[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
[de minderjarige 2]
, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
de minderjarigen,
in rechte vertegenwoordigd door mr. M.M. Menheere advocaat te ’s-Gravenhage,
in de hoedanigheid van bijzonder curator.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verslag van de bijzonder curator d.d. 19 juni 2014;
- de fax d.d. 2 juli 2014, met bijlage, van de vrouw;
- het aanvullend verslag van de bijzonder curator d.d. 22 september 2014, met als bijlage een rapport van het Internationaal Juridisch Instituut d.d. 18 september 2014;
- het aanvullend verzoekschrift;
- de brief d.d. 12 november 2014, met bijlage, van de vrouw;
- het verslag van de bijzonder curator d.d. 1 december 2014;
- de brief d.d. 6 januari 2015 van de vrouw.
Op 7 december 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en vergezeld van de heer [naam] , de partner van de vrouw, alsmede de bijzonder curator. De man is – hoewel behoorlijk opgeroepen in de Staatscourant van 24 augustus 2015 – niet ter terechtzitting verschenen.
Feiten
- De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum huwelijk] te Indonesië.
- Uit het huwelijk zijn voornoemde minderjarigen geboren.
- De man, de vrouw en de minderjarigen hebben de Indonesische nationaliteit.
- De vrouw heeft in Indonesië een procedure strekkende tot echtscheiding aanhangig gemaakt.
- Bij beschikkingen van deze rechtbank d.d. 12 mei 2014 en 24 november 2014 is mr. Menheere voornoemd benoemd tot bijzonder curator teneinde de minderjarigen ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.
Beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Ingevolge artikel 10:93 jo. artikel 10:92 BW, is Indonesisch recht van toepassing op het verzoek, zijnde het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de vrouw.
De bijzonder curator heeft advies ingewonnen bij het Internationaal Juridisch Instituut omtrent het toepasselijke Indonesische recht. Uit dit rapport blijkt dat een gerechtelijke procedure voor Indonesiërs tot ontkenning van het vaderschap, op verzoek van de moeder of van het kind, niet bekend is. Dit betekent dat de vrouw, met toepassing van het Indonesische recht, niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Evenmin kan de bijzonder curator namens de minderjarigen een verzoek doen. Alleen aan de echtgenoot van de moeder komt de mogelijkheid toe om de “wettigheid” van het kind te betwisten, waarbij een echte ontkenningsprocedure niet bekend is. De bijzonder curator houdt het ervoor dat, bij gebreke van zodanige ontkenningsprocedure naar het toepasselijk recht, ingevolge artikel 10:93 lid 2 BW, Nederlands recht kan worden toegepast.
De rechtbank volgt de redenering van de bijzonder curator. Ingevolge artikel 10:93 lid 2 BW, kan de rechter, indien volgens het toepasselijk recht ontkenning niet mogelijk is, indien
zulks in het belang is van het kind en de ouders en het kind een daartoe strekkend gezamenlijk verzoek doen, een ander in artikel 10:92 BW genoemd recht toepassen, dan wel het recht toepassen van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind ten tijde van de ontkenning of het Nederlandse recht. Nu de man geen bekende woon- of verblijfplaats heeft en hij, hoewel daartoe opgeroepen, in deze procedure niet is verschenen, is het niet mogelijk dat de ouders gezamenlijk de toepassing van het Nederlands recht verzoeken. De rechtbank acht het evenwel niet redelijk deze omstandigheid, die niet aan de vrouw toe te rekenen is, aan de vrouw tegen te werpen. Dit zou immers betekenen dat ontkenning van het vaderschap onmogelijk is. Nu zowel de vrouw als de bijzonder curator verzoeken het Nederlands recht toe te passen zal de rechtbank hieraan, nu haar dit in het belang van de minderjarigen voor komt, gevolg geven.
Beoordeling naar Nederlands recht
Het verzoek is door de vrouw tijdig ingediend zodat zij kan worden ontvangen in haar verzoek.
De gronden waarop de vrouw haar verzoek doet steunen, zijn – na door de bijzonder curator verricht onderzoek waarvan uit de stukken en de behandeling is gebleken – onweersproken gebleven, en staan dus in rechte vast.
Het verzoek dient derhalve te worden toegewezen, aangezien van feiten die het mogelijk maken dat de man toch de biologische vader van de minderjarigen is, niet is gebleken en evenmin is gebleken dat de man toestemming heeft gegeven tot een daad die de verwekking van de minderjarigen tot gevolg kan hebben gehad.
Nu de aard van de zaak zich verzet tegen uitvoerbaar verklaring bij voorraad wijst de rechtbank dat verzoek af.
Beslissing
verklaart gegrond het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van:
[de man] , geboren op [geboortedatum] ,
over:
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
uit:
[de vrouw] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Indonesië;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Th. Nijhuis, tevens kinderrechter, bijgestaan door
P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2015.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|