RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 10 september 2015 in de zaak tussen
[eiseres]
,
geboren op [geboortedag] 1936, van Surinaamse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. E.M.M. Wantenaar),
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Huisman).
Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 20 maart 2015 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 9 april 2015 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Koesveld, kantoorgenote van haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig mevrouw [naam dochter] , dochter van eiseres (hierna te noemen: dochter), alsmede de heer [naam zoon] , zoon van eiseres (hierna te noemen: zoon).
Met inachtneming van de artikelen 8:80a en 8:80b, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank na afloop van de behandeling ter zitting mondeling tussenuitspraak gedaan, waarbij eiseres in de gelegenheid is gesteld nadere informatie van haar huisarts te verstrekken en verweerder in de gelegenheid is gesteld om, naar aanleiding van de informatie van de huisarts, het door de rechtbank in rechtsoverweging 6 van de tussenuitspraak geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen en het bestreden besluit aan te vullen dan wel een nieuw besluit te nemen.
Eiseres heeft op 13 juli 2015 een brief van haar huisarts van 10 juli 2015 toegezonden. Verweerder heeft per brief van 19 augustus 2015 gemotiveerd aangegeven geen gebruik te maken van de gelegenheid een nieuw besluit te nemen dan wel het bestreden besluit aan te vullen. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief van 1 september 2015. Nadat partijen de rechtbank toestemming hebben gegeven de zaak zonder nadere zitting af te doen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In zijn brief van 10 juli 2015 heeft de huisarts van eiseres, de heer [naam huisarts] , het volgende van belang opgenomen:
“Uw vraag is nu of mantelzorg als 24-uurs zorg noodzakelijk is. Mijn antwoord is ja. Indien mw in Nederland zou verblijven (en verzekerd was) en maar een persoon voor de mantelzorg verantwoordelijk was, dan zouden wij ondersteuning moeten aanvragen middels thuiszorg of mw in een verpleeg/verzorginshuis plaatsen.”
2. Verweerder heeft zich in zijn brief van 19 augustus 2015 op het standpunt gesteld dat niet van belang is hoeveel mantelzorg voor eiseres noodzakelijk is, nu in het beleid inzake mantelzorg, zoals neergelegd in paragraaf A3/7 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, niet wordt gedifferentieerd naar zwaarte van mantelzorg. De vraag of die zorg al dan niet door één persoon verleend kan worden ligt daarom buiten verweerders toetsingskader. Op de dochter van eiseres die geen rechtmatig verblijf hier te lande heeft, rust een vertrekplicht en zij kan dus met eiseres mee naar Suriname om daar de noodzakelijke mantelzorg te verlenen. Dat er iemand met eiseres mee kan om de mantelzorg te verlenen is voldoende. Verweerder is niet gehouden te beoordelen of de dochter in haar eentje de noodzakelijke mantelzorg kan verlenen. Mocht de dochter in Suriname tot de conclusie komen dat de mantelzorg haar te veel wordt, ligt het op de weg van haar en eiseres om naar eigen inzicht het mantelzorgnetwerk uit te breiden, dan wel zich te wenden tot thuiszorginstellingen of verzorgingshuizen voor de zorg van eiseres, aldus verweerder.
3.1
De rechtbank stelt vast dat in het beleid van verweerder, zoals neergelegd in paragraaf A3/7 van de Vc 2000, de term ‘medisch noodzakelijke mantelzorg’ wordt gehanteerd. Uit de bewoordingen van dit beleid blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat dit enkel ziet op de beoordeling of mantelzorg noodzakelijk is, maar dat het ook ziet op de vraag welke zorg en hoeveel zorg noodzakelijk is. Uit het beleid blijkt immers dat volgens verweerder van belang is dat de vreemdeling aantoont dat de medisch noodzakelijke mantelzorg verleend wordt door gezins- of familieleden die hier te lande rechtmatig verblijven.
3.2
Uit het advies van Bureau Medische Advisering (BMA) van 25 februari 2015 volgt dat mantelzorg voor eiseres essentieel is voor het welslagen van haar medische behandeling, omdat eiseres hulpbehoevend is bij haar algemene dagelijkse levensverrichtingen en toezicht nodig heeft bij het innemen van haar medicatie. Het BMA geeft geen indicatie van het aantal uren zorg dat eiseres per dag nodig heeft.
3.3
Eiseres voert aan dat de huidige mantelzorg niet enkel verleend wordt door haar dochter die geen rechtmatig verblijf hier te lande heeft, maar ook door haar andere kinderen die wel rechtmatig in Nederland verblijven. De voor eiseres noodzakelijke mantelzorg kan niet door één persoon verleend worden, omdat eiseres 24-uurszorg nodig heeft. Deze stelling heeft eiseres onderbouwd door de verklaring van haar huisarts van 10 juli 2015.
3.4
Gelet op de omstandigheden dat er thans meerdere mantelzorgers zijn die zorg aan eiseres verlenen, de huisarts aangeeft dat eiseres 24-uurszorg nodig heeft voor haar algemene dagelijkse levensverrichtingen en het innemen van haar medicatie en het BMA heeft aangegeven dat de mantelzorg essentieel is voor het welslagen van de medische behandeling van eiseres, is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat de noodzakelijke mantelzorg verleend kan worden door alleen de dochter van eiseres in Suriname. Het standpunt van verweerder dat voor zorg die meer omvat dan de zorg die door één mantelzorger geboden kan worden de hulp van thuiszorginstellingen of verzorgingshuizen kan worden ingeroepen, volgt de rechtbank niet. Immers is niet in geschil dat eiseres voor het slagen van de medische behandeling afhankelijk is van de voor haar noodzakelijke mantelzorg.
4. Het voorgaande betekent dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde motiveringsgebrek aan het bestreden besluit niet heeft hersteld en het bestreden besluit dus genomen is in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
5. Nu naar het oordeel van de rechtbank van belang is dat eerst wordt vastgesteld wat de voor eiseres medische noodzakelijke mantelzorg omvat en de vraag, of de dochter van eiseres alleen deze zorg kan verlenen, beantwoord dient te worden, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de beroepsgrond dat van de dochter van eiseres niet verlangd kan worden dat zij met haar moeder mee terug gaat naar Suriname.
6. Nu de rechtbank het beroep gegrond verklaard, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,--, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 980,-- (zegge: negenhonderdtachtig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bode, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: NV
Coll.: MP
D: B
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.