2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 maart 2015 te 's-Gravenhage, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of [naam] ( [adres] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 250 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] en/of [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- leggen van een briefje op de toonbank met hierop de tekst 'stop het briefgeld in een papieren tas' en/of 'doe het geld in de zak, ik wil je niet bang maken, ik wil geen wapen gebruiken en zo, dus werk mee', althans een tekst van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- het (op dwingende toon) tegen die [slachtoffer] zeggen 'kom op, kom op' en/of 'joh kom op, wat er bij, dit kan niet alles zijn;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2015 te 's-Gravenhage, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [naam] [adres] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [naam] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- bij de kassa staan met duidelijk zichtbaar een (groot) (vlees)mes in een hand en/of
- zeggen tegen die [slachtoffer 2] dat het hier om een overval ging, althans gebruiken van woorden waaruit die [slachtoffer 2] opmaakte dat het hier om een overval ging en/of (meermalen) (op dwingende toon) tegen die [slachtoffer 2] zeggen 'schiet op, sneller', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 1 april 2015 te 's-Gravenhage, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 100 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [naam] (gevestigd [adres] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] en/of die [naam], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- onder zijn jas vandaan halen en (vervolgens) tonen van een (groot) (vlees)mes aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- richten van genoemd mes in de richting van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- ( op dwingende toon) tegen die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] zeggen 'La open, ik heb geld nodig' en/of dat hij meer geld wilde en/of 'Nog meer! Nog meer!', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3 Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding
In de periode van 27 maart 2015 tot en met 1 april 2015 vonden in Den Haag een drietal winkelovervallen plaats. Bij een van deze winkelovervallen werd aan de kassamedewerkster een briefje gegeven, waarop stond dat het geld in een tas moest worden gedaan. Bij de twee andere winkelovervallen werd aan de betreffende kassamedewerkster een mes getoond. De vraag die voorligt is of de verdachte deze winkelovervallen heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de ten laste gelegde tekst op het briefje stond (feit 1) en dat voorts niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte een mes heeft gericht in de richting van [slachtoffer 3] (feit 3). Voor het overige heeft de raadsman zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging1
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de volgende feiten op grond van de gebezigde bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat deze feiten niet ter discussie hebben gestaan. Deze kunnen zodoende zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
Feit 1: [naam] aan de [adres]
[slachtoffer] was op 27 maart 2015 werkzaam bij het filiaal van de [naam] aan de [adres]. Zij heeft verklaard dat zij achter de kassa stond en dat een man een briefje op de toonbank legde en dat zij toen dacht: ik word overvallen, dit is echt. Op het moment dat zij het briefje had gelezen en zij de man aan had gekeken hoorde zij de man tegen haar zeggen: “kom op, kom op”. Dit deed hij op een dwingende toon. Zij heeft toen de kassa geopend en in eerste instantie de briefjes van twintig euro en vijftig euro in de tas gedaan. Daarna heeft zij nog een stapeltje bankbiljetten van tien euro in de tas van die man gelegd. 2 In totaal betreft het een bedrag van € 250,-- .3
De verdachte heeft verklaard dat hij die dag bij de [naam] aan de [adres] een briefje op de toonbank heeft neergelegd met daarop een tekst waarop ongeveer hetzelfde stond als op een door de politie in beslag genomen briefje en dat hij tegen de vrouw achter de kassa heeft gezegd: “joh, kom op, wat erbij, dit kan niet alles zijn”.4 Op het in beslag genomen briefje stond: “Wil je geen pijn doen. Doe het papier geld in de plastic zak en snel. Wil niemand bang maken door met wapens te gaan zwaaien zo a.u.b. werk mee.”5
Feit 2: [naam] aan de [adres]
Op 31 maart 2015 was [slachtoffer 2] werkzaam bij het filiaal van de [naam] aan de [adres] . Zij heeft verklaard dat een man met beide armen de kassa vastpakte, dat hij op dat moment in zijn linkerhand een witte plastic tas en in zijn rechterhand een mes had. De man schreeuwde tegen haar waardoor [slachtoffer 2] begreep dat hij de inhoud van de kassa wilde. [slachtoffer 2] heeft de kassa opengedaan en zag dat de man al het papiergeld uit de kassa griste en in de witte plastic zak deed. Nadat de man de tas had gevuld zag zij dat hij heel hard wegrende naar de uitgang.6 Een [getuige] heeft verklaard dat de man maar bleef zeggen “schiet op, schiet op”.7
De verdachte heeft verklaard dat hij de [naam] aan de [adres] is binnengegaan en dat hij gelijk tegen de vrouw achter de kassa heeft gezegd dat ze de kassa open moest doen.
