Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2016:16791

Rechtbank Den Haag
29-12-2016
14-02-2017
C/09/13/596 R
Insolventierecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Schuldenares heeft een letselschadevergoeding ontvangen maar niet afgedragen aan de boedel. Schuldenares heeft toegelaten dat haar partner (schuldenaar) dit bedrag,

althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft aangewend om een reis naar Irak te kunnen maken om zijn zieke moeder te bezoeken. Het aanbod om de boedelachterstand in te lopen door een bedrag dat buiten medeweten van de bewindvoerder is gespaard wordt afgewezen nu is aangetoond dat dit bedrag aan schuldenares toekomt. [Zie ECLI:NL:RBDHA:2016:16379, voor de partner].

Faillissementswet 354
Rechtspraak.nl
PS-Updates.nl 2017-0167

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies – enkelvoudige kamer

insolventienummer: C/09/13/596 R

uitspraakdatum : 29 december 2016

In de schuldsaneringsregeling van:

mevrouw [schuldenares],

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Afghanistan),

wonende te [adres, postcode en woonplaats],

schuldenares,

advocaat: mr. J.M. Krommendijk.

Schuldenares zal hierna worden aangeduid met ”[schuldenares]”.

1 Verloop van de procedure

1.1

Bij vonnis van 21 oktober 2013 is ten aanzien van schuldenares de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. G.H.M. Smelt tot rechter-commissaris en van, laatstelijk, mr. J.E. Maats-Stokx kantoorhoudende te Voorburg, tot bewindvoerder.

1.2

De bewindvoerder heeft op de voet van artikel 351a van de Faillissementswet (Fw)

schriftelijk verslag uitgebracht ten aanzien van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.

1.3

Bij brief van 7 december 2016 heeft de bewindvoerder de rechtbank geïnformeerd over de laatste stand van zaken.

1.4

Op 15 december 2016 heeft de terechtzitting als bedoeld in artikel 352 Fw plaatsgevonden. Mr. L.A. van Walree-Brascamp en N. Nottroth, namens de bewindvoerder en [schuldenares], vergezeld van haar partner [schuldenaar], en bijgestaan door mr. J.M. Krommendijk, zijn ter zitting verschenen en gehoord.

1.5

De uitspraak is bepaald op heden.

2 De beoordeling

2.1

De termijn als bedoeld in artikel 349a Fw is op 21 oktober 2016 verstreken. De

rechtbank staat daarmee thans voor de vraag of schuldenaar gedurende de termijn

gedurende welke de schuldsaneringsregeling van toepassing was, tekort is geschoten in

de nakoming van één of meer verplichtingen uit die regeling en, indien daarvan sprake

mocht zijn, of deze tekortkoming aan schuldenaar kan worden toegerekend. 2.2

2.2

De rechtbank oordeelt als volgt. Ter zitting is komen vast te staan dat schuldenares]

de informatieplicht onvoldoende is nagekomen nu zij de bewindvoerder geen specificatie heeft gezonden waaruit blijkt uit welke componenten de aan haar

uitgekeerde letselschadevergoeding van € 7.500,- is samengesteld. Bij het

verweerschrift is alsnog een specificatie overgelegd waaruit dit blijkt.

Er zijn echter geen stukken overgelegd en evenmin is ter zitting duidelijk geworden

of de bedragen die zijn uitgekeerd ter vergoeding van gemaakte onkosten,

(bijvoorbeeld kosten fysiotherapie en kosten ter vergoeding van huishoudelijke

hulp) daadwerkelijk zijn besteed aan dergelijke kosten. Evenmin is een en ander ter

zitting verduidelijkt.

De rechtbank gaat er dan ook van uit dat het uitgekeerde bedrag ten onrechte niet

in de boedel is gevloeid. Aannemelijk is dat de betaling van dit bedrag voortvloeit

uit een door schuldenares ondertekende vaststellingsovereenkomst. Ingevolge de

uitspraak van de Hoge Raad van 24-11-2006 (ECLI:NL:HR:2006:AZ1111) valt dit

bedrag in de boedel. Dit bedrag is door schuldenares echter niet aan de boedel

overgemaakt. Schuldenares heeft toegelaten dat haar partner, [schuldenaar], dit bedrag, althans een aanzienlijk deel daarvan, heeft aangewend om een reis naar

Irak te kunnen maken om zijn zieke moeder te bezoeken.

