hij op of omstreeks 03 juli 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting en/of het opzettelijk
teweegbrengen van een ontploffing, opzettelijk 15, althans één of meerdere fles(sen) met benzine, althans met een brandbare vloeistof, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
hij op of omstreeks 03 juli 2015 te 's-Gravenhage 15, althans één of meerdere fles(sen) benzine, althans met een brandbare vloeistof , zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 30 juni 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand gelegen [adres] heeft weggenomen sigaretten en/of melkpoeder en/of andere goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door de ruit van de toegangsdeur van voornoemde pand in te schoppen/te vernielen.
3.1
Inleiding
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de volgende feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 29 juni 2015 vond een demonstratie plaats voor het politiebureau De Heemstraat te Den Haag. De demonstratie werd gehouden naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer] , die werd aangehouden op 27 juni 2015, tijdens het evenement Night at the Park in het Zuiderpark te Den Haag. De demonstratie escaleerde en er ontstonden ongeregeldheden in de wijk van het politiebureau De Heemstraat. Er werd onder andere met stenen, vuurwerk en brandbare vloeistof gegooid naar de geüniformeerde politie en Mobiele Eenheid, er werden vernielingen aangericht, er werd brand gesticht en er werd een Albert Heijn geplunderd. Op de navolgende dagen vonden opnieuw ongeregeldheden plaats en werden door diverse personen wederom strafbare feiten gepleegd.2
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij zich op 3 juli 2015 te Den Haag heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – voorbereiding in vereniging van opzettelijke brandstichting, dan wel van het teweegbrengen van een ontploffing, door 15 flessen benzine voorhanden te hebben (feit 1), aan het voorhanden hebben van 15 flessen benzine (feit 2) en dat hij zich op 30 juni 2015 heeft schuldig gemaakt aan plundering van een Albert Heijn filiaal (feit 3).
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle drie de feiten dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 is aangevoerd, kort samengevat, dat er geen bewijs is dat verdachte wist van het doel van de betreffende flessen en dat evenmin sprake is van nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd, kort samengevat, dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte ten tijde van het delict daar aanwezig is geweest. Volgens de verdediging zijn de camerabeelden onvoldoende duidelijk en zijn de door de verbalisanten gedane herkenningen niet betrouwbaar. Daarnaast is aangevoerd dat de braak reeds was gepleegd op het moment dat de door de verbalisanten bedoelde persoon de winkel betrad, zodat de braak niet aan hem kan worden toegerekend.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Feiten 1 en 2 (vrijspraak)
Verdachte heeft ontkend dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het hem tenlastegelegde. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat verbalisanten zijn aangesproken door een onbekend gebleven manspersoon, die had gezien dat een groep van acht mannen een kartonnen doos had neergezet op [adres] , tegen het ijzeren hek ter hoogte van de [adres] en had geroken dat de doos naar een sterke benzinelucht rook. De politie is ter plaatse gaan kijken en trof de doos aan met daarin vijftien glazen flesjes welke waren gevuld met benzine, zoals later door het NFI is vastgesteld. Op de doos bevond zich tevens een plastic tas met daarin zeven pvc-pijpen, waarin schroeven waren gedraaid (zogenoemde kraaienpoten). De doos, de tape op de doos en de flesjes alsmede de plastic tas zijn onderworpen aan een dactyloscopisch sporenonderzoek. Op een van de flesjes met benzine zijn dactysporen van verdachte aangetroffen. Op andere flesjes zijn vingerafdrukken van twee andere personen aangetroffen, onder wie de medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft over het aantreffen van zijn vingerafdrukken verklaard dat hij samen met een groep jongens in een kelder dergelijke flesjes heeft leeggedronken, maar dat hij verder nergens bij betrokken is geweest. Medeverdachte [medeverdachte] was er ook bij in de kelder, aldus verdachte. Ook [medeverdachte] heeft hierover een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij een aantal van die flesjes heeft leeggedronken en er ook een aantal heeft leeggegooid, omdat iemand van wie hij de naam niet wil noemen de flesjes leeg wilde hebben. Anders dan verdachte heeft [medeverdachte] niet verklaard over een kelder, maar verklaart hij dat een en ander zich zou hebben afgespeeld in het [adres] . Deze verklaringen zijn op dit punt dus met elkaar tegenstrijdig.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het voorgaande wel een verdenking op jegens verdachte, maar bevindt zich in het dossier onvoldoende bewijs om wettig en overtuigend bewezen te achten dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten 1 en 2. Uit de aanwezigheid van vingersporen van verdachte op een van de aangetroffen flesjes kan niet worden opgemaakt dat verdachte een of meer van de betreffende flesjes voorhanden heeft gehad op het moment dat deze waren gevuld met benzine, noch dat hij van hun bestemming af wist. Evenmin kan dit uit de overige beschikbare bewijsmiddelen worden opgemaakt. Het door verdachte geschetste scenario dat hij enkele flesjes heeft leeggedronken maar er verder niet bij betrokken is geweest, kan niet door de beschikbare bewijsmiddelen worden weerlegd en acht de rechtbank ook niet geheel ongeloofwaardig. Verdachte zal dan ook van deze feiten worden vrijgesproken.
