3.4.1
Overkoepelende verweren
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verklaringen van [medeverdachte] , alsmede de aan de verdachten toegeschreven telefoonnummers, in deze zaak een belangrijke rol spelen. Gelet hierop zal de rechtbank de verweren die ten aanzien van deze twee onderwerpen zijn gevoerd, eerst bespreken.
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte]
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van [medeverdachte] onbetrouwbaar zijn en moeten worden uitgesloten van het bewijs. Hij heeft - kort samengevat - betoogd dat [medeverdachte] zijn eigen rol heeft geminimaliseerd en alleen heeft bekend wanneer hij niet anders kon, dat hij wisselend en aantoonbaar onjuist heeft verklaard en dat zijn verklaringen bovendien in strijd zijn met de verklaringen van zijn medeverdachten.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van [medeverdachte] met de nodige behoedzaamheid moeten worden bekeken en gewaardeerd - hij is immers verdachte van de feiten waarover hij verklaringen heeft afgelegd - ziet de rechtbank geen aanleiding al zijn verklaringen als onbetrouwbaar aan te merken en van het bewijs uit te sluiten. Zij overweegt hierover het volgende.
In de periode vanaf 10 oktober 2014 is [medeverdachte] in onderhavige zaak meer dan tien keer als verdachte verhoord. Hoewel hij in zijn eerste verhoren heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de inbraken, is hij in de loop van zijn derde verhoor (op 12 november 2014) op deze ontkenning teruggekomen nadat hij door verbalisanten werd geconfronteerd met voor hem belastende onderzoeksgegevens. De rechtbank heeft, ook in het licht van [medeverdachte] latere verhoren, vastgesteld dat dit moment een omslagpunt is geweest in zijn proceshouding. In - en vanaf - het verhoor van 12 november 2014 heeft [medeverdachte] namelijk gaandeweg meer openheid van zaken gegeven en uitgebreid verklaard over zijn eigen rol, de rol van zijn medeverdachten en de wijze van opereren bij de inbraken.
Dat de proceshouding van [medeverdachte] gedurende het onderzoek van de politie wezenlijk is veranderd en dat hij vanaf dat moment anders is gaan verklaren dan hij eerder deed, betekent niet dat al zijn verklaringen reeds daarom als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Waar [medeverdachte] belastende verklaringen heeft afgelegd - aldus vanaf 12 november 2014 - dient naar het oordeel van de rechtbank in de eerste plaats te worden gekeken naar de inhoud van die verklaringen; zo moet beoordeeld worden of die verklaringen logisch (dat wil zeggen een op zichzelf begrijpelijk en voorstelbaar verloop van de gebeurtenissen) en consistent zijn, en of deze worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bovendien moet worden gekeken naar de overige relevante omstandigheden van het geval. In dat verband is het volgende van belang.
Vanaf voornoemd omslagpunt zijn de verklaringen van [medeverdachte] in hun onderlinge samenhang bezien logisch en op hoofdlijnen consistent. Bovendien worden die verklaringen grotendeels (ook op essentiële punten) ondersteund door objectieve onderzoeksgegevens. De rechtbank wijst er hier reeds ter illustratie op dat de verklaring van [medeverdachte] , dat hij op
10 oktober 2014 na het aantreffen van de vogels van Avifauna in zijn woning bij [medeverdachte] is langsgegaan om te vertellen dat de vogels waren ontdekt en [medeverdachte] zijn telefoonnummer maar beter kon vernietigen, wordt ondersteund door de bevindingen van het observatieteam en de omstandigheid dat het telefoonnummer van [medeverdachte] precies vanaf dat moment niet meer in gebruik is geweest.
Wat verder bijdraagt aan de betrouwbaarheid van de verklaringen is dat [medeverdachte] spontaan over zaken heeft verklaard, terwijl hij op dat moment niet kon weten dat die zaken de politie reeds uit onderzoek bekend waren. Zo heeft hij uit eigen beweging verklaard dat bij de inbraken in Udenhout en Veldhoven een witte bus is gebruikt, terwijl hem op dat moment niet bekend kon zijn dat de politie reeds beschikte over ARS-gegevens die op het gebruik van een dergelijke bus wezen.
