Op 7 oktober 2016 heeft tussen [S] en [gedaagde] een gesprek plaatsgevonden. Bij email van 7 oktober 2016 heeft [S] aan [gedaagde] het volgende meegedeeld:
‘Ik ben jouw werkgever en jij bent de werknemer. (…) Ik zal je loon hierin gaan bijstellen. Maandag verwacht ik je op kantoor. Ben je er niet, dan kun je vandaag als je laatste werkdag beschouwen.
[gedaagde] is op maandag 10 oktober 2016 op het werk verschenen. Bij brief van dezelfde datum heeft [gedaagde] aan [S] het volgende meegedeeld:
‘(…) Zo is mij gebleken dat je intentie om mij als patroon te laten fungeren slechts een formaliteit is. Tevens zijn er op mijn naam meer dan 60 toevoegingen aangevraagd, zonder enige vorm van overleg. (….) Je hebt mij te kennen gegeven het dienstverband niet te willen voortzetten. Ik hou mij echter beschikbaar voor werkzaamheden.’
[S] heeft hierop bij brief van 10 oktober 2016 als volgt gereageerd:
‘(…) Tijdens de sollicitatie gesprekken (…) hebben wij besproken hoe het bij ons gaat in de procedures over de toevoegingen en dat wij op jouw naam toevoegingen zouden aanvragen, aangezien ondergetekende zelf een brief had ontvangen met de mededeling bijna het toevoegingsmaximum te hebben bereikt. (…)
Vanochtend in het bijzijn van het personeel zei je: “Vanmiddag ga ik naar de Deken en de Raad van Toezicht melden dat ik het patronaat van Daniëlle niet meer op mij neem.”
Daarnaast heb je aangegeven dat je niet wilde dat er nog toevoegingen op jouw naam werden aangevraagd en van de toevoegingen af te willen. (…)’