Feit 3
Op 30 juni 2015 heeft [betrokkene] namens Albert Heijn aangifte gedaan van diefstal met geweld uit de Albert Heijn, gevestigd aan de [adres] te Den Haag. Hij heeft verklaard dat die ochtend de Albert Heijn is geplunderd. Hij zag dat de ruit van de buitendeur was vernield en dat sigaretten en melkpoeder uit de kast bij de servicebalie waren weggenomen.3
Van de diefstal uit de Albert Heijn zijn camerabeelden beschikbaar. Deze beelden, dan wel een of meer stilstaande beelden daarvan, zijn door verschillende verbalisanten bekeken. Verbalisanten [verbalisant 1]4 en [verbalisant 2]5 hebben een van de personen op de camerabeelden herkend als verdachte. Verbalisanten [verbalisant 3]6 en [verbalisant 4]7 hebben verdachte op de stilstaande beelden van de plundering herkend. Ter terechtzitting heeft de rechtbank de camerabeelden bekeken.
Voor de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer de kwaliteit van de beelden en de zichtbaarheid van de dader op de beelden van groot belang. Voorts kan van belang zijn in welke hoedanigheid en frequentie waarnemer en dader elkaar eerder getroffen hebben, alsmede of herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken. De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat de camerabeelden redelijk helder en duidelijk zijn. De verbalisanten die verdachte hebben herkend, hebben die herkenning bovendien gemotiveerd. Daar komt bij dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] beiden wijkagent zijn in de wijk Transvaal, waar verdachte woont, en beiden goed bekend zijn met de bewoners en de jeugdgroepen in deze wijk. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door verbalisanten op ambtseed gedane herkenningen van verdachte. De rechtbank verwerpt het door de raadsvrouw hiertoe gevoerde verweer.
Daar komt nog bij dat de kleding, waaronder met name de sportschoenen van het merk Nike, die de dader op de beelden draagt en de schoudertas die hij bij zich heeft, grote overeenkomsten vertonen met de kleding en de tas die verdachte aan heeft dan wel bij zich draagt op de foto van diezelfde dag (30 juni 2015 te 14:02 uur) op zijn Facebookpagina.8
Verbalisant [verbalisant 5] heeft op de beelden gezien dat de persoon die door de andere verbalisanten is herkend als verdachte een viertal sloffen sigaretten heeft weggenomen.9
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening sigaretten uit de Albert Heijn aan de [adres] te Den Haag heeft weggenomen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit tezamen en in vereniging met anderen heeft gedaan. Hoewel uit het dossier voldoende is gebleken dat verdachte gelijktijdig met een groot aantal andere mensen de Albert Heijn is binnengegaan, blijkt uit het dossier niet dat daarbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Dit brengt ook mee dat verdachte zal worden vrijgesproken van de eveneens ten laste gelegde braak of verbreking. Er zijn immers geen aanwijzingen dat verdachte degene is geweest die (de ruit van) de deur heeft ingetrapt en nu geen sprake is van medeplegen kan dit geweld verdachte niet worden aangerekend.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 30 juni 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand gelegen [adres] heeft weggenomen sigaretten, toebehorende aan Albert Heijn.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.