Wat de verklaringen van [medeverdachte] voorts betrouwbaar maakt, is dat [medeverdachte] niet alleen belastend over anderen heeft verklaard, maar ook zichzelf heeft belast. Dat hij zijn rol heeft willen minimaliseren door de rol van zijn medeverdachten groter te maken, is niet aannemelijk. Verdachte heeft immers ook óntlastend verklaard over een aantal van zijn medeverdachten, bijvoorbeeld de betrokkenheid van [medeverdachte] bij de diefstal in De Lier.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte] betrouwbaar en zal zij deze tot het bewijs bezigen.
Gedurende het onderzoek heeft de politie de volgende telefoonnummers in verband gebracht met de volgende gebruikers:
[medeverdachte] :
[telefoonnummer]
[medeverdachte] :
[telefoonnummer]
[medeverdachte] :
[telefoonnummer]
[verdachte] :
[telefoonnummer]
In het hiernavolgende worden de telefoonnummers aangeduid met de laatste vier cijfers van het nummer.
[medeverdachte] ,2 [medeverdachte]3 en [medeverdachte]4 hebben bevestigd dat de aan hen gekoppelde telefoonnummers bij hen in gebruik zijn (geweest). [medeverdachte] heeft bevestigd dat het aan hem gekoppelde [telefoonnummer] bij hem in gebruik is (geweest).5 [verdachte] heeft bevestigd dat het aan hem gekoppelde [telefoonnummer] bij hem in gebruik is (geweest).6
[medeverdachte] heeft ontkend dat de aan hem gekoppelde [telefoonnummer] en [telefoonnummer] bij hem in gebruik zijn (geweest). [verdachte] heeft ontkend dat het [telefoonnummer] bij hem in gebruik is (geweest). De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[telefoonnummer] ( [medeverdachte] ):
Op 10 oktober 2014 heeft [medeverdachte] aan de politie verklaard dat dit nummer toebehoorde aan ‘ [medeverdachte] ).7 Verder stond dit nummer in de telefoon van een neef van [medeverdachte] opgeslagen onder de [naam] ’ en in de telefoon van de vrouw van [medeverdachte] onder de [naam] ’. [naam] is het zoontje van [medeverdachte] en zijn vrouw, dat vaker gebruikmaakt van oude nummers van zijn vader.8 Verder staat de veruit het meest aangestraalde zendmast van dit nummer in de omgeving van de woning van [medeverdachte] en volgt uit tapgesprekken dat hij de gebruiker van dit nummer was.9
Op grond van deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat [telefoonnummer] in gebruik is geweest bij [medeverdachte] .
[telefoonnummer] ( [medeverdachte] ):
Dit nummer is in de periode van 12 augustus 2014 tot en met 21 september 2014 gebruikt in een telefoon met het IMEI-nummer, eindigend op [nummer] . Dit IMEI-nummer is in 2013 ook gebruikt met het [telefoonnummer] (hierna: [telefoonnummer] ). Het [telefoonnummer] is in de onderzochte periode tot en met 19 mei 2014 in gebruik geweest. Vanaf precies die datum is het [telefoonnummer] in gebruik genomen (zie hiervoor). Het [telefoonnummer] stond in de gsm van een neef van [medeverdachte] opgeslagen met de naam ‘ [naam] ’ en in de gsm van de vrouw van [medeverdachte] met de [naam] ’. De neef heeft bovendien verklaard dat dit een oud nummer van [medeverdachte] betrof. Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het [telefoonnummer] herkende als het nummer van [medeverdachte] .
Het IMEI-nummer is in de periode van 15 tot en met 26 mei 2014 bovendien gebruikt in combinatie met [telefoonnummer] . Hoewel [telefoonnummer] een nummer is dat op 10 oktober 2014 in een telefoon zat in gebruik bij [naam] , een neef van [medeverdachte] , valt op dat in de periode van 15 tot en met 26 mei 2014 de veruit het meest aangestraalde zendmast van dit nummer in de omgeving van de woning van [medeverdachte] staat (en niet in de omgeving van de woning van zijn neef). Bovendien betreffen de contranummers in deze periode enkel contacten van [medeverdachte] en in het geheel niet van zijn neef. Ook stond dit nummer in een telefoon van de vrouw van [medeverdachte] onder de [naam] ’, terwijl uit tapgesprekken is gebleken dat [medeverdachte] door zijn vrouw ‘ [naam] ’ wordt genoemd. [naam] heeft verklaard dat hij, toen hij in mei 2014 terugkeerde uit Irak, een simkaart van [medeverdachte] had gekregen welke hij enige tijd later zelf was gaan gebruiken. Dat moet dan volgens hem wel het [telefoonnummer] zijn geweest.
