2 De feiten
2.1.
Cavotec is een Duitse onderneming die zich bezig houdt met het ontwerpen, ontwikkelen en verkopen van onder meer specialistische, in de grond verzonken, distributiesystemen waarmee vliegtuigen worden voorzien van elektriciteit en voorgeconditioneerde lucht en van waaruit vloeistoffen als brandstof en water worden bijgevuld en afgevoerd op vliegvelden (hierna: vliegtuigputten).
2.2.
Op 3 september 2012 heeft Cavotec bij schriftelijke “Asset transfer agreement” activa overgenomen van haar toenmalig concurrent, de rechtspersoon naar Zweeds recht Combibox Systems Scandinavia AB (hierna: Combibox) (voorheen geheten Plecam AB), waaronder de intellectuele eigendomsrechten genoemd in een bijlage bij de overeenkomst, de knowhow en de tekeningen en technische specificaties, inclusief alle onderliggende documentatie, ontwerpen, specificaties, plannen en tekeningen waaraan in de specificaties wordt gerefereerd.
2.3.
Combibox (toen nog geheten Plecam AB) had in 2003 de activa overgenomen van de Zweedse onderneming Combi Box System Scandinavia AB (hierna: Combi Box Oud), een onderneming die zich eveneens bezig hield met het ontwerpen, ontwikkelen en verkopen van vliegtuigputten. Combi Box Oud is op 26 november 2003 failliet verklaard.
2.4.
[gedaagde] is in dienst geweest van Combi Box Oud, en daarna van 2004 tot en met juni 2010 van Combibox. [gedaagde] vervulde bij Combibox verschillende functies op het gebied van ontwerp, productontwikkeling, productie en logistiek. In de arbeidsovereenkomst van [gedaagde] met Combibox was geen concurrentiebeding, relatiebeding of geheimhoudingsbeding opgenomen. In de laatste periode van zijn dienstverband bij Combibox heeft [gedaagde] digitale bestanden ter zake van vliegtuigputten waarover Combibox beschikte, naar een externe gegevensdrager gekopieerd.
2.5.
[gedaagde] heeft de rechtspersoon naar Zweeds recht IGS Sweden AB (hierna: IGS Sweden) opgericht. Vanaf eind 2010 heeft IGS Sweden vliegtuigputten aangeboden.
2.6.
Op 3 december 2012 heeft een Zweedse rechtbank Cavotec toestemming gegeven om bij IGS Sweden en in de woning van [gedaagde] onderzoek te doen naar inbreuk op de Zweedse auteurswet, naar aanleiding van de stelling van Cavotec dat [gedaagde] bij het op de markt brengen van de door hem aangeboden vliegtuigputten gebruik maakte van de knowhow van Combibox ten aanzien van (de ontwerpen van) de specialistische vliegtuigputten van Combibox en de daarop rustende auteurs- en geheime knowhow-rechten, vervat in CAD (Computer Aided Design) – tekeningen, 3D CAD-tekeningen, ontwerp- en productietekeningen, technische beschrijvingen, offertes, brochures, foto’s en handleidingen (hierna: de Combibox-knowhow), die veelal waren opgeslagen op de Technical Server van Combibox, een beveiligde server (hierna: de Technical Library).
2.7.
Op 12 februari 2013 heeft Cavotec een procedure aanhangig gemaakt tegen IGS Sweden en [gedaagde] , waarbij zij schadevergoeding vorderde, het retourneren of vernietiging van documenten en voorlopige voorzieningen vroeg. De Zweedse rechter heeft IGS Sweden en [gedaagde] bij voorlopige voorziening van 14 februari 2013 op straffe van een boete van SEK 500.000,00 verboden de bij hen aangetroffen materialen bestaande uit CAD tekeningen, ontwerp – en productietekeningen, technische beschrijvingen, offertes, foto’s, brochures en handleidingen te (laten) kopiëren, aan derden ter beschikking te (laten) stellen, openbaar te maken of te exploiteren.
2.8.
Op 12 februari 2013 heeft het Zweedse onderzoeksbureau Ibas Laboratories AB een rapport uitgebracht waarin zij concludeert dat [gedaagde] 158.800 bestanden van zijn bedrijfslaptop heeft gekopieerd naar een externe gegevensdrager, waarvan 28.435 afkomstig waren van de beveiligde server van Combibox.
2.9.
Op 16 mei 2013 heeft [gedaagde] Wauben Aviation opgericht. Wauben Aviation handelt tevens onder de naam In Ground Systems (IGS). Bestuurders van Wauben Aviation zijn, althans waren ten tijde van de dagvaarding, Netway Investments B.V. en C & J Technology B.V. (hierna: C&J). C&J is eveneens op 16 mei 2013 opgericht en heeft, althans had ten tijde van de dagvaarding, als enig bestuurder en aandeelhouder [gedaagde] . Wauben Aviation handelt in vliegtuigputten.
2.10.
Wauben Aviation gebruikte als productiebedrijf de aan haar gelieerde onderneming Ge&Druk. Ge&Druk is met ingang van 12 december 2014 failliet verklaard.
2.11.
Cavotec heeft op 10 oktober 2013 een vaststellingsovereenkomst gesloten met IGS Sweden AB en [gedaagde] (hierna: de Vaststellingsovereenkomst). De onbestreden Engelse vertaling van de in het Zweeds opgestelde Vaststellingsovereenkomst luidt, voor zover relevant:
“(…)
1.1.
