RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
Locatie Emmen
zaak-/rolnummer: 203688 \ CV EXPL 07-1537
vonnis van de kantonrechter d.d. 9 januari 2008
in de zaak van
[Eiser],
hierna te noemen: eiser,
wonende te [adres],
eisende partij,
gemachtigde: FNV Bondgenoten, gevestigd te Groningen,
tegen
De besloten vennootschap COLBOND B.V.,
hierna te noemen: gedaagde,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde partij,
gemachtigde, mr. R.K.A. Kop, advocaat en procureur te Nijmegen.
Verder procesverloop
Bij tussenvonnis van 3 oktober 2007 heeft de kantonrechter gedaagde in de gelegenheid gesteld bij akte in te gaan op in dat tussenvonnis aangegeven vraagpunten. Gedaagde heeft hierop een akte uitlating genomen, waarop door eiser is gereageerd.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
Rechtsoverwegingen
1. Gedaagde heeft in de akte uitlating voor zover van belang het volgende vermeld.
De functie van Plant accountant, zoals eiser die vanaf oktober 2004 is gaan vervullen bestond voor die tijd nog niet. Een beschrijving daarvan bestond ook niet en er is dus geen sprake geweest van het in het kader van de herwaardering opnieuw beschrijven. Voor de beschrijving van die functie is geen peildatum overeengekomen. Pas toen eiser de functie eenmaal vervulde kon deze worden beschreven en gewaardeerd. Op 1 januari 2005 was de functie nog niet beschreven en derhalve nog niet ingedeeld in een salarisgroep.
De functie die eiser vanaf oktober 2004 is gaan vervullen was identiek aan die van de andere Plant accountant die werkzaam was in de vestiging te Arnhem. Diens functie is wel in het kader van de algemene functieclassificatie geherwaardeerd en ingedeeld in functiegroep 41. Gedaagde heeft in dit verband verwezen naar de brief die hierover aan de desbetreffende functionaris is gezonden.
De functie die eiser vanaf 1 oktober 2004 is gaan bekleden heeft in de loop van 2005 een stabiel karakter gekregen. De functie is tot 1 januari 2006 niet gewijzigd, maar wel is duidelijk geworden welke werkzaamheden daarbij wel of niet behoorden.
Voorafgaand aan het functiewaarderingstraject van 2005/2006 waren functies soms niet of niet conform de praktijk beschreven en/of ingedeeld. De feitelijke uitvoering kwam vaak niet overeen met de papieren functie. Ook in het verleden is gebleken dat een nieuwe beschrijving van een functie meermaals leidde tot een lagere functie-indeling.
2. Eiser heeft hiertegenover hoofdzakelijk het volgende aangevoerd.
Nu vaststaat dat de bedrijfsbrede herwaardering veelal heeft geleid tot een lagere functiewaardering is het van belang de functie zoals eiser deze direct na herplaatsing ging vervullen, te waarderen. Met name op dit door de kantonrechter aangegeven kernpunt wordt door gedaagde geen duidelijkheid verschaft.
Volgens gedaagde heeft de beschrijving van de functie van eiser langer geduurd dan beoogd. De omstandigheden die dit hebben veroorzaakt worden door gedaagde niet vermeld. Duidelijk is wel dat de functie van eiser eerst in het nieuwe functiebeoordelingstraject van een waardering werd voorzien. Juist omdat het nieuwe traject ook volgens gedaagde in veel gevallen leidde tot een lagere waardering, dient ook voor eiser de zgn. warme toeslag te worden toegepast. Indien dit op grond van het ontbreken van een functiebeschrijving per datum overgang niet op harde feiten kan worden gebaseerd, dient op basis van redelijkheid en billijkheid de feitelijke achteruitgang van loon te worden opgevangen.
De werkzaamheden die eiser per 1 oktober 2004 is gaan vervullen waren wel degelijk in volle omvang het voortzetten van de functie van de tot dan zittende assistent controller. In eerste aanleg bestonden er dan ook geen echte onduidelijkheden omtrent de functie die eiser zou moeten gaan vervullen.
3. Gelet op hetgeen partijen na tussenvonnis hebben aangevoerd heeft de kantonrechter nader overwogen als volgt.
Juist nu de bedrijfsbrede functieclassificatie in 2006 ertoe heeft geleid dat de meeste functies lager moesten worden ingeschaald, zoals gedaagde heeft aangegeven, is het van belang tevens te bezien tot welke resultaten de beschrijving en waardering van de functie van Plant accountant zoals eiser die als gevolg van de reorganisatie is gaan vervullen, zou hebben geleid. Voor het regiem van de overgangsregeling (warme of koude toeslag) is immers bepalend of de functie van Plant accountant (slechts) in het kader van de bedrijfsbrede herwaardering lager is geworden dan wel dat dit ook reeds het geval zou zijn geweest indien de functie direct na herplaatsing zou zijn beschreven en gewaardeerd.
Ook al heeft gedaagde hierover geen duidelijkheid kunnen verschaffen, omdat een beschrijving en waardering per datum herplaatsing achterwege is gebleven, toch acht de kantonrechter het aannemelijk dat deze functie ook reeds ten tijde van de herplaatsing in het kader van de reorganisatie zou zijn ingedeeld in functieschaal 41. Door gedaagde is immers onweersproken gesteld dat de functie-inhoud van eisers functie tussen oktober 2004 en het tijdstip van daadwerkelijke beschrijving en waardering ongewijzigd is gebleven. Nu ook het systeem van functiewaardering ongewijzigd is gebleven moet logischerwijs worden geconcludeerd dat de beschrijving van de nieuw gevormde functie ten tijde van herplaatsing zou hebben geleid tot indeling in functieschaal 41 en dat de bedrijfsbrede herwaardering niet tot een (nog) lagere indeling heeft geleid.
Dit betekent dat reeds als gevolg van de herplaatsing in een functie met een lagere functieschaal eiser aanspraak kan maken op de toeslag conform het Sociaal plan. De bedrijfsbrede herwaardering heeft op zichzelf geen verlaging van functieschaal meer meegebracht, zoals ook het geval is geweest bij de andere Plant accountant waarnaar gedaagde heeft verwezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden die rechtvaardigen dat eiser anders wordt behandeld dan andere collega’s voor wie de bedrijfsbrede herwaardering (op zichzelf) niet heeft geleid tot een andere waardering van hun functie. De vorderingen van eiser dienen dan ook te worden afgewezen.
Eiser dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt eiser tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 450,00 aan salaris gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.P. van Gastel en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2008.
typ/conc: 33/LvG
coll: