1.
Niet in geschil is dat het eerder ten aanzien van eiseres uitgevaardigde terugkeerbesluit zijn gelding heeft verloren, omdat eiseres daaraan heeft voldaan. Eiseres is vervolgens weer naar Nederland teruggekeerd op een verleend visum voor kort verblijf. Evenmin is in geschil dat eiseres thans niet langer legaal in Nederland verblijft.
2.1
Eiseres heeft aangevoerd dat de mededeling omtrent haar vertrekplicht niet als terugkeerbesluit kan gelden, omdat dit niet met zoveel woorden staat vermeld. Eiseres acht dit onduidelijk en meent dat daarom niet van een duidelijk besluit, dan wel een terugkeerbesluit sprake is. Verweerder meent dat bedoelde mededelingen wel een terugkeerbesluit opleveren, omdat de inhoud daarvan duidelijk is en aan de wettelijke omschrijving van een terugkeerbesluit voldoet.
2.2
De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 1 aanhef en sub s Vw bepaalt dat onder terugkeerbesluit wordt verstaan: het terugkeerbesluit, bedoeld in artikel 3, punt 4, van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over de gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98), (verder te noemen: Terugkeerrichtlijn).
Artikel 3, aanhef en onder 4 van de terugkeerrichtlijn bepaalt dat onder terugkeerbesluit wordt verstaan: de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of dit illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld.
Het eerste lid van artikel 62a Vw luidt voorzover hier van belang:
Onze Minister stelt de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, die niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, schriftelijk in kennis van de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten en van de termijn waarbinnen hij aan die verplichting moet voldoen (...).
Het tweede lid van datzelfde artikel luidt voorzover hier van belang:
De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geldt als terugkeerbesluit (...).
2.3
De rechtbank constateert met verweerder dat de aan eiseres gedane mededeling voldoet aan de definitie van terugkeerbesluit in artikel 1 Vw, gelezen in verband met artikel 3, onder 4 van de Terugkeerrichtlijn. Tevens voldoet de mededeling aan de omschrijving van artikel 62a eerste lid Vw, die volgens het tweede lid van artikel 62a Vw als terugkeerbesluit geldt. De mededeling is derhalve een terugkeerbesluit.
2.4.
Het betoog van eiseres kan dit niet anders maken. De rechtbank constateert dat gesteld noch gebleken is dat eiseres de inhoud van de mededeling verkeerd heeft begrepen. Voorts kan gelet op de wettelijke definitie de omstandigheid dat in het bestreden besluit niet met zoveel woorden staat vermeld dat de mededeling een terugkeerbesluit inhoudt, niet meebrengen dat de mededeling niet als zodanig kan gelden.
3.1
Vervolgens is de vraag welk rechtsmiddel tegen het terugkeerbesluit openstaat. Verweerder stelt zich op het standpunt dat, in afwijking van hetgeen onder het besluit staat vermeld, tegen het terugkeerbesluit rechtstreeks beroep openstaat. In verweerders visie heeft eiseres dus het juiste rechtsmiddel aangewend. Eiseres stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is en dat het terugkeerbesluit het rechtsmiddel volgt van het besluit waarin het is opgenomen. In dit geval is dat het rechtsmiddel van bezwaar. Ook het belang van concentratie van rechtsmiddelen leidt volgens eiseres tot de door haar bepleite uitkomst. Eiseres meent dat de rechtbank het beroep dient door te zenden aan verweerder voor behandeling gelijktijdig met het bezwaarschrift. Eiseres benadrukt dat zij slechts zekerheidshalve beroep bij de rechtbank heeft ingesteld.
3.2
De rechtbank stelt voorop dat het terugkeerbesluit is opgenomen in een besluit waarin het verzoek om toepassing van artikel 64 Vw, dat wil zeggen uitstel van vertrek om medische redenen, is afgewezen. Er is geen sprake van een besluit op een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 27 en 45 Vw, in welke artikelen staat vermeld dat het besluit omtrent de aanvraag als terugkeerbesluit geldt. Het onderhavige terugkeerbesluit dient daarom volgens de tekst van de wet te worden aangemerkt als terugkeerbesluit in de zin van artikel 62a tweede lid Vw. Ingevolge artikel 75, aanhef en sub c Vw zou daartegen geen bezwaar, maar direct beroep openstaan.
3.3
Niettemin bestaat aanleiding voor een ander oordeel gelet op het volgende. Blijkens de wetsgeschiedenis zoals aangehaald in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 juni 2012 (LJN BW9111 of ECLI: NL: RVS: 2012: BW9111) heeft de wetgever een concentratie van rechtsbescherming voor ogen gehad om aldus een doelmatige en snelle rechtsgang te garanderen zodat eventuele onduidelijkheid over de rechtspositie van een vreemdeling snel kan worden weggenomen. Onder meer staat in de door de Afdeling geciteerde Memorie van antwoord vermeld: Tegen het terugkeerbesluit staat ingevolge artikel 75 van de Vw rechtstreeks beroep op de rechtbank open, tenzij het terugkeerbesluit deel uitmaakt van een ander besluit, in welk geval het rechtsmiddelenregime van dat besluit kan worden gevolgd.
3.4
Verweerder heeft betoogd dat het belang van concentratie van rechtsmiddelen in een geval als het onderhavige niet aan de orde is en daartoe verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2012 (LJN BX6837 of ECLI: NL: RVS: 2012: BX6837). Samengevat heeft verweerder dit aldus toegelicht dat de procedure omtrent de toepassing van artikel 64 Vw niet van invloed is op de procedure omtrent het terugkeerbesluit. Toepassing van artikel 64 Vw zou slechts leiden tot opschorting van het terugkeerbesluit. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. Uit genoemde uitspraak volgt immers dat het rechtmatig verblijf dat de door eiseres beoogde toepassing van artikel 64 Vw zou meebrengen, beschouwd dient te worden als “een andere vorm van toestemming tot verblijf” in de zin van artikel 6, vierde lid van de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank wijst er op dat artikel 6, vierde lid van de Terugkeerrichtlijn bepaalt dat in geval een dergelijke toestemming tot verblijf wordt verleend, geen terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd. Daarom kan niet worden gezegd dat de uitkomst van een procedure tegen een besluit omtrent de toepassing van artikel 64 Vw geen betekenis heeft voor de procedure omtrent een daarin opgenomen terugkeerbesluit.
3.5
Gelet op het bovenstaande moet worden aangenomen dat tegen een terugkeerbesluit dat is opgenomen in een besluit betreffende de toepassing van artikel 64 Vw hetzelfde rechtsmiddel als tegen dat besluit openstaat. Dit betekent dat eiseres gevolgd moet worden in haar betoog dat niet het rechtsmiddel van beroep, maar het rechtsmiddel van bezwaar openstond.