Cavotec German GmbH (hereinafter “Cavotec”) filed a document instituting the proceedings on 12 February 2013 against IGS Sweden AB (hereinafter “IGS Sweden”) and [gedaagde] (hereinafter “ [gedaagde] ”) (hereinafter jointly referred to as the “Defendants”) in de Södertörn District Court in respect of infringement in accordance with the Swedish Copyright Act (…) and a violation of the Swedish Trade Secrets Act (…) in respect of rights and materials developed in the company acquired by Cavotec, Combibox Systems Scandinavia AB (hereinafter “Combibox”) (…)”
2.2.
[gedaagde] confirms that no agreement existed or exists with Combibox or Cavotec according to which he was entitled to use the materials created by him during the period of time he was engaged by Combibox. [gedaagde] confirms that he is not entitled to use any material at all which belonged to Combibox (now Cavotec), either in original or processed form.
2.3.
[gedaagde] and IGS Sweden shall – subject to a conditional fine to Cavotec in the amount of SEK 500,000 for each individual breach – be prohibited from:
a. a) in their own or a third party’s operations, in any manner, using or referring to any material at all which belongs to Cavotec, including, among other things, the Material in accordance with the claim form referred to in paragraph 1.1. above, but also other material belonging to Cavotec and the acquired business, Combibox, among other things, CAD drawings, 3D CAD drawings, design and production drawings, technical descriptions, offers, brochures, photographs, company presentations and manuals (hereinafter referred to as “Cavotec’s Material”),
b) in its own or a third parties operations, creating any adaptation of Cavotec’s Material,
c) directly or indirectly making any of Cavotec’s Material, or any adaptation of Cavotec’s Material, available to third parties (among other things, by transferring, showing or in some other manner making it available).
2.4.
[gedaagde] and IGS Sweden undertake to immediately destroy or erase Cavotec’s Material including any adaptation of Cavotec’s Material in their possession, and ensure that Cavotec’s Material, including any adaptation of Cavotec’s Material in the possession of third parties as a result of having been made available by [gedaagde] or IGS Sweden, is immediately destroyed.
2.5
[gedaagde] and IGS Sweden undertake to entirely refrain in the future from commercial dealings with Kastrup airport, Copenhagen, including, among other things, proceeding with any order vis à-vis the aforementioned airport or providing any good or service to the aforementioned airport, either in their own operations or through a third-party operations.
2.6
The Defendants shall pay Cavotec SEK 600,000 (hereinafter the “Settlement Amount”). (…)
(…)
3.1
This agreement shall be governed by Swedish law.
(…)”
De bodemprocedure in Zweden is vervolgens op verzoek van Cavotec doorgehaald.
2.12.
Bij e-mailbericht van 2 april 2014 heeft [gedaagde] , via zijn emailadres bij Wauben Aviation, desgevraagd een lijst met referentie-projecten (hierna: de Wauben Referentielijst) en een bedrijfspresentatie (hierna: de Wauben Bedrijfspresentatie) aan een bevriend Japans contact van Cavotec doen toekomen. De op de referentielijst vermelde projecten zijn projecten waarvoor Cavotec de vliegtuigputten heeft geleverd.
2.13.
Cavotec heeft op 12 juni 2014, na daartoe op 6 juni 2014 verkregen verlof, conservatoir bewijsbeslag gelegd onder Wauben Aviation en [gedaagde] op “mogelijk relevante digitale data, zich bevindende op, althans te benaderen vanaf de in het bedrijfspand aanwezige computersysteem” op de locatie IJzerwerf 15 te (2544 EP) Den Haag, en een kopie van die data in gerechtelijke bewaring genomen (hierna: de Beslagen Materialen).
2.14.
Tussen Cavotec enerzijds en Wauben Aviation, Ge&Druk en [gedaagde] anderzijds is een procedure in kort geding gevoerd voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. In deze procedure is op 27 augustus 2014 vonnis gewezen1. Daarin is bepaald dat Wauben Aviation en [gedaagde] dienen te gedogen dat Cavotec kopieën verkrijgt van een bepaalde selectie van de Beslagen Materialen. De deurwaarder heeft vervolgens aan de hand van een lijst zoekwoorden documenten geselecteerd uit de Beslagen Materialen en aan Cavotec afschrift daarvan verstrekt.
4 De beoordeling
Vertrouwelijkheid
4.1.
De rechtbank heeft op verzoek van Cavotec het vertrouwelijkheidsregime van artikel 29 Rv op deze procedure van toepassing verklaard. Cavotec heeft ook verzocht om met toepassing van artikel 28 lid 4 Rv de inhoud van een aantal door haar nader gespecificeerde producties weg te laten uit openbare afschriften van het vonnis. Nu die informatie niet in dit vonnis is weergegeven, heeft Cavotec geen belang meer bij dat verzoek, zodat het wordt afgewezen.
4.2.
De internationale bevoegdheid van deze rechtbank om van de vorderingen kennis te nemen berust op artikel 2 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, nu [gedaagde] woonplaats heeft in Nederland. De rechtbank Den Haag is relatief bevoegd op grond van artikel 99 Rv, gelet op het feit dat [gedaagde] woonplaats heeft in Den Haag. De bevoegdheid is overigens niet bestreden.