2.3

Mr. Krommendijk heeft namens [schuldenares] ter zitting aangeboden de hierdoor

ontstane boedelachterstand alsnog in te lopen, door overmaking van een bedrag dat

kennelijk zonder dat de bewindvoerder dit wist - is gespaard door [schuldenares] op

de rekening die wordt beheerd door haar budgetbeheerder. Dit betreft een bedrag

van € 4.775,00. Daarnaast zal [schuldenares] aanspraak kunnen maken op

bijzondere bijstand voor de vergoeding van de kosten van budgetbeheer met

terugwerkende kracht. Op deze wijze, aldus mr. Krommendijk, zal door middel van

een verlenging van de regeling de boedelachterstand alsnog kunnen worden

ingelopen.

Bij nadere bestudering van de stukken is de rechtbank echter niet gebleken dat deze

beheerrekening op naam van [schuldenares] is gesteld en dat het genoemde bedrag

op haar naam is gereserveerd, daar de rekening op naam van “Fam. naam schuldenaar]” is gesteld. [Schuldenaar] is de partner van [schuldenares], die met

haar samenwoont. Het is daarom nog maar zeer de vraag of dit bedrag in zijn

geheel aan [schuldenares] toekomt.

Ook is het überhaupt onduidelijk of dit op de beheerrekening gespaarde bedrag niet

reeds op andere gronden aan de boedel toekomt, als een boven het vrij te laten

bedrag gereserveerd inkomen. Nu [schuldenares] stelselmatig tekort is geschoten in

de nakoming van haar informatieplichten valt dit ook niet meer in dit stadium van

de regeling na te gaan. Of derhalve de boedelachterstand binnen een eventuele

verlenging van de looptijd van de regeling valt in te lopen is - bij gebrek aan nadere

gegevens - dan ook niet aannemelijk gemaakt.

2.4 [

Schuldenares] is door de rechter-commissaris vrijgesteld van haar verplichting om te solliciteren in de periode van 21 oktober 2013 tot 17 juni 2014. Ook is zij over

de periode van 2 april 2015 tot 2 april 2016 vrijgesteld van de sollicitatieplicht voor

16 uren per week, onder de voorwaarde dat zij zich onder behandeling zou stellen

voor haar psychische klachten. Dit houdt in dat voor haar in ieder geval een

sollicitatieplicht gold vanaf 18 juni 2014. Schuldenares heeft echter in het geheel

niet gesolliciteerd. Evenmin is gebleken dat zij zich onder behandeling heeft laten

stellen ter verbetering van haar psychische gesteldheid.

Schuldenares is samen met haar partner, [schuldenaar], door de rechter-

commissaris verhoord op 26 januari 2016. Naar aanleiding van dit verhoor is

schuldenares bij brief van 12 april 2016 nogmaals gewezen op haar

sollicitatieplicht. Dit heeft niet tot verbetering geleid. Ter zitting is door

schuldenares opnieuw te kennen gegeven dat zij van mening is dat zij

arbeidsongeschikt is en dat zij daarom niet kan solliciteren. Weliswaar is

[schuldenares] opnieuw gekeurd op 10 augustus 2016 en is zij daarbij volledig

arbeidsongeschikt verklaard, dit doet echter niet af aan het feit dat zij in de periode

van juni 2014 tot april 2016 niet heeft gesolliciteerd, terwijl zij dit wel had moeten

doen.

2.5

Op grond van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een verlenging

van de duur van de schuldsaneringsregeling niet zal leiden tot herstel van de

geconstateerde tekortkomingen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de regeling

zal eindigen zonder toekenning van de zogenaamde “schone lei”.

2.6

De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten

vaststellen.

3 De beslissing:

De rechtbank:

- stelt vast dat [schuldenares] toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;

- verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend wordt;

- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 3.130,-- (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;

- stelt het bedrag aan vastrecht vast op € 611,- voor zover de boedel toereikend is.

Gewezen door mr. W.J. Don, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

29 december 2016, in tegenwoordigheid van J.P.C.G. van der Wielen, griffier.

Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.