Verder staat vast dat de meest aangestraalde zendmast van [telefoonnummer] in de omgeving van de woning van [medeverdachte] staat en dat de contranummers van [telefoonnummer] waarmee meer dan drie contacten zijn geweest binnen onderzoek 164Weiland vrijwel alleen voorkomen in de historische gegevens van de nummers [telefoonnummer] , [telefoonnummer] (waarvan al is vastgesteld dat zij aan [medeverdachte] toebehoorden) en [telefoonnummer] . Uit tapgesprekken is bovendien gebleken dat de vrouw en het zoontje van [medeverdachte] van dit nummer gebruik hebben gemaakt in de periode van 24 tot en met 28 oktober 2014.10
Op grond van deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat [telefoonnummer] in gebruik is geweest bij [medeverdachte] .
[telefoonnummer] [verdachte] ):
Dit nummer is in gebruik geweest in de periode van 1 mei 2014 tot en met 12 september 2014. In deze periode heeft dit nummer het meeste contact gehad met de nummers van [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] . Het [telefoonnummer] (waarvan al is vastgesteld dat het toebehoorde aan [verdachte] ) is in dezelfde telefoon gebruikt en wel precies aansluitend (vanaf 12 september 2014 tot en met 14 november 2014) en heeft ook het meeste contact gehad met de nummers van [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] . Verder staan de meest aangestraalde zendmasten van [telefoonnummer] in de omgeving van de woning van [verdachte] .11
Op grond van deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat [telefoonnummer] in gebruik is geweest bij [verdachte] .
3.4.2
Op 10 september 2014 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een inbraak in zijn schuur, gelegen aan de [adres] in Udenhout. Bij deze inbraak zijn veertig parkieten weggenomen. De daders hebben het prikkeldraad aan de achterzijde van de tuin en het gaas van de volière opengeknipt. Vervolgens hebben ze de deur die toegang geeft tot de gang van de volière en de deuren van diverse vogelverblijven opengemaakt.12
Verklaring [medeverdachte]
heeft verklaard dat hij in de nacht van 10 september 2014 met [medeverdachte] en [verdachte] in een witte bus naar Udenhout is gereden, naar een adres waar [medeverdachte] mee was gekomen. [medeverdachte] was de bestuurder van de bus en wist de weg.13
In Udenhout stopten zij in een weiland. [medeverdachte] en [verdachte] stapten uit, namen een klein netje en een aantal dozen mee, en liepen weg, door het naastgelegen weiland en maïsveld. [medeverdachte] zijn rol was dat hij op de bus moest letten. Hij moest de bus een eindje verderop parkeren en zou vanzelf een telefoontje krijgen.14
Toen [medeverdachte] en [verdachte] terugkwamen, hebben ze de dozen ingeladen. [medeverdachte] hoorde dat uit de dozen gekrijs kwam. Vervolgens zijn zij naar Drunen gereden, waar ze stopten op een parkeerplaats in een woonwijk. Op een gegeven moment kwam [medeverdachte] aangereden in een Opel Corsa. [medeverdachte] stapte bij [medeverdachte] in de bestelbus, terwijl [medeverdachte] en [verdachte] samen in de Opel Corsa van [medeverdachte] stapten. Hierna zette [verdachte] [medeverdachte] thuis af.15
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij voor de inbraak in Udenhout geen geld heeft ontvangen, omdat de buit volgens [medeverdachte] en [verdachte] weer tegenviel.
[naam] , eigenaar van de bestelbus met [kenteken] en vriend van [medeverdachte] , heeft verklaard dat [medeverdachte] zijn bus in september meerdere keren en meerdere dagen achter elkaar heeft geleend. Hij heeft bevestigd dat [medeverdachte] een keer zijn bus wilde lenen, maar dat dit niet kon omdat hij de bus zelf nodig had voor een opdracht, maar dat die opdracht uitviel en hij [medeverdachte] heeft teruggebeld dat hij toch de bus kon lenen. [naam] heeft verklaard dat hij zelf op de voormelde tijdstippen niet in Alphen aan den Rijn, De Lier, Udenhout of Veldhoven is geweest.16
Uit ARS-gegevens blijkt dat de Opel Movano met [kenteken] op 10 september 2014 om 01:01 uur (heen) en 03:38 uur (terug) over de N65 nabij Udenhout heeft gereden.17 Deze gegevens stroken met de verklaring van [medeverdachte] , dat hij die nacht met een witte bestelbus naar Udenhout is gereden. Ook stroken deze gegevens met de verklaring van [naam] , dat [medeverdachte] zijn bestelbus een aantal keer heeft geleend in september 2014.
Uit onderzoek naar de telecomgegevens volgt dat het telefoonnummer van [verdachte] op
10 september 2014 om 01:00 uur een zendmast in Udenhout heeft aangestraald.18 Tussen 03:20 uur en 03:33 uur hebben [medeverdachte] en [medeverdachte] een aantal keer onderling telefonisch contact gehad, waarbij beider nummers de zendmast in de [adres] in Udenhout aanstraalden.19 Kort hierna, om 03:59 uur, heeft [verdachte] met [medeverdachte] gebeld vanuit Vlijmen, een plaats tussen Drunen en Den Bosch.20 Vanaf 04:24 uur heeft [medeverdachte] vanuit Drunen een aantal keer telefonisch contact gehad met [medeverdachte] , die zich op dat moment in Den Bosch bevond.21 Vanaf 07:18 uur heeft [medeverdachte] , die zich toen inmiddels ook in Drunen bevond, een aantal keer sms-contact gehad met [medeverdachte] , die ook in Drunen was.22
Deze gegevens stroken met de verklaring van [medeverdachte] , dat hij in de nacht van 10 september 2014 met [medeverdachte] en [verdachte] in Udenhout is geweest en dat zij na de inbraak naar Drunen zijn gereden, waar ook [medeverdachte] naartoe is gekomen.
Tussenconclusie ten aanzien van de diefstal in Udenhout
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
In de nacht van 10 september 2014 zijn [medeverdachte] , [medeverdachte] en [verdachte] naar Udenhout gereden. In Udenhout hebben [medeverdachte] en [verdachte] ingebroken in de schuur van [slachtoffer] en veertig parkieten weggenomen, terwijl [medeverdachte] op de bus lette. Na de inbraak zijn zij met z’n drieën doorgereden naar Drunen, waar ook [medeverdachte] naartoe is gekomen. [medeverdachte] is met [verdachte] teruggereden naar Den Bosch, terwijl [medeverdachte] bij [medeverdachte] bleef. In de vroege ochtend heeft [medeverdachte] contact opgenomen met [medeverdachte] .
3.4.3
Veldhoven
Op 11 september 2014 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van inbraak in dierentuin ZOO Veldhoven, gelegen aan de Wintelresedijk 51 te Veldhoven.23 Bij deze inbraak zijn 27 Grijze Roodstaartpapegaaien weggenomen.24 Om de dierentuin binnen te komen hebben de daders een gat geknipt in het hekwerk dat grenst aan de Wintelresedijk.25
Op 14 november 2014 werden in de woning van [naam] in Millingen aan den Rijn twee Grijze Roodstaartpapegaaien aangetroffen, die blijkens hun chip- en/of pootringnummers afkomstig waren van de inbraak in ZOO Veldhoven.26 [naam] had deze vogels op 4 oktober 2014 gekocht van [naam]27, die ze op 11 september 2014 had gekocht van [naam] .28 [naam] heeft verklaard dat hij de vogels in september of oktober 2014 van [medeverdachte] had gekocht.29
Verklaring [medeverdachte]
heeft verklaard dat hij voor de inbraak in Veldhoven door [medeverdachte] en [verdachte] werd opgehaald in dezelfde witte bus als in Udenhout was gebruikt. [medeverdachte] was de bestuurder. In Veldhoven stopten ze aan de kant van een weg en stapten [medeverdachte] en [verdachte] uit. Zij pakten iets aan de achterkant van de auto en vertrokken. [medeverdachte] reed de bus een eindje verderop en wachtte daar tot hij een telefoontje van de anderen zou ontvangen dat ze klaar waren.30
Toen [medeverdachte] en [verdachte] klaar waren, reed [medeverdachte] de bus terug naar de plaats waar zij waren uitgestapt. Ze laadden hun spullen in en [medeverdachte] reed hen naar Drunen. Onderweg naar Drunen sms’te [verdachte] met de telefoon van [medeverdachte] naar [medeverdachte] , die vervolgens in zijn Opel Corsa naar dezelfde parkeerplaats kwam als na de inbraak in Udenhout. Daarna stapte [medeverdachte] weer bij [medeverdachte] in de bus. [medeverdachte] is met [verdachte] in de auto van [medeverdachte] gestapt en naar huis gereden.31
Uit ARS-gegevens blijkt dat de Opel Movano met [kenteken] op 11 september 2014 om 00:50 uur (heen) en om 04:08 uur (terug) over de A2/E25 heeft gereden.32 Deze gegevens stroken met de verklaring van [medeverdachte] , dat hij die nacht met een witte bestelbus naar Veldhoven is gereden. Ook stroken deze gegevens met de verklaring van [naam] , dat [medeverdachte] zijn bestelbus een aantal keer heeft geleend in september 2014.