4.3.
Welk recht van toepassing is, zal bij de bespreking van de verschillende vorderingen worden besproken.
4.4.
De rechtbank zal de vorderingen sub C en E tot en met H eerst bespreken en daarna de overige vorderingen.
De vordering sub G, nakoming Vaststellingsovereenkomst en de vordering sub C, boetebeding
4.5.
Voor zover Cavotec zich beroept op de Vaststellingsovereenkomst is ingevolge artikel 3.1. van de Vaststellingsovereenkomst Zweeds recht van toepassing.
4.6.
Ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde] de door hem meegenomen Combibox-knowhow niet heeft vernietigd en deze aan derden/Wauben Aviation/Ge&Druk beschikbaar heeft gesteld, wijst Cavotec op de Wauben Referentielijst en de Wauben Bedrijfspresentatie die [gedaagde] namens Wauben Aviation aan een Japans contact van Cavotec heeft gestuurd, nadat dit contact gefingeerd interesse had getoond in de producten van Wauben Aviation. Zij stelt (onder verwijzing naar haar productie 13) dat de Wauben Bedrijfspresentatie onmiskenbaar is ontleend aan de Combibox-knowhow, aangezien de vliegtuigputten van Wauben Aviation – beknopt weergegeven – dezelfde vorm, dezelfde versteviging, dezelfde placering en configuratie van verbinding met kabels en pompen, hetzelfde nivelleringssysteem (schroeven), dezelfde technologie voor de deksels (maatvoering, hoeken, sluitingsmechanisme, ontwerp en bevestiging van de armen), hetzelfde ontwerp voor het “PCA Compartment” en het “Ground Power 400 Hz compartment” (met dezelfde uitsparingen voor de schroeven behorend bij het Combibox-ontwerp, terwijl daarvoor bij Wauben Aviation geen aanleiding is, hetzelfde ontwerp en dezelfde placering van de drukknoppen, dezelfde ophangingssystemen, hetzelfde ontwerp voor de aandrijver, dezelfde kabelmand en dezelfde koppeldoos), hetzelfde ontwerp voor het onderhoudscompartiment (ten aanzien van de ladder en de deksel), en hetzelfde systeem voor fundering hebben als de vliegtuigputten van Combibox/Cavotec, waarbij dezelfde 3D techniek is gebruikt voor de tekeningen.
Cavotec wijst er in dit verband ook op dat de interne nummering van de tekeningen van Wauben Aviation gelijk is aan de nummering van de Combibox-tekeningen en dat de maatvoering van de ontwerpen op meerdere punten hetzelfde is. Daarnaast wijst zij bij wijze van voorbeeld op twee ten tijde van het kort geding overgelegde tekeningen van Wauben Aviation, die dezelfde namen en nummers hebben als de Combibox-tekeningen E-100044 en E 100047 (producties 17 en 18 van Cavotec) en dezelfde dimensies respectievelijk dezelfde scharnier weergeven. Cavotec stelt dat Wauben Aviation deze Combibox know-how alleen maar kan hebben verkregen van [gedaagde] .
Voorts wijst Cavotec er op dat [gedaagde] in het kort geding e-mails heeft overgelegd die niet aan hem zijn gericht en die hij moet hebben gekopieerd tijdens zijn dienstverband bij Combibox (productie 19 van Cavotec).
Cavotec heeft daarnaast een e-mailbericht overgelegd van 15 oktober 2012, waarin [gedaagde] Ge&Druk verzoekt uit bepaalde tekeningen het woord Combibox te verwijderen.
Ten slotte wijst Combibox er op dat de deurwaarder, in het kader van het op 12 juni 2014 gelegde bewijsbeslag, onder meer de volgende documenten heeft aangetroffen:
- 922 documenten die blijkens het Combibox-logo één op één afkomstig zijn uit de Technical Library van Combibox (productie 20),
- ontwerptekeningen van de vliegtuigputten van Wauben Aviation die, naar Cavotec stelt, in meer of mindere mate zijn gebaseerd op Combibox-tekeningen of eerdere, door IGS Zweden gemaakte kopieën van Combibox-tekeningen (productie 21 en 22 van Cavotec, met de tekeningen met nummers O-9004-A, respectievelijk O-200359-A), alsmede tekeningen van Combibox die zijn “gewassen”, dat wil zeggen van hun Combibox-logo zijn ontdaan (productie 23 van Cavotec, met de tekeningen met nummers O-200701-A, O-200700-A en E-100832 tot en met E 100835).
4.7.
[gedaagde] voert hiertegen in de eerste plaats aan dat onduidelijk is wat moet worden verstaan onder “Cavotec’s Material” in artikel 2.3. sub a van de Vaststellingsovereenkomst. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft [gedaagde] een verklaring overgelegd van een Zweedse advocaat, Magnus Bungsmuhr, die stelt dat een onduidelijkheid in de overeenkomst naar Zweeds recht moet worden uitgelegd in het nadeel van de partij die deze heeft opgesteld, in dit geval Cavotec. De rechtbank volgt [gedaagde] hierin niet. Artikel 2.3 sub a van de Vaststellingsovereenkomst definieert de term “Cavotec’s Material” als:
“any material at all which belongs to Cavotec, including, among other things, the Material in accordance with the claim form referred to in paragraph 1.1. above, but also other material belonging to Cavotec and the acquired business, Combibox, among other things, CAD drawings, 3D CAD drawings, design and production drawings, technical descriptions, offers, brochures, photographs, company presentations and manuals”.
