De Hoge Raad heeft in het arrest van 11 juli 2014, nr. 13/06262, ECLI:NL:HR:2014:1623 beslist als volgt:
“3.3.1. Volgens de artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet IB 2001 vindt bij het begin van elk kalenderjaar bij ministeriële regeling een indexering plaats van in de Wet IB 2001 genoemde bedragen. De formule voor deze indexering is neergelegd in artikel 10.1, lid 1, en artikel 10.2 van de Wet IB 2001.
3.3.2. Volgens artikel 90 van de Wbm zijn de artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet IB 2001 van overeenkomstige toepassing op – kort gezegd – de tarieven van de krachtens de Wbm geheven belastingen.
3.3.3. In artikel XVIII van de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is bepaald dat artikel 10.1 van de Wet IB 2001 geen toepassing vindt bij het begin van het kalenderjaar 2013.
3.3.4. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat, anders dan waarvan het middel uit gaat, door het hiervoor in 3.3.3 genoemde artikel XVIII, artikel 10.1 van de Wet IB 2001 niet is weggevallen. In plaats daarvan bepaalt voornoemd artikel XVIII dat artikel 10.1 van de Wet IB 2001 geen toepassing vindt bij het begin van het kalenderjaar 2013. Omdat de toepassing van artikel 10, lid 1, van de Wet IB 2001 de vervanging betreft van in die wet vermelde bedragen, tast de door artikel XVIII van de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 bewerkstelligde niet-toepassing van eerstgenoemde bepaling de in de Wbm voorziene indexering niet aan. De term ‘van overeenkomstige toepassing’ in artikel 90 van de Wbm geeft aan artikel 10, lid 1, van de Wet IB 2001 een werking buiten het door die wet bepaalde (directe) toepassingsbereik van die bepaling, zodat die van de Wbm uitgaande werking niet staat of valt met de toepasselijkheid van artikel 10, lid 1, van de Wet IB 2001 in directe zin. Ook uit de parlementaire geschiedenis van meergenoemd artikel XVIII kan worden afgeleid dat die bepaling geen andere strekking heeft dan het achterwege laten van de jaarlijkse inflatiecorrectie van de inkomsten- en loonbelasting (zie de in onderdeel 2.9 van de uitspraak van de Rechtbank weergegeven passages uit die parlementaire geschiedenis).
3.3.5. Gelet op het hiervoor overwogene staat het bepaalde in het hiervoor in 3.3.3 genoemde artikel XVIII niet eraan in de weg dat voor het kalenderjaar 2013 op de voet van artikel 90 van de Wbm overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan de artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet IB 2001. (…)”