Rechtbank DEN HAAG
Parketnummer: 09/827046-15
Datum uitspraak: 4 december 2015
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, locatie De Schie, te Rotterdam.
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 november 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.J. de Jong en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 april 2015 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door meermalen, althans eenmaal met een (klauw)hamer, althans een zwaar en/of hard en/of puntig voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of (vervolgens) met een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of de hals/nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te teken/snijden, welke doodslag al dan niet werd gevolgd en/of vergezeld van enig strafbaar feit, te weten een diefstal van een geldbedrag, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken;
hij op of omstreeks 08 april 2015 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] .
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
8 De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 24c, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (ACHT) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 7.583,37, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 7.583,37, vermeerderd met de gevorderde rente daarover vanaf 5 mei 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 72 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. D.E. Alink, rechter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Alsemgeest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 december 2015.