Hieruit blijkt duidelijk dat de term “Cavotec’s Material” in de Vaststellingsovereenkomst ziet op alle materialen van Cavotec en Combibox, waaronder niet alleen de materialen waarvan Cavotec in de Zweedse procedure stelde dat deze auteursrechtelijk beschermd waren en/of geheime knowhow bevatten, maar ook alle andere materialen van Cavotec en Combibox. [gedaagde] heeft niet toegelicht waarom dit onduidelijk zou zijn. Aan een uitleg naar Zweeds recht komt de rechtbank dan ook niet toe.
4.8.
De rechtbank volgt [gedaagde] ook niet in zijn verweer dat hij heeft gedwaald over hetgeen rechtsgeldig kan worden beschouwd als “Cavotec’s Materials”. Zijn stelling dat het onwaarschijnlijk is “dat bijvoorbeeld in rechte zou moeten worden geoordeeld dat een boete zou zijn verschuldigd wegens inbreuk op rechten die niet toebehoren aan de vorderende partij”, is zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet begrijpelijk, gelet op het feit dat het begrip “Cavotec’s Materials” in de Vaststellingsovereenkomst uitdrukkelijk niet alleen verwijst naar materialen waarop Cavotec auteurs- en geheime knowhowrechten stelt te hebben, maar ook naar alle andere materialen van Cavotec. [gedaagde] heeft op dit punt niet aan zijn stelplicht voldaan. Ook op dit punt komt de rechtbank dus niet toe aan toepassing van het Zweedse recht.
4.9.
[gedaagde] bestrijdt niet, althans niet gemotiveerd, dat hij (delen van) bedoeld materiaal op 12 juni 2014, derhalve ruim na het sluiten van de Vaststellingsovereenkomst, op zijn laptop had staan. Dat is in strijd met de Vaststellingsovereenkomst. [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat dit niet aan hem kan worden toegerekend. De conclusie luidt dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de Vaststellingsovereenkomst door materialen van Cavotec/Combibox op zijn laptop te bewaren.
4.10.
[gedaagde] bestrijdt evenmin dat hij (een deel van) bedoelde materialen aan Wauben Aviation heeft verstrekt, die ze heeft gebruikt.
Ten aanzien van de tekeningen met Wauben Aviation-nummers O-200678-G en O-200700-A2 betoogt hij dat deze tekeningen gemaakt zijn vóór de ondertekening van de Vaststellingsovereenkomst, zodat geen sprake kan zijn van overtreding van de Vaststellingsovereenkomst. Cavotec wijst er hiertegenover echter onbestreden op dat deze tekeningen – evenals de tekeningen met de Wauben Aviation- nummers E-100044, O-200416-F, O-200701-A, en O-200359-A – bestandsdata hebben van na 10 oktober 2013. Dat betekent dat genoemde tekeningen nog na de Vaststellingsovereenkomst zijn gebruikt en aangepast. Het standpunt van [gedaagde] dat de tekeningen dateren van vóór de Vaststellingsovereenkomst is dus feitelijk onjuist.
4.11.
Daarbij komt dat [gedaagde] onvoldoende heeft bestreden dat hij (al dan niet door middel van Wauben Aviation) bij het tot stand komen van de tekeningen met Wauben Aviation-nummers O-22678-G, O-200359 A, E-100044, O-200416-F, O-200700-A, O-200701-A, en O-200359-A, gebruik heeft gemaakt van de Combibox tekeningen met corresponderende nummers, hetgeen op grond van die specifieke corresponderende nummers en specificaties, wel voor de hand ligt. [gedaagde] heeft op dit punt slechts aangevoerd dat hij niet weet hoe Wauben Aviation aan de documenten met identieke nummers is gekomen of waarom die documenten een datum hebben van laatste wijziging die is gelegen na de datum van de Vaststellingsovereenkomst. In het licht van het feit dat [gedaagde] ten tijde van de bestreden handelingen meerderheidsaandeelhouder en (indirect) bestuurder was van Wauben Aviation, is dit verweer volstrekt onvoldoende gemotiveerd.
4.12.
In dit verband is nog van belang dat [gedaagde] zijn verweer dat de tekeningen met Wauben Aviation-nummers O-22678-G en O-200359-A zelfstandige werken zijn, waarin waar mogelijk subjectieve keuzes zijn gemaakt niet heeft onderbouwd, zodat van de juistheid van die stelling, tegenover het gemotiveerde standpunt van Cavotec dat sprake is van bewerkingen van Combibox-tekeningen, niet uitgegaan kan worden. Er is dan ook geen grond om ten aanzien van de tekeningen met Wauben Aviation-nummers O-22678-G en O-200359 A tot een ander oordeel te komen.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] onvoldoende heeft bestreden dat hij genoemde Combibox-tekeningen (in Wauben Aviation) nog steeds gebruikte en aanpaste nadat de Vaststellingsovereenkomst van kracht werd. Dat hij niet voor zichzelf, maar voor Wauben Aviation handelde, doet daar anders dan [gedaagde] aanvoert, niet aan af, omdat de Vaststellingsovereenkomst hem ook verbiedt om in een onderneming (al dan niet van een derde) materialen van Cavotec te gebruiken. Door het gebruik en de aanpassing van deze tekeningen heeft [gedaagde] de Vaststellingsovereenkomst geschonden.
