Rechtbank DEN HAAG
Team Kanton Leiden/Gouda
Zittingsplaats Gouda
AB/Zaaknummer 3817631 \ EJ VERZ 15-80422
24 maart 2015
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap Bakkerij Visser B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. drs. G.B.M. Zuidgeest,
[verweerder]
,
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde mr. I. Scheele.
1 De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- een verzoekschrift tot ontbinding van de tussen partijen bestaande
arbeidsovereenkomst met producties;
- -
een verweerschrift met producties;
- -
aanvullende producties aan de zijde van verzoekende partij;
- -
pleitnotities aan de zijde van verzoekende partij;
- -
de aantekeningen van de mondelinge behandeling d.d. 5 maart 2015.
2 Overwegingen
2.1
Verzoekende partij, hierna te noemen: Visser, verzoekt in deze procedure de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen haar als werkgeefster en verwerende partij, hierna te noemen: [verweerder], als werknemer, op de kortst mogelijke termijn wegens dringende redenen, althans wegens zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen, kosten rechtens.
2.2
Visser legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. [verweerder], geboren op [geboortedatum], is op 26 januari 2004 in de functie van [functie] bij haar in dienst getreden. Hij verdient bij haar een salaris ad € 2.134,08 bruto per vier weken exclusief emolumenten. In oktober 2010 is hij een aantal dagen uitgevallen en vanaf 1 november 2010 tot en met 4 januari 2012 heeft hij wegens arbeidsongeschiktheid niet gewerkt. Hij bleek verslaafd aan drugs en is daar voor opgenomen en in behandeling geweest. Bij de hervatting van zijn werk heeft [verweerder] aan Visser voorgehouden dat hij zijn drugsverslaving had overwonnen en dat zij er op mocht vertrouwen dat er niet opnieuw verslavingsproblemen zouden ontstaan. [verweerder] functioneerde na zijn herstel aanvankelijk goed. In 2013 is hij minder gaan functioneren en die dalende lijn heeft zich in 2014 voortgezet. Visser heeft hem naar aanleiding van een aantal incidenten waarschuwingen moeten geven. [verweerder] hield zich niet aan de regels rond de pauzes en moest er bij herhaling op worden aangesproken dat hij niet mocht eten in de productieruimte. Op 9 oktober 2014 heeft Visser hem een waarschuwing moeten geven omdat hij met een trap had gegooid. [verweerder] onderbreekt het werk te vaak om te gaan roken en is soms geruime tijd onvindbaar. Op 26 november 2014 heeft hij zich opnieuw ziek gemeld. Op 16 december 2014 bezocht hij de Arbo-arts. Nadien heeft Visser bij herhaling contact met hem gezocht, maar was hij onvindbaar. Bij brief d.d. 27 januari 2014 heeft zij de nakoming van haar verplichting om hem het loon te betalen opgeschort. Nadien hebben partijen elkaar gesproken. [verweerder] heeft toen meegedeeld dat hij was teruggevallen in zijn drugsverslaving, zodanig dat hij opnieuw moet worden opgenomen en behandeld. Op grond van deze feiten heeft Visser volledig haar vertrouwen in [verweerder] verloren. Daarbij speelt ook een rol dat [verweerder] bij Visser moet werken met gevaarlijke machines en verhitting. Visser moet er op kunnen vertrouwen dat haar werknemers tijdens hun werk niet onder de invloed zijn van verdovende middelen of alcohol. Nu de ontstane situatie is te wijten aan [verweerder], is er, voor zover er niet ontbonden wordt op grond van een dringende reden, geen plaats voor de toekenning van een beëindigingvergoeding.
2.3
[verweerder] verzoekt om de afwijzing van het verzoek van Visser. Voor zover het verzoek wel zou moeten worden toegewezen dient hem ten laste van Visser een beëindigingvergoeding te worden toegekend ad € 13.698,45 bruto (de kantonrechtersformule met C = 1) en dient rekening te worden gehouden met de fictieve opzegtermijn. Daartoe voert hij het volgende aan. Hij heeft vanaf november 2010 tot begin januari 2012 niet gewerkt wegens ziekte. Hij is in die periode behandeld en genezen van zijn drugsverslaving. In het persoonlijk leven van [verweerder] zijn in de afgelopen tijd een aantal zaken gebeurd, waaronder het overlijden van zijn zus, waardoor zijn verslaving opnieuw de kop heeft opgestoken. De psychische problemen en de problemen in zijn persoon zijn weer toegenomen. Als gevolg daarvan is [verweerder] teruggevallen in zijn oude gewoonte om drugs te gebruiken. Nu niet sprake is van bijkomende omstandigheden, is enkel dat geen reden voor de toewijzing van het verzoek. [verweerder] heeft tot zijn ziekmelding in 2014 normaal gefunctioneerd, althans ernstige problemen hebben zich niet voorgedaan. Hij is op de werkvloer nooit onder de invloed van drugs geweest. Met het oog op zijn behandeling heeft [verweerder] zich (opnieuw) gemeld bij Brijder Verslavingszorg te Den Haag. Zodra er plaats is zal hij worden opgenomen. [verweerder] werkt mee aan zijn re-integratie. Op de brieven die Visser hem stuurt, reageert hij direct; alleen op telefonische oproepen reageert hij, als gevolg van zijn klachten, minder adequaat. Voor zover de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden moet worden, dient er bij de bepaling van de hoogte van de beëindigingvergoeding rekening mee te worden gehouden dat hij, vanwege zijn psychische klachten, een relatief zwakke positie heeft op de arbeidsmarkt.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.5
Op grond van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd is als vaststaand aan te nemen dat [verweerder] in november 2010 drugsverslaafd was, dat Visser hem in de periode vanaf 1 november 2010 tot en met 4 januari 2012 de gelegenheid heeft geboden om daarvan te genezen en hij daarvan met succes gebruik heeft gemaakt. Op dezelfde grond staat vast dat [verweerder] zich op 26 november 2014 opnieuw arbeidsongeschikt heeft moeten melden omdat hij opnieuw aan drugs verslaafd is geraakt, in verband waarmee hij zich opnieuw (voor waarschijnlijk langere tijd) moet laten opnemen en behandelen.
