Conclusie 1 van EP 556 luidt in de oorspronkelijke Engelse taal als volgt:
“1. A needle guard assembly comprising:
a) a catheter hub (13);
b) a needle hub (9, 12, 112) with a fixedly attached needle (10) having a sharpened distal end (11);
c) a needle guard (22, 22a, 220) slidably mounted on the needle (10);
d) the needle guard (22, 22a, 220) comprising a movable needle trap (41), the needle trap (41) being biased toward the needle (10);
e) the needle trap (41)of the needle guard (22, 22a, 220) advancing over the sharpened distal end (11) of the needle (10) and thereby entrapping the sharpened distal end (11) as the needle guard (22, 22a, 220) is urged forward near the sharpened distal end (11) of the needle (10);
f) limiting means for limiting the forward movement of the needle guard (22, 22a, 220) along the needle (10);
g) the needle guard assembly further comprising a coupling mechanism preventing a mechanical separation of the needle guard assembly from the catheter hub (13) until the sharpened distal end (11) is safely contained within the needle trap (41), wherein the coupling mechanism comprises an arm (45) having a proximal end and a distal end, the proximal end of the arm being attached to the movable needle trap (41), the distal end of the arm (45) including a projection (42) that is releasably retained with the catheter hub (13), characterized in that the projection (42) of the distal end of the arm (45) is releasably retained within a recess (32) of the catheter hub (13);
h) and wherein the limiting means comprises a tether (24).”
“1 Een naaldbeschermingsamenstel, omvattend:
a) een katheterkern (13);
b) een naaldkern (9, 12, 112) met een vast bevestigde naald (10) met een scherp gemaakt distaal einde (11);
c) een naaldbescherming (22, 22a,220), schuifbaar gemonteerd op de naald (10);
d) waarbij de naaldbescherming (22, 22a, 220) een beweegbare naaldval (41) omvat, waarbij de naaldval (41) voorgespannen is naar de naald (10) toe;
e) waarbij de naaldval (41) van de naaldbescherming (22, 22a, 220) over het scherp gemaakte distale einde (11) van de naald (10) heen beweegt, en daardoor het scherp gemaakte distale einde (11) vangt terwijl de naaldbescherming (22, 22a, 220) voorwaarts geduwd wordt nabij het scherp gemaakte distale einde (11) van de naald (10);
f) begrenzende middelen voor het begrenzen van de voorwaartse beweging van de naaldbescherming (22, 22a, 220) langs de naald (10);
g) waarbij het naaldbeschermingsamenstel verder een koppelend mechanisme omvat, dat een mechanische scheiding van het naaldbeschermingsamenstel van de katheterkern (13) voorkomt totdat het scherp gemaakte distale einde (11) veilig vervat is binnen de naaldval (41); waarbij het koppelende mechanisme een arm (45) omvat met een proximaal einde en een distaal einde, waarbij het proximale einde van de arm bevestigd is aan de beweegbare naaldval (41), waarbij het distale einde van de arm (45) een uitsteeksel (42) omvat, dat vrijgeefbaar vastgehouden wordt met de katheterkern (13), gekenmerkt doordat het uitsteeksel (42) van het distale einde van de arm (45) vrijgeefbaar vastgehouden wordt binnen een uitsparing (32) van de katheterkern (13);
h) en waarbij de begrenzende middelen een tuier omvatten.”