Overwegingen
1. Op 4 december 2014 omstreeks 12.24 uur stond het voertuig van eiseres met kenteken [kenteken] (het voertuig) geparkeerd aan de Koningin Wilhelmina Boulevard te Noordwijk. Dit is een locatie die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk is aangewezen als een plaats waar op dat tijdstip uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting kan worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle op voormelde plaats, datum en tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat er geen geldige parkeerkaart in de auto aanwezig was. Naar aanleiding daarvan is de hierboven genoemde naheffingsaanslag opgelegd.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend. Ter onderbouwing van dit standpunt voert eiseres aan dat haar zoon op dat moment de gebruiker van het voertuig was en dat hij, na diverse mislukte pogingen om een kaartje te kopen, uiteindelijk een parkeerkaartje tot 12.07 uur heeft gekocht terwijl hij ervan uitging tot 13.07 uur te hebben betaald. Eiseres stelt dat sprake is van overmacht nu deze vergissing mede is veroorzaakt door de koude en gure weersomstandigheden.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Volgens verweerder dient de omstandigheid dat de gebruiker van het voertuig ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat hij tot 13.07 uur had betaald voor zijn rekening en risico te komen. Hij had immers kunnen weten dat er slechts tot 12.07 uur was betaald. Voorts voert verweerder aan dat parkeerbelasting een objectieve belasting is zodat er weinig ruimte is om met persoonlijke omstandigheden rekening te houden.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het voertuig ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag stond geparkeerd op een in de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting Noordwijk 2014 aangewezen plaats en tijdstip, zonder dat daarvoor parkeerbelasting was voldaan, zodat in zoverre terecht parkeerbelasting is nageheven. De vraag die partijen verdeeld houdt is of eiseres een beroep op overmacht toekomt.
7. De rechtbank stelt voorop dat in bijzondere gevallen strikte naleving van de regels met betrekking tot de verschuldigdheid van parkeerbelasting redelijkerwijs niet van de parkeerder kan worden gevergd (zogenoemde overmacht). Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval echter geen sprake van overmacht. De door eiseres gestelde omstandigheden (koud en guur weer) maken namelijk niet dat het voor de gebruiker van het voertuig in dit geval onmogelijk was om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen, hetgeen ook blijkt uit het feit dat hij wel een parkeerkaartje heeft kunnen kopen. Dat hij in de veronderstelling verkeerde tot 13.07 uur te hebben betaald, doet aan dit oordeel niet af. Het had immers op de weg van de gebruiker van het voertuig gelegen om, nadat hij een parkeerkaartje gekocht had, de eindtijd daarvan te controleren. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.
8. Gelet op het bovenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2015.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.