2.6
Een drugsverslaving als zodanig is een stoornis (van de geestvermogens) en derhalve een ziekte. Indien de werknemer die daaraan is lijdt door zijn werkgever in de gelegenheid is gesteld om zijn verslaving lopende de arbeidsovereenkomst te overwinnen en dit, zoals bij [verweerder] het geval is, tot volledige genezing heeft geleid, komt de terugval in de verslaving voor risico van de werknemer, tenzij de terugval verband houdt met enigerlei andere (niet drugs gerelateerde) stoornis (ziekte) van de werknemer, waardoor hij zodanig wordt beheerst dat het niet mogelijk voor hem is om weerstand te bieden aan de verleiding om drugs te gebruiken.
2.7
[verweerder] heeft gesteld dat hij na zijn herstel, per 4 januari 2012, te kampen heeft gekregen met persoonlijke problemen als gevolg waarvan zijn psychische problemen en de problemen in zijn persoon weer zijn toegenomen, hetgeen heeft geleid tot hernieuwd drugsgebruik. Wat de aard en de omvang van de psychische problemen is, heeft [verweerder] niet (voldoende) uiteen gezet. Hij heeft verder niet (voldoende) aannemelijk gemaakt dat deze problemen een stoornis opleveren, zodanig dat het voor hem onmogelijk was om weerstand te bieden aan de verleiding om opnieuw drugs te gebruiken. Bij gebreke daarvan is het aannemelijk dat [verweerder] voor de oplossing van de door hem ondervonden problemen een andere oplossing had kunnen kiezen dan het gebruik van drugs (zoals bijvoorbeeld preventief contact met Brijder Verslavingszorg of een andere hulpverlener). Nu hij daar kennelijk niet voor heeft gekozen en hij opnieuw verslaafd is geraakt, leidt dat niet tot de conclusie dat sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:685 lid 2 BW. Wel is voorstelbaar dat Visser als gevolg daarvan het vertrouwen in hem heeft verloren. Het feit dat niet is gebleken dat – zoals ook geenszins voor de hand ligt – [verweerder] de opzet heeft gehad om het door drugsgebruik (opnieuw) tot arbeidsongeschiktheid te leiden, staat daaraan niet in de weg, omdat het vertrouwen dat een werkgever in zijn werknemer moet kunnen hebben ook door onopzettelijke handelingen verloren kan gaan. (In die zin onderscheidt de hier aan de orde zijnde situatie zich van de situatie als bedoeld in artikel 7:629 lid 3 sub a BW.) Dit leidt, ondanks de thans bestaande, door drugsgebruik veroorzaakte ziekte, tot de conclusie dat sprake is van een zodanige verandering in de omstandigheden dat van Visser niet (opnieuw) kan worden verlangd dat zij [verweerder] in de gelegenheid stelt om tijdens zijn dienstverband van zijn verslaving te genezen. De arbeidsovereenkomst tussen partijen zal daarom worden ontbonden.
2.8
Nu de ontstane situatie aan [verweerder] is te wijten en Visser hier volledig buiten staat, is er geen aanleiding om [verweerder] een vergoeding toe te kennen in verband met de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. Wel is er aanleiding om de beëindigingdatum te bepalen op een iets ruimere termijn dan gebruikelijk.
2.9
[verweerder] is degene die bij deze beschikking in het ongelijk wordt gesteld. Hij wordt om die reden veroordeeld in de kosten van de procedure.
3 De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen en bepaalt dat deze eindigt op 1 mei 2015;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure, welke kosten tot op heden worden vastgesteld op € 516,=, waarin begrepen een bedrag ad € 400,= voor salaris gemachtigde,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2015