd in de periode dat WOT89 was gepubliceerd en WOT94 niet.

4.5. Uit hetgeen zijdens DLO naar voren is gebracht ter gelegenheid van de mondelinge behandeling volgt dat DLO de mogelijkheid had het rapport van [werknemer] e.a. als WOT-rapport te (doen) publiceren. Dat heeft zij na de rapportage van [V en W] ook gedaan. DLO heeft dat voordien nagelaten omdat zij hoopte dat de onderzoekers enerzijds en WOT/PBL anderzijds tot overeenstemming zouden komen over de tekst van het rapport. Dat DLO daarbij (ook) de belangen van PBL als belangrijke opdrachtgever heeft willen behartigen, acht de kantonrechter anders dan [werknemer] niet onzuiver, laat staan ‘wetenschap op bestelling’ zoals hij het heeft aangeduid. Wel kan DLO worden verweten dat zij de impasse die tussen WOT/PBL enerzijds en de onderzoekers anderzijds was ontstaan niet, althans niet tijdig, heeft doorbroken door op eigen verantwoordelijkheid het rapport met de WOT-status te (doen) publiceren. In zoverre is terecht het verwijt van [werknemer] aan DLO dat een klokkenluidersprocedure nodig was om WOT94 gepubliceerd te krijgen. [S] typeert dat in zijn rapport als bestuurlijke onmacht, het onderzoek naar “numerieke verdroging” is onvoldoende gestructureerd en er is onvoldoende als een eenheid naar buiten getreden. De verschillende, in onjuiste volgorde gepubliceerde, WOT-rapporten zijn daarvan een sprekend voorbeeld. Die omstandigheid, die de kiem is van het arbeidsconflict tussen DLO en [werknemer], komt voor rekening en risico van DLO.

4.6. DLO heeft de regie willen terugnemen door het instellen van MIG. [werknemer] heeft zich daaruit relatief snel teruggetrokken hetgeen door [S] als betreurenswaardig is gekwalificeerd. De reden van terugtrekking door [werknemer] was in eerste instantie dat hij het niet eens was (en is) met de opzet van het onderzoek door MIG. [werknemer] wil en wilde dat zijn visie door MIG (via veldwerk) werd getoetst, terwijl MIG – zo begrijpt de kantonrechter – tot taak heeft de verschillende visies terzake van (het meten van) grondwaterstanden te vergelijken en te beoordelen. [werknemer] kon zich daarin niet vinden en is daarom uit MIG vertrokken. Met [S] is dat een stap waarvan moet worden betreurd dat die door [werknemer], reeds toen, is gezet. Het tekent naar het oordeel van de kantonrechter de opstelling van [werknemer] die, waarschijnlijk mede door de verwikkelingen rond WOT94, de (wetenschappelijke) discussie rond de waterstanden steeds meer als een te voeren strijd jegens de in zijn ogen bestaande met de numerieke verdroging samenhangende onrechtvaardigheden is gaan beschouwen en minder als een debat waarin de verschillende meningen op een open wijze dienden te worden beoordeeld. Dat komt naar het oordeel van de kantonrechter ook naar voren in de rol die [werknemer] heeft gespeeld in de procedure van boer [naam boer] terzake van diens vernattingsclaim, waarover hierna wordt geoordeeld.

De kantonrechter is op dit punt van oordeel dat door DLO van [werknemer] verwacht mocht worden dat hij zou deelnemen aan het, via MIG gestructureerde, debat over de grondwaterstanden. Dat MIG enkel uit ‘cosmetische’ overwegingen is opgericht, zoals [werknemer] aanvoert, acht de kantonrechter gelet op de met die werkgroep gemoeide kosten en personeelsinzet niet aannemelijk.

Dat [werknemer] heeft geweigerd omdat niet van de door hem ingenomen standpunten werd uitgegaan, acht de kantonrechter verwijtbaar aan hem.