4.14.
Ten aanzien van de vraag of [gedaagde] deze tekeningen (door middel van Wauben Aviation) ook openbaar heeft gemaakt, geldt het volgende. Cavotec stelt dat de tekeningen met de Combibox-nummers O-200678-G, O-200359-A, E-100044, O-200416-F, O-200700-A en O-200701-A zijn geopenbaard aan:
- -
Wauben (een bewerking van alle hiervoor genoemde Combibox-tekeningen),
- -
het Japanse contact van Cavotec (een bewerking van Combibox-tekening O-200678-G),
- -
een klant in Italië (een bewerking van Combibox-tekening O-200416-F),
- -
de onderneming Power Systems International en
- -
een andere klant (een bewerking van Combibox-tekening O-200359-A).
Ten aanzien van deze tekeningen geldt dat [gedaagde] slechts heeft bestreden dat hij bewerkingen van de tekeningen met de Combibox-nummers E-100044 en 0-200416-F openbaar heeft gemaakt aan anderen dan Wauben Aviation. [gedaagde] heeft echter niet gereageerd op de stelling dat deze tekeningen aan Wauben Aviation zijn geopenbaard. Gelet op de corresponderende nummers en specificaties van de Wauben Aviation-tekeningen ligt het wel voor de hand dat die zijn ontleend aan de Combibox-tekeningen. Het verweer van [gedaagde] wordt daarom als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
4.15.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat [gedaagde] de Combibox-tekeningen met de nummers O-200678-G, O-200359 A, E-100044, O-200416-FO-200701-A heeft geopenbaard aan derden. Ook in die zin heeft [gedaagde] dan ook in strijd met de Vaststellingsovereenkomst gehandeld.
4.16.
Bij gebreke van verdere daartegen gevoerde verweren, zal de vordering onder G worden toegewezen.
4.17.
Het voorgaande betekent eveneens dat [gedaagde] op grond van artikel 2.3. van de Vaststellingsovereenkomst een boete verschuldigd is van SEK 500.000,00 (ruim
€ 51.000,00) voor iedere afzonderlijke tekortkoming.
4.18.
Cavotec betoogt dat iedere inbreuk op de Vaststellingsovereenkomst, en derhalve iedere kopie van een Combibox-tekening en iedere ter beschikkingstelling daarvan aan Wauben Aviation, een inbreuk is. Aldus is volgens Cavotec sprake van duizenden inbreuken. Gelet op de bewoordingen van de Vaststellingsovereenkomst, waarin wordt gesproken over een boete voor “each individual breach”, is dit standpunt naar het oordeel van de rechtbank – ook naar Zweeds recht, waarover Cavotec een onbestreden opinie heeft overgelegd – juist. Cavotec beperkt haar vordering echter tot 15 inbreuken, onder verwijzing naar de aanpassing en openbaarmaking van de tekeningen met de nummers O-200678-G, O-200359-A, E-100044, O-200416-F, O-200700-A en O-200701-A. De deurwaarder heeft uit de Beslagen Materialen 1.544 documenten geselecteerd, waarvan 922 ontwerptekeningen betreffen die identieke of vrijwel identiek verveelvoudigingen vormen van Combibox-tekeningen en waarvan veel nog voorzien zijn van het Combibox-logo. Tegen deze achtergrond komt het aantal van 15 de rechtbank geenszins onredelijk voor.
4.19.
[gedaagde] betoogt dat de overtreding van de Vaststellingsovereenkomst die hij heeft begaan een marginale is, zodat het boetebedrag dient te worden gematigd. De rechtbank volgt [gedaagde] hierin niet. Blijkens het voorgaande is immers sprake van een grove schending van de Vaststellingsovereenkomst. De sub C gevorderde boete zal dan ook worden toegewezen.
4.20.
[gedaagde] betwist ten slotte dat Cavotec aanspraak heeft op de door haar gevorderde wettelijke rente over de boete. Nu Cavotec daar niet meer op heeft gereageerd, zal de gevorderde wettelijke rente worden afgewezen.
De vordering sub E, onrechtmatig handelen
4.21.
Ten aanzien van het toepasselijke recht op dit punt overweegt de rechtbank als volgt. Cavotec is in haar stellingname uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht op het vermeende onrechtmatig handelen van [gedaagde] . Ook [gedaagde] gaat daar, blijkens de verwijzingen in de conclusie van antwoord naar Nederlandse jurisprudentie blijkbaar van uit. partijen verschillen hierover derhalve niet van standpunt. In artikel 4 lid 1 Rome II Vo3 staat – kort gezegd – dat het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht is van het land waar de schade zich voordoet. Nu Cavotec stelt vermogensschade te lijden, heeft ingevolge paragraaf 17 van de considerans van Rome II Vo het land waar de materiële schade is opgelopen, te gelden als het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. Geredeneerd kan worden dat het land waar de schade zich voordoet Nederland is, aangezien dat het land is waar de schade zich in die zin voordoet dat [gedaagde] de geheime knowhow met Wauben Aviation heeft gedeeld in Nederland, en Wauben Aviation en/of [gedaagde] deze knowhow heeft ingezet voor (internationale) concurrentie vanuit Nederland. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank eveneens uitgaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht op het gestelde onrechtmatig handelen.
4.22.
Ten aanzien van het beroep van Cavotec op de in artikel 39 lid 2 TRIPs bedoelde bescherming van bedrijfsgeheimen geldt het volgende. Dit artikel, dat in het Nederlandse materiële recht moet worden geacht te zijn geïncorporeerd in artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW), luidt:
“Natuurlijke personen en rechtspersonen hebben de mogelijkheid te beletten dat informatie waarover zij rechtmatig beschikken zonder hun toestemming wordt openbaar gemaakt aan, verworven door of gebruikt door anderen op een wijze die in strijd is met eerlijke handelsgebruiken, zolang deze informatie
a. geheim is in de zin dat zij, globaal dan wel in de juiste samenstelling en ordening van de bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie,
b. handelswaarde bezit omdat zij geheim is en
c. is onderworpen aan, gezien de omstandigheden, redelijke maatregelen door de persoon die rechtmatig over de informatie beschikt, om deze geheim te houden.”
4.23.
Cavotec stelt dat de Combibox-knowhow, met in het bijzonder de Technical Library, aan de hiervoor genoemde criteria voldoet. Zij betoogt in dit kader dat de Combibox-knowhow het resultaat is van een jarenlang en kostbaar ontwikkelingsproces, dat de meest eenvoudige Combibox-vliegtuigput bestaat uit 300 tot 400 ontwerptekeningen, dat de Technical Library bestaat uit ontwerptekeningen van meer dan 100 verschillende vliegtuigputten en dat de ontwerpkosten ruim € 325.000,00 bedragen, zodat deze een grote handelswaarde vertegenwoordigen. Zij stelt voorts dat zij alle mogelijk maatregelen heeft getroffen om de Combibox-knowhow geheim te houden, te weten:
- -
de Technical Library was opgeslagen op een beveiligde server die strikt gelimiteerd toegankelijk was;
- -
derden, zoals de producent van de vliegtuigputten, waren gebonden aan strikte geheimhoudingsovereenkomsten;
- -
alle tekeningen in de Technical Library waren voorzien van een expliciete geheimhoudingsbepaling;
- -
onder het Zweedse arbeidsrecht hadden de werknemers van Combibox de verplichting om de Combibox-knowhow geheim te houden.
Ten aanzien van dit laatste punt verwijst Cavotec naar de door haar als productie 26 overgelegde opinie van de Zweedse jurist Sören Ösman (hierna: Ösman), die verklaart dat [gedaagde] tijdens zijn dienstverband op grond van het algemene voor werknemers geldende Zweedse recht tot geheimhouding gehouden was en tijdens en na zijn dienstverband op grond van de FHL (een Zweedse wet betreffende “trade secrets”), gelet op de gedetailleerde informatie in de tekeningen in de gegeven omstandigheden gehouden was de tekeningen geheim te houden, waarbij Öman ten aanzien van de vraag of het om beschermde informatie gaat aantekent:
“This applies on the condition that the drawings have been created or used in Combibox’s business operations, and such did not relate to information which was already public knowledge in the relevant industry and nor was the information which was disclosed completely outdated for all persons in the relevant industry”.
4.24.
[gedaagde] betoogt daartegenover dat de informatie in de Combibox-knowhow tot het publieke domein behoort, gedateerd is en, kortom, geen waarde vertegenwoordigt.
[gedaagde] voert hiertoe het volgende aan. De vliegtuigputten zijn oorspronkelijk ontworpen door de oprichter van Combi Box Oud. Combi Box Oud was houder van een Europees en Amerikaans octrooi voor de vliegtuigputten uit respectievelijk 1996 en 1999. Uit de omschrijving van het Amerikaanse octrooi blijkt dat het door Combibox gehanteerde systeem van vliegtuigputten al bestond en dat het door Combibox ontwikkelde product een verbetering inhield in die zin dat:
“at least one of the service boxes comprises a cassette which is accommodated in the casing and is liftable up from the casing when the cover is removed and in which the connecting device of the box and the associated equipment, if any, are mounted”.
De octrooien zijn verlopen en het is – daar uit navraag door [gedaagde] bij de curator niet is gebleken dat de curator enig immaterieel actief heeft overgedragen aan derden – niet aannemelijk dat er ten tijde van het faillissement door Combi Box Oud ontwikkelde knowhow was die nog enige waarde vertegenwoordigde. Er is dus geen Combibox-knowhow overgedragen aan Combibox en vervolgens aan Cavotec.
Ter comparitie heeft [gedaagde] hier nog aan toegevoegd dat de vliegtuigputten volgens Europese regelgeving (de F900 normering) aan bepaalde eisen moeten voldoen. Tot augustus 2012 voldeden de vliegtuigputten van Combibox niet aan deze normering. [gedaagde] verwijst in dit verband naar haar productie A18, een testrapport van 30 augustus 2012, waarin wordt geconcludeerd:
“The Combibox Cover Assembly that were tested fulfilled the requirements concerning construction and strength in Sections 7 and 8 in EN 124, class F900.
The requirements concerning marking was not fulfilled on the test subject, but shall be duly applied on delivered Combibox cover assemblies”,
4.25.
