Procesverloop
Aan eiseres is voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd (de aanslag) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.427. Tevens is bij afzonderlijke beschikking € 765 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2015. Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A] en [persoon B].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en bepaald dat over veertien dagen een mondelinge uitspraak zal worden gedaan. Bij brief van 28 september 2015 zijn partijen geïnformeerd dat de rechtbank bij nader inzien heeft besloten schriftelijk uitspraak te doen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres heeft op 1 juni 2011 samen met haar echtgenoot het appartement aan de [adres] (flat [nummer]) in het flatgebouw ‘[flatgebouw]’ te [woonplaats] gekocht. [flatgebouw] is aangewezen als Rijksmonument.
2. In haar aangifte over het jaar 2011 heeft eiseres, vóór toepassing van de aftrekdrempel, een bedrag van € 73.182 aan kosten voor rijksmonumentenpanden vermeld. Van deze kosten heeft € 10.000 betrekking op de aanleg van een parketvloer (exclusief isolatie).
3. Bij de vaststelling van de aanslag heeft verweerder het in aanmerking genomen bedrag aan kosten voor rijksmonumentenpanden gecorrigeerd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
4. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd.
5. In geschil is of verweerder de kosten van de parketvloer van € 10.000 terecht heeft gecorrigeerd.
6. Eiseres stelt dat de correctie onterecht is. De oude vloer van het appartement was versleten en het vervangen van de vloer was noodzakelijk om het appartement weer bewoonbaar te maken.
7. Verweerder stelt dat de correctie terecht is aangebracht, omdat met de aanleg van de parketvloer geen sprake is van het in oorspronkelijke staat terugbrengen van de vloer van het appartement en daarnaast sprake is van inrichtingsuitgaven welke kwalificeren als niet aftrekbare huurderslasten.
Beoordeling van het geschil
8. Op grond van artikel 6.31, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), tekst 2011, worden als uitgaven met betrekking tot een monumentenpand in aanmerking genomen het bedrag van de drukkende onderhoudskosten, lasten en afschrijvingen verminderd met 0,80% van de eigenwoningwaarde. Onderhoudskosten van een monumentenpand zijn volgens het derde lid van genoemd artikel de kosten van werkzaamheden daaraan voor zover die ertoe hebben gestrekt het pand, zoals dat bij de aanvang van de werkzaamheden bestond, in bruikbare staat te herstellen of te houden en in redelijkheid zijn gemaakt.
9. Niet bestreden is dat het appartement op het moment van aankoop in slechte staat verkeerde doordat het 44 jaar bewoond was geweest door één familie en daarna 3 jaar leeg heeft gestaan. Er was sprake van ernstig achterstallig onderhoud. De vloer bestond uit een oude, beschadigde, parketvloer zonder isolatie. Eiseres heeft met hetgeen zij heeft verklaard en overgelegd, aannemelijk gemaakt dat het vervangen van de parketvloer nodig was om het appartement in bruikbare staat te herstellen. Verweerder heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. De omstandigheid dat eiseres onder de vloer isolatie heeft aangebracht, doet hieraan niet af, nu zij de kosten daarvan niet als onderhoudskosten in aanmerking heeft genomen.
10. Het beroep is gegrond. Het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt met € 10.000 verlaagd naar € 29.427.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 980 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1). In bezwaar heeft eiseres niet om kostenveroordeling gevraagd.