Uit onderzoek naar de telecomgegevens volgt dat [medeverdachte] en [verdachte] op 11 september 2014 om 03:57 uur met elkaar hebben gebeld, terwijl zij beiden in Veldhoven waren.33 Ook volgt uit het onderzoek dat het telefoonnummer van [medeverdachte] om 04:47 uur een zendmast langs de A2 bij Liempde heeft aangestraald, een plaats halverwege de route van Veldhoven naar Den Bosch. Hij had toen sms-contact met [medeverdachte] , die zich op dat moment (nog) in Den Bosch bevond. 34 Omstreeks 07:30 uur heeft [medeverdachte] vervolgens een aantal keer sms-contact gehad met [medeverdachte] , terwijl zij zich beiden in Drunen bevonden.35
Deze gegevens stroken met de verklaring van [medeverdachte] , dat hij in de nacht van 11 september 2014 met [medeverdachte] en [verdachte] in Veldhoven is geweest, dat zij na de inbraak naar Drunen zijn doorgereden, dat [verdachte] onderweg naar Drunen met zijn telefoon een sms naar [medeverdachte] heeft gestuurd en dat [medeverdachte] vervolgens ook naar Drunen is gekomen.
Verklaring [medeverdachte]
heeft verklaard dat hij na de inbraak in Veldhoven per sms van [telefoonnummer] kromsnavels aangeboden kreeg.36
Tussenconclusie ten aanzien van de diefstal in Veldhoven
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
In de nacht van 11 september 2014 zijn [medeverdachte] , [medeverdachte] en [verdachte] naar Veldhoven gereden. Daar hebben [medeverdachte] en [verdachte] ingebroken in ZOO Veldhoven en 27 Grijze Roodstaartpapegaaien weggenomen, terwijl [medeverdachte] op de bus lette. Na de inbraak zijn zij met z’n drieën naar Drunen gereden, waar ook [medeverdachte] naartoe is gekomen. [medeverdachte] is vervolgens met [verdachte] teruggereden naar Den Bosch, terwijl [medeverdachte] bij [medeverdachte] bleef.
[medeverdachte] heeft de gestolen vogels vervolgens per sms te koop aangeboden aan [medeverdachte] .
3.4.4
Rolverdeling
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachten deel uitmaakten van een georganiseerd samenwerkingsverband, waarin volgens een vaste werkwijze inbraken bij vogelverblijven werden gepleegd, klaarblijkelijk met het doel waardevolle vogels weg te nemen en deze vervolgens door te verkopen. Blijkens voorgaande bewijsmiddelen hadden de verdachten binnen dit samenwerkingsverband ieder een eigen, duidelijk - ook onderling - afgebakende rol.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] tijdens de daadwerkelijke inbraken telkens verbleef in Den Bosch, waar hij wachtte op een telefoontje dat de inbrekers klaar waren. Na ontvangst van dit bericht vertrok [medeverdachte] naar Drunen om de vogels van de inbrekers over te nemen en nam hij contact op met [medeverdachte] om de vogels te koop aan te bieden. [medeverdachte] vervulde dus een centrale rol binnen in het samenwerkingsverband en was de verbindende schakel tussen de stelers en de heler.
Deze feiten en omstandigheden wijzen erop dat [medeverdachte] een leidende rol vervulde. Dit wordt bevestigd door [medeverdachte] , die heeft verklaard dat [medeverdachte] de vogeldiefstallen organiseerde. Verder heeft een anonieme getuige op 11 november 2014 tegenover een wijkagent uit Den Bosch verklaard dat [medeverdachte] de spil was in de inbraak in Avifauna. De getuige heeft verklaard dat [medeverdachte] een illegaal exportbedrijf in dure en zeldzame vogels heeft en daarmee veel geld verdient. Volgens de getuige steelt [medeverdachte] de vogels niet zelf, maar laat hij ze weghalen door jongens die voor hem werken.37
heeft een uitvoerende rol vervuld. Hij heeft samen met [verdachte] ingebroken in Udenhout en Veldhoven. Voor die inbraken heeft hij vervoer geregeld. Na de inbraken heeft hij de vogels naar Drunen gereden, waar ze werden overgegeven aan [medeverdachte] .