Daarnaast verwijst hij naar e-mailberichten van Combibox uit de periode van april 2011 tot en met augustus 2012, waarin over het testen gesproken wordt (de producties B14 tot en met B16 van [gedaagde] ). Hieruit blijkt volgens [gedaagde] dat de waarde van de Combibox-knowhow nihil is.
[gedaagde] voert verder aan dat Cavotec geen passende beschermingsmaatregelen heeft genomen om de informatie geheim te houden. Hij wijst er op dat hij bij Combibox in dienst is getreden zonder dat aan hem een non-concurrentiebeding, relatiebeding of geheimhoudingsbeding was opgelegd. Hij bestrijdt dat er een beveiligde server was en dat er voor werknemers geheimhoudingsverplichtingen in arbeidsovereenkomsten waren opgenomen. [gedaagde] stelt ten slotte dat de tekeningen met technische specificaties zonder verder contractuele (geheimhoudings-)restricties aan prospects en klanten werden verstrekt en via tenders met bieders werden gedeeld (productie A22 van [gedaagde] ). Daarnaast waren de technische tekeningen beschikbaar op de website van Combibox.
[gedaagde] betwist ook dat hij de gestelde knowhow heeft gebruikt, al dan niet voor de Combibox vliegtuigputten; dit was onmogelijk omdat de Combibox-tekeningen niet voldeden aan de F900 norm en vergaande aanpassingen behoefden.
4.26.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De rechtbank verwerpt de stelling van [gedaagde] dat de Combibox-knowhow geen geheime informatie betreft en dat Cavotec geen passende beschermingsmaatregelen heeft getroffen. Voor zover al tekeningen bekend zijn gemaakt aan derden (bijvoorbeeld in offertes of in tenders), heeft Cavotec voldoende onderbouwd dat op de tekeningen een geheimhoudingsclausule is aangebracht. Door het aanbrengen van de geheimhoudingsclausule op alle tekeningen, moet ook voor de werknemers van Combibox/Cavotec duidelijk zijn geweest dat de tekeningen een vertrouwelijk karakter hadden. Daarom kan in het midden blijven of een werknemer naar Zweeds recht óók zonder geheimhoudingsclausule in zijn arbeidsovereenkomst gehouden is tot geheimhouding. Daarnaast hebben zowel de voormalig bestuurder van Combibox, Leif G. Lindh (hierna: Lindh) als de producent van de Combibox vliegtuigputten een verklaring opgesteld (productie 29 en 31 van Cavotec) waaruit blijkt dat Combibox geheimhouding oplegde aan degenen die de tekeningen ontvingen. Cavotec’s stelling dat de Technical Library was opgeslagen op een beveiligde server die strikt gelimiteerd toegankelijk was, heeft zij eveneens onderbouwd met de verklaring van Lindh. Hij verklaart dat de toegang tot het deel van de server waar alle technische tekeningen waren opgeslagen voorbehouden was aan vier personen, waaronder [gedaagde] (productie 29 van [gedaagde] ). Tegenover deze onderbouwing heeft [gedaagde] niet kunnen volstaan met de enkele betwisting van de stelling dat de server beveiligd was. Ook de enkele, niet onderbouwde, stelling van [gedaagde] dat technische tekeningen van Cavotec gewoon op haar website stonden, verwerpt de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd.
4.27.
De rechtbank is verder van oordeel dat Cavotec voldoende heeft gemotiveerd dat de Combibox-knowhow handelswaarde vertegenwoordigt. Cavotec heeft onderbouwd gesteld dat zij aanzienlijke investeringen heeft gedaan om Combibox-knowhow te ontwikkelen en dat voor haar concurrentiepositie vereist is dat de door haar ontwikkelde producten en technieken geheim blijven. De bereidheid om substantiële investeringen te doen, wijst op een handelswaarde van de knowhow. Al hetgeen [gedaagde] heeft gesteld omtrent de verkrijging van de Combibox-knowhow van Combi Box Oud en de waarde van die knowhow ten tijde van die verkrijging kan daar niet aan afdoen. Dat klemt te meer daar Cavotec, onderbouwd met de verklaring van Lindh, stelt dat de tekeningen waarnaar zij verwijst zijn ontwikkeld ruim nadat Combi Box Oud de knowhow in 2003 had overgedragen, zodat de overdracht van Combi Box Oud aan Combibox irrelevant is. Anders dan [gedaagde] ter zitting heeft betoogd, is het niet zo dat alleen sprake is van Combibox-knowhow, indien deze is gebaseerd op (geheime) knowhow van Combi Box Oud.
4.28.
De stelling van [gedaagde] dat de door hem gekopieerde Combibox-knowhow geen waarde meer heeft, doordat de Combibox vliegtuigputten van voor die datum niet voldeden aan de F900 norm, volgt de rechtbank ook niet. Ten eerste blijkt uit het onderzoeksrapport waar [gedaagde] zich op baseert dat de geteste vliegtuigput slechts op één punt niet voldeed aan de norm: op de deksel en het frame van het testobject ontbrak een markering. De testinstantie merkt daarbij echter op:
“The requirements concerning marking was not fulfilled on the test subject, but shall be duly applied on delivered Combibox cover assemblies”,
zodat niet aannemelijk is dat dit testresultaat de waarde van de Combibox-knowhow terugbrengt naar nihil. Dat binnen Combibox per email is gecorrespondeerd over de test en de voldoening aan de F900 norm doet daar niet aan af. Daarbij komt dat Cavotec ter comparitie onbetwist heeft gesteld dat de F900 norm niet voor alle vliegvelden geldt.