4.7. Eerst (hoewel kort) daarna is bij voornoemd bezwaar van [werknemer] tegen MIG gekomen dat [werknemer] naar zijn mening meer dan anderen in de werkgroep beknot werd in zijn mogelijkheden om te publiceren over het door MIG behandelde onderwerp. Binnen MIG gold, zo is onweersproken, de afspraak dat over onderwerpen die (eerst) daarin zouden worden besproken, niet extern werd gecommuniceerd. DLO had echter vóór de oprichting van MIG al toestemming gegeven voor de publicatie door enkele latere leden van MIG van de zijdens DLO als producties 22 en 23 overgelegde artikelen. Daarin wordt een kritisch standpunt ingenomen jegens het standpunt zoals [werknemer] dat mede betrekt. De kantonrechter acht wel aannemelijk dat ná de oprichting van MIG voor alle leden gelijke publicatievoorschriften bestonden, doch die voorschriften strekten zich klaarblijkelijk niet uit tot vóór de oprichting van MIG reeds aangemelde/ingediende publicaties. De genoemde artikelen zijn na de oprichting van MIG gepubliceerd en [werknemer] mocht daarop, zo is onweersproken, van DLO niet reageren op grond van voornoemde binnen MIG geldende afspraak terwijl [werknemer] te kennen heeft gegeven zich absoluut niet te kunnen vinden in de inhoud van het artikel. [werknemer] voert zelfs aan dat hem door DLO is toegezegd dat hij zou mogen reageren welke toezegging nimmer gestand is gedaan, hetgeen niet gemotiveerd is weersproken door DLO. Hoe dat ook zij, de kantonrechter acht de gang van zaken op zijn minst uitermate onhandig. Het maakt dat [werknemer], ondanks herhaald verzoek, niet heeft willen terugkeren in MIG. Dat is een omstandigheid die voor rekening en risico komt van DLO.

4.8. Tegenover dat verwijt aan DLO kan [werknemer] worden verweten dat hij in december 2010, terwijl hij arbeidsongeschikt thuis zat, de publicatie aan TNO heeft gezonden zonder dat, zo is onweersproken, hij DLO daarvan op enig moment in kennis heeft gesteld. Onweersproken is ook dat [werknemer] (bij MIG betrokken) collega’s als “deskundigen” (met aanhalingstekens) heeft aangeduid, hetgeen als denigrerend kan worden opgevat. De kantonrechter acht dat ongepast en, zeker gezien de gespannen verhouding tussen partijen, verwijtbaar aan [werknemer].

Dat geldt ook voor zijn rol in de procedure van boer [naam boer]. Ook daarvan heeft hij niets gemeld aan DLO. Het mag zo zijn, zoals [werknemer] aanvoert, dat hij op uitnodiging van de commissie die de claim beoordeelde een toelichting gaf op zijn – voor [naam boer] gunstige – visie, het is hem verwijtbaar dat hij daarop is ingegaan zonder daarvan melding te doen aan DLO. Dat staat nog los van de vraag of het gepast is dat [werknemer] zijn visie in feite ten dienste stelde aan [naam boer]. De kantonrechter acht echter zonder nadere toelichting, die door DLO niet is gegeven, niet aannemelijk dat van een zodanige belangenverstrengeling sprake was dat een dringende reden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst bestaat.

4.9. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de verwikkelingen na april 2011 in het kader van deze procedure onbesproken blijven. De verstoring van de verhouding, waarin partijen beide hun hiervoor beschreven rol hebben gehad, was toen reeds een feit. De ontwikkelingen nadien, de herhaalde klokkenluidersmelding en de reactie daarop door DLO, zijn daarvan geen oorzaak maar een uitvloeisel.

4.10. Gelet op al het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat, omdat DLO een verwijt treft, aan [werknemer] een vergoeding toekomt. Die wordt, gezien de hiervoor genoemde van zowel in de risicosfeer van DLO als [werknemer] liggende omstandigheden die geleid hebben tot de ontbinding, vastgesteld met als uitgangspunt een vergoeding conform de neutrale kantonrechtersformule.

Daarop strekt in mindering de bovenwettelijke uitkering die [werknemer] zal ontvangen indien hij werkloos raakt. Partijen stellen die op € 10.000,00 bruto per jaar. Nu DLO aanvoert dat [werknemer] gezien zijn capaciteiten maximaal een jaar werkloos zal zijn, gaat de kantonrechter uit van aftrek van één jaarbedrag.

4.11. De kantonrechter is derhalve van plan de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 maart 2012 en daarbij aan [werknemer] een vergoeding van (afgerond) € 60.000,00 bruto toe te kennen. Omdat een vergoeding wordt toegekend, krijgt DLO de gelegenheid het verzoek in te trekken.

4.12. Als DLO het verzoek niet intrekt, moeten partijen hun eigen kosten dragen. Als DLO het verzoek intrekt, moet zij de proceskosten dragen.

5. De beslissing

De kantonrechter

5.1. stelt DLO in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op 27 februari 2012 in te trekken door een schriftelijke mededeling aan de griffier van de rechtbank, sector kanton, locatie Wageningen, postbus 9030, 6800 EM Arnhem;

als DLO het verzoek niet intrekt:

5.2. ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2012 en kent aan [werknemer] ten laste van DLO een vergoeding toe van € 60.000,00 bruto;

5.3. compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

als DLO het verzoek intrekt:

5.4. veroordeelt DLO in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [werknemer] begroot op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2012.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.