Ook [verdachte] heeft een uitvoerende rol vervuld. Hij heeft ingebroken in Udenhout en Veldhoven en na afloop van de inbraken contact opgenomen met [medeverdachte] . Vervolgens is hij meegereden naar Drunen, waar de vogels werden overgegeven aan [medeverdachte] .
is mee geweest naar de inbraken in Udenhout en Veldhoven. Zijn telefoon is meermalen gebruikt om contact op te nemen met [medeverdachte] . Tijdens die inbraken heeft [medeverdachte] op de uitkijk gestaan of op de bus gepast.
Na de inbraken bood [medeverdachte] de gestolen vogels te koop aan bij [medeverdachte] .
3.4.5
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van medeplegen van een strafbaar feit, indien is komen vast te staan dat bij het begaan van dat feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
De rechtbank is van oordeel dat de bijdragen van [medeverdachte] , [medeverdachte] en [verdachte] aan de hen ten laste gelegde feiten van zodanig gewicht zijn, dat kan worden gesproken van medeplegen.
Dit geldt niet voor [medeverdachte] . Hoewel [medeverdachte] een rol heeft gespeeld bij de inbraken,
was deze rol naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende substantieel om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met de overige betrokkenen en hem aan te merken als medepleger. De rol van [medeverdachte] bestond immers uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en de rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten gevonden om [medeverdachte] desalniettemin als medepleger aan te merken.
Conclusie ten aanzien van betrokkenheid [verdachte] bij de feiten 2 en 3
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde vogeldiefstallen.
3.4.6
Artikel 13 Flora- en faunawet
Op 1 juli 1975 trad de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora, ofwel het CITES-Verdrag, in werking. Dit verdrag beoogt wereldwijd de legale handel in wilde dier- en plantensoorten te reguleren om soorten te beschermen tegen overexploitatie. Het Verdrag is van toepassing op elk dier of elke plant, levend of dood, van een soort die is opgenomen in een Bijlage bij het CITES-Verdrag.
Kort gezegd kent het CITES-Verdrag de Bijlagen I, II en III, waarin zijn opgenomen (I) soorten die met uitsterven worden bedreigd en (II) soorten die zonder maatregelen mogelijk met uitsterven kunnen worden bedreigd en (III) soorten waarvan één lidstaat de bescherming eist omdat de soort op haar grondgebied wordt bedreigd.
Ter uitvoering van het CITES-Verdrag heeft ook de Europese Unie regels uitgevaardigd. Dit is de Basisverordening (Verordening van 9 december 1996, (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het handelsverkeer). De Basisverordening kent Bijlagen A, B, C en D, waarin de beschermde soorten worden opgenoemd. In grote lijnen komen Bijlagen A, B en C overeen met Bijlagen I, II, en III van het CITES-Verdrag.
In Nederland is het CITES-regime uitgewerkt in de destijds geldende Flora- en Faunawet (Ffw) en de daarop gebaseerde regelgeving.
Artikel 5, tweede lid, Ffw juncto artikel 4, eerste lid, onder a en tweede lid, onder a, van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, wijst de diersoorten van Bijlage A en B van de Basisverordening aan als beschermde uitheemse diersoorten.
Artikel 13, eerste lid, Ffw verbiedt het te koop vragen, kopen of verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad hebben, verkopen of ten verkoop aanbieden, vervoeren, ten vervoer aanbieden, afleveren, gebruiken voor commercieel gewin, huren of verhuren, ruilen of in ruil aanbieden, uitwisselen of tentoonstellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben van dieren behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse diersoort.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Gelet op hierboven genoemde bewijsmiddelen en -overwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de in zijn tenlastelegging onder feit 1 genoemde vogels in de periode van 11 september 2014 tot en met 11 november 2014 opzettelijk heeft vervoerd en onder zich heeft gehad.
Grijze Roodstaartpapegaaien zijn dieren die behoren tot een beschermde uitheemse diersoort (Bijlage B Basisverordening), waarvoor op grond van artikel 13, eerste lid, Ffw een verbod geldt voor de bovengenoemde door [verdachte] verrichte handelingen.38
[verdachte] heeft hiermee opzettelijk gehandeld in strijd met artikel 13, eerste lid, Ffw, zodat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van deze handelingen is, gelet op de vastgestelde rollen van [medeverdachte] en [medeverdachte] sprake van medeplegen.