4.29.
Op grond van het hiervoor bij de bespreking van de nakoming van de Vaststellingsovereenkomst overwogene, staat vast dat [gedaagde] zonder toestemming van Cavotec de Combibox-tekeningen heeft gekopieerd op zijn eigen laptop, heeft getoond aan Wauben Aviation en aldaar heeft gebruikt of laten gebruiken voor het maken van de Wauben Aviation-tekeningen. Door dit handelen van [gedaagde] heeft Wauben Aviation een voorsprong gekregen op concurrenten: zij heeft immers niet alleen geprofiteerd van de specialistische kennis die [gedaagde] zelf heeft, maar heeft kunnen voortborduren op de tekeningen van Combibox/Cavotec, zonder dat de specialistische kennis van [gedaagde] eerst diende te worden omgezet in nieuwe tekeningen. Dit is in strijd met eerlijke handelsgebruiken. Door aldus te handelen heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op het recht van Cavotec op de Combibox-knowhow als bedoeld in artikel 39 lid 2 TRIPs en daarmee gehandeld in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Deze onrechtmatige handelingen zijn toerekenbaar aan [gedaagde] .
4.30.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering sub E zal worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende. [gedaagde] voert aan dat de vordering sub E te ruim geformuleerd is, met name door het gebruik van de zinsnede “waaronder in elk geval begrepen alle documenten en bescheiden die ontleend (kunnen) zijn aan materialen of (eventueel elektronische) documenten van, of ontwikkeld voor Combibox”. Deze formulering gaat naar het oordeel van de rechtbank inderdaad verder dan wordt gerechtvaardigd door hetgeen aan de vordering ten grondslag is gelegd. De rechtbank zal het verbod dan ook beperken tot de documenten en bescheiden die door Cavotec met name zijn genoemd, als na te melden.
De vordering sub F, inbreuk auteursrecht
4.31.
Aan haar vordering sub F legt Cavotec – na vermindering van eis – het auteursrecht op de door haar in de producties 20 en 23 overgelegde tekeningen ten grondslag. Cavotec vordert een verbod zonder territoriale beperking, maar zonder duidelijk te maken op welke gronden zij een grensoverschrijdend verbod kan vorderen buiten Nederland. Reeds daarom zal de vordering sub F worden afgewezen voor zover deze ziet op grensoverschrijdende verboden. Voor zover de vordering sub F ziet op Nederland wordt deze beoordeeld naar het Nederlandse auteursrecht.
4.32.
De rechtbank stelt voorop dat, om als auteursrechtelijk werk beschermd te kunnen zijn, is vereist dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt (hierna ook: de werktoets). Dat het werk een eigen oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt kort gezegd in dat het werk niet ontleend mag zijn aan een ander werk. De eis dat het werk het persoonlijk stempel van de maker moet dragen, betekent dat sprake moet zijn van een werk dat het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en dat aldus een schepping is van de menselijke geest. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen dat zo banaal of triviaal is dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen. De keuzes van de maker mogen niet louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze. Voorts geldt dat ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen, een (oorspronkelijk) werk kan zijn in de zin van de Auteurswet, mits die selectie het persoonlijk stempel van de maker draagt4. Het Europees Hof van Justitie heeft de maatstaf aldus geformuleerd dat het moet gaan om ‘een eigen intellectuele schepping van de auteur van het werk’5. Of aan voornoemde maatstaf is voldaan, dient beoordeeld te worden naar de situatie op het moment waarop het werk tot stand is gebracht.
4.33.
[gedaagde] voert tegen de vordering sub F onder meer aan dat de tekeningen waarvan Cavotec stelt auteursrechthebbende te zijn een eigen, oorspronkelijk karakter en het persoonlijk stempel van de maker ontberen. Hij voert aan dat de keuzes die Cavotec stelt te hebben gemaakt banaal zijn en dat Cavotec bovendien heeft nagelaten om per tekening aan te geven waar de auteursrechtelijk beschermde trekken aanwezig zijn. Dit verweer slaagt. Het is op zich juist dat de enkele omstandigheid dat de tekeningen in enige mate zijn ingegeven door eisen van technische eisen, niet betekent dat daarop geen auteursrecht kan rusten. De tekeningen zijn echter niet auteursrechtelijk beschermd indien zij te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze. De 922 tekeningen waarnaar Cavotec verwijst in haar productie 20 en de tekeningen in haar productie 23 zijn uitgesproken technisch van aard. Zij vormen een zo exact mogelijke tekening van de (onderdelen van) de putten, terwijl Cavotec zich niet op het standpunt stelt dat haar auteursrecht is gelegen in het uiterlijk van die (onderdelen van) de putten maar in de tekeningen daarvan. Het overgrote deel van de tekeningen betreft zwarte lijntekeningen op een witte achtergrond, zonder elementen van kleurgebruik of hooguit met een paar gekleurde lijnen, een groot aantal tekeningen is alleen in 2D perspectief weergegeven en de overgrote meerderheid van de tekeningen heeft alleen een technisch, niet stilistisch, weergegeven 3