Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van immateriële schade aan eiseres van € 500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 237;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.
Overwegingen
1. Aan eiseres is met dagtekening 13 januari 2015 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gegeven (de informatiebeschikking).
2. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking en verzocht om een vergoeding van de door haar in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten.
3. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de informatiebeschikking vernietigd. Het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar is afgewezen.
4. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder terecht heeft afgezien van de vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand van eiseres in bezwaar.
5. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en veroordeling van verweerder in de kosten van bezwaar en beroep.
6. De rechtbank stelt vast dat het verweerschrift van verweerder en de daarbij behorende stukken te laat zijn ingediend. In overleg met partijen is de rechtbank ter zitting tot het oordeel gekomen dat het verweerschrift en de daarbij behorende stukken tot de stukken van het geding behoren.
7. De rechtbank stelt voorts vast dat de informatiebeschikking bij uitspraak op bezwaar is vernietigd. Hetgeen eiseres met betrekking tot de informatiebeschikking heeft aangevoerd, valt daarom buiten de omvang van dit geschil.
8. Verweerder heeft zich in beroep nader op het standpunt gesteld dat de informatiebeschikking is herroepen wegens een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid. Gelet hierop is het beroep gegrond verklaard en is de uitspraak op bezwaar vernietigd. Verweerder heeft zich in beroep voorts op het standpunt gesteld dat eiseres geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De rechtbank zal dan ook nagaan of de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing in stand gelaten kunnen worden.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat sprake is van een derde die in de bezwaarfase voor beroepsmatige bijstand is ingeroepen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het bezwaarschrift is ingediend door eiseres. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing in stand gelaten.
10. Eiseres verzoekt tevens om toekenning van een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Tussen de indiening van het bezwaarschrift op 19 februari 2015 en deze uitspraak is een periode van twee jaar en bijna twee maanden verstreken. Dit is meer dan de redelijk te achten termijn van twee jaar voor de behandeling van het bezwaar en beroep tezamen. Daardoor bestaat recht op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Die vergoeding bedraagt € 500 per half jaar (naar boven afgerond) waarmee de redelijke termijn is overschreden. De overschrijding is in dit geval volledig toe te rekenen aan de bezwaarfase. Gelet hierop zal de rechtbank verweerder veroordelen tot betaling van een vergoeding van immateriële schade aan de zijde van eiseres van € 500.
11. Nu het beroep gegeven het oordeel onder 8 gegrond is verklaard, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van de werkelijke proceskosten omdat eiseres geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat verweerder zijn uitspraak op bezwaar tegen beter weten in heeft genomen. Overigens heeft eiseres de door haar gestelde kosten niet aannemelijk gemaakt. Nu niet gebleken is dat eiseres zich in de onderhavige beroepsprocedure heeft laten bijstaan door een rechtsbijstandsverlener, bestaat geen aanleiding om de kosten voor het indienen van het beroepschrift te vergoeden. De rechtbank ziet wel aanleiding om de reiskosten van eiseres van afgerond € 12, zijnde reiskosten voor het traject [traject] op basis van 2e klas openbaar vervoer, en haar verletkosten van in totaal € 225 (3 uren á € 75 voor het bijwonen van de zitting) te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2017.