Op dat moment had hij een mes in zijn hand.8 Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het om een groot mes ging.9
Na het opmaken van de kassa is gebleken dat de verdachte € 100,- heeft weggenomen.10
Feit 3: [naam] aan de [adres]
Op 1 april 2015 was [slachtoffer 3] werkzaam bij de [naam] aan de [adres] . Zij zag een man in de drogisterij die haar opviel. Zij zag dat de man een hand verstopt hield tussen zijn jas en zijn lichaam en dat hij kort daarna zij hand tevoorschijn haalde. [slachtoffer 3] zag dat hij een groot mes in zijn hand hield en dat hij het mes naar voren stak met de punt richting [naam] (rechtbank: [slachtoffer 4] ) en riep: “he joh, doe die la eens open”. Zij zag dat de man toen direct met zijn vrije hand in de kassalade graaide en dat hij bankbiljetten van 5, 10 en 20 euro pakte.11 [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de man een mes onder zijn jas vandaan had getrokken, dat hij op dringende toon tegen haar zei: “la open, ik heb geld nodig”, dat hij tegen haar zei “ik wil meer" en dat hij het mes de hele tijd met de punt naar haar had gericht.12
De verdachte heeft verklaard dat hij in de [naam] was, dat hij met een mes in zijn hand naar de kassa is gelopen en dat de mevrouw achter de kassa gelijk de kassa opendeed. De verdachte heeft toen ongeveer € 100 uit de kassa gepakt en geroepen: “nog meer, nog meer”. Maar er was niet meer.13
Na het tellen van de kassa is gebleken dat de verdachte een bedrag van € 120,- heeft weggenomen.14
Nadere bewijsoverwegingen feiten 1 en 3
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte heeft verklaard dat op het briefje dat hij op de toonbank heeft gelegd ongeveer hetzelfde stond als op het briefje dat in beslag is genomen. Nu de tekst op het in het in beslag genomen briefje grote gelijkenis vertoont met de tekst zoals deze is opgenomen onder feit 1 in de tenlastelegging, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een briefje op de toonbank heeft gelegd met daarop een tekst van gelijke dreigende aard of strekking als de ten laste gelegde tekst.
Ten aanzien van feit 3 is de rechtbank met de raadsman van de verdachte van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte een mes heeft gericht in de richting van [slachtoffer 3] en dat de verdachte van dit onderdeel in de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat verdachte:
1.
op 27 maart 2015 te 's-Gravenhage, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (250 euro), toebehorende aan de [naam] , welke bedreiging met geweld bestond uit het
- leggen van een briefje op de toonbank met hierop de tekst 'stop het briefgeld in een papieren tas' en/of 'doe het geld in de zak, ik wil je niet bang maken, ik wil geen wapen gebruiken en zo, dus werk mee', althans een tekst van gelijke dreigende aard of strekking en
- het op dwingende toon tegen die [slachtoffer] zeggen 'kom op, kom op' en/of 'joh kom op, wat er bij, dit kan niet alles zijn’;
2.
op 31 maart 2015 te 's-Gravenhage, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (100 euro), toebehorende aan de [naam] ( [adres] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het
- bij de kassa staan met duidelijk zichtbaar een groot (vlees)mes in een hand en
- zeggen tegen die [slachtoffer 2] dat het hier om een overval ging, althans het gebruiken van woorden waaruit die [slachtoffer 2] opmaakte dat het hier om een overval ging en het meermalen tegen die [slachtoffer 2] zeggen 'schiet op`';
3.
op 1 april 2015 te 's-Gravenhage, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 100 euro), toebehorende aan [naam] [adres] ), welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te
maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het
- onder zijn jas vandaan halen en tonen van een groot (vlees)mes aan die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- richten van genoemd mes in de richting van die [slachtoffer 4] en
- tegen die [slachtoffer 4] zeggen 'La open, ik heb geld nodig' en dat hij meer wilde en 'Nog meer! Nog meer!'.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
10 De beslissing
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
afpersing;
ten aanzien van feiten 2 en 3 telkens:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
benadeelde partij [naam] t.a.v. [benadeelde]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[naam] t.a.v. [benadeelde] een bedrag van € 250,- ter zake van materiële schade;
verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 250,- ter zake van materiële schade ten behoeve van [naam] t.a.v. [benadeelde] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 5 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
benadeelde partij [naam]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan een bedrag van € 120,- ter zake van materiële schade;
verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 120,- ter zake van materiële schade ten behoeve van [naam] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
benadeelde partij [slachtoffer 3]
wijst de vordering tot schadevergoeding van immateriële schade gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan een bedrag van € 400,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige deel wordt afgewezen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot
€ 400,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rootring, voorzitter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
mr. J. Smeets, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Ekkart en F.H.B. Budde, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 augustus 2016.