Nu partijen verschillen over de uitleg van het begrip verbouwing in artikel 52 lid 8 van het modelreglement dat onderdeel uitmaakt van de splitsingsakte, dient de kantonrechter deze bepaling uit te leggen. De akte van splitsing is naar zijn aard bestemd de rechtspositie van derden te beïnvloeden, in het bijzonder die van toekomstige eigenaren van appartementsrechten, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud van dat document. De bewoordingen van de splitsingsakte dienen dan ook naar objectieve maatstaven te worden uitgelegd in het licht van de verdere inhoud van de splitsingsakte. Daarbij zijn van beslissende betekenis alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin de akte is opgesteld is daarbij, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, van groot belang, maar ook de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen in de ene dan wel de andere uitleg.
Een verbouwing is volgens de taalkundige betekenis een bouwkundige voorziening. Dit houdt volgens de kantonrechter in dat een wijziging in een gebouw en de constructie daarvan wordt aangebracht. De enkele plaatsing van objecten in een gebouw, die eenvoudig te verwijderen zijn, kan daar niet onder geschaard worden. Een andere uitleg laat zich ook moeilijk verenigen met het vereiste van een gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Niet aannemelijk is immers dat plaatsing van eenvoudig te verwijderen objecten aan dit besluitvormingsproces zou zijn onderworpen.
In dit geval staat vast dat het glazen huis niet aard- en nagelvast met het appartementencomplex is verbonden en dat het zonder schade aan het appartementencomplex verwijderd kan worden. Voor elektriciteit en water in het glazen huis zijn geen aparte voorzieningen aangebracht; daarvoor wordt gebruik gemaakt van de voorzieningen van het appartementencomplex. Voor plaatsing en verwijdering van het glazen huis is derhalve geen constructieve wijziging van het appartementencomplex nodig. Hiervan uitgaande is de kantonrechter van oordeel dat verwijdering van het glazen huis niet als een verbouwing in de zin van artikel 52 lid 8 van het modelreglement dient te worden beschouwd. Of het glazen huis onroerend is geworden, mogelijk als gevolg van de bestemming om duurzaam ter plaatse te blijven, maakt dat niet anders. Deze goederenrechtelijke consequentie acht de kantonrechter niet van doorslaggevende betekenis bij de uitleg van deze tussen de appartementseigenaren geldende bepaling.
Uit het voorgaande volgt dat voor het besluit tot verwijdering van het glazen huis geen gekwalificeerde meerderheid nodig is. Het besluit inhoudende de vaststelling op de algemene ledenvergadering van 30 november 2015 dat de voorstellen, hiervoor vermeld onder 15 sub a en b, niet zijn aangenomen omdat niet een gekwalificeerde meerderheid van twee/derde van de stemmen is behaald, zal de kantonrechter vernietigen, op grond van strijd met artikel 52 lid 8 van het modelreglement.
Het verzoek van Rijswijk Wonen te bepalen dat beide voorstellen strekkende tot verwijdering alsnog zijn aangenomen in de algemene ledenvergadering van 30 november 2015, wordt afgewezen, omdat de wet daarvoor geen grondslag biedt.
Nu het primaire verzoek deels wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan het subsidiaire verzoek tot een vervangende machtiging.