verklaart de beroepen gegrond;
vernietigt de uitspraken op bezwaar;
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2003 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.792;
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2004 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.717;
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2005 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.208;
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.834;
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.823;
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.469;
vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.805;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.854;
gelast dat verweerder het door eiseres in zaaknummer 15/7332 betaalde griffierecht van € 45 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, voorzitter, mr. E.E. Schotte en
mr. D.M. Drok, leden, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2017.