Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2016:15776

Rechtbank Den Haag
07-12-2016
12-07-2017
AWB -16_5929
Belastingrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Mondelinge uitspraak

De rechtbank stelt vast dat de grieven in het bezwaarschrift zich enkel richten tegen de wijze waarop de bedrijfsopvolgingsfaciliteit door verweerder is toegepast. Tevens stelt de rechtbank vast dat de toepassing door verweerder van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit bij het vaststellen van de (primitieve) aanslag, geen wijziging heeft ondergaan bij de vaststelling van de navorderingsaanslag, en de berekening van de belastbare schenking zoals vastgesteld bij (primitieve) aanslag ook overigens niet is gewijzigd bij de navordering. De belastbare grondslag zoals vastgesteld bij de (primitieve) aanslag is, naar verweerder terecht heeft gesteld, enkel in de navorderingsaanslag begrepen vanwege de progressie van het tarief (artikel 28 Successiewet 1956). Tegen die tariefstelling als zodanig zijn door eiser geen bezwaren ingebracht.

Successiewet 1956 28
Rechtspraak.nl
V-N Vandaag 2017/1719
NLF 2017/1687 met annotatie van

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 16/5929

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2016 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. X.G.D.J. Pelt),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [kantoorplaats], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 7 juni 2016 op het bezwaar van eiser tegen de opgelegde navorderingsaanslag in het recht van schenking wegens een verkrijging in het jaar 2013.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2016.

Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.O. Tjon en mr. M. Breemans.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 5 juni 2014 aangifte in het recht van schenking gedaan van een aan hem op 21 november 2013 geschonken aandelenbelang met toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Verweerder heeft met dagtekening 18 november 2014 conform die aangifte een (primitieve) aanslag schenkbelasting aan eiser opgelegd. Tegen die aanslag zijn door eiser geen rechtsmiddelen aangewend.

2. Eiser heeft met dagtekening 5 december 2014 aangifte gedaan in het recht van schenking van aan hem op 18 november 2013 geschonken contanten en andere zaken. Naar aanleiding van die aangifte heeft verweerder met dagtekening 3 juni 2015 de navorderingsaanslag opgelegd. Eiser heeft 14 juli 2015 bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslag.

3. De rechtbank stelt vast dat de grieven in het bezwaarschrift zich enkel richten tegen de wijze waarop de bedrijfsopvolgingsfaciliteit door verweerder is toegepast. Tevens stelt de rechtbank vast dat de toepassing door verweerder van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit bij het vaststellen van de (primitieve) aanslag, geen wijziging heeft ondergaan bij de vaststelling van de navorderingsaanslag, en de berekening van de belastbare schenking zoals vastgesteld bij (primitieve) aanslag ook overigens niet is gewijzigd bij de navordering. De belastbare grondslag zoals vastgesteld bij de (primitieve) aanslag is, naar verweerder terecht heeft gesteld, enkel in de navorderingsaanslag begrepen vanwege de progressie van het tarief (artikel 28 Successiewet 1956). Tegen die tariefstelling als zodanig zijn door eiser geen bezwaren ingebracht.

4. Met hetgeen is overwogen onder 1 tot en met 3, komt de rechtbank tot het oordeel dat het bezwaar van eiser geen grieven bevat die zijn gericht tegen elementen van de belastbare grondslag die door verweerder bij de navorderingsaanslag zijn vastgesteld. Het bewaar tegen de navorderingsaanslag is daarom terecht ongegrond verklaard. Uit de ter zitting verstrekte toelichting begrijpt de rechtbank dat verweerder wel redenen had om de navorderingsaanslag ambtshalve te verminderen, hetgeen is gebeurd.

5. Naar aanleiding van hetgeen is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.

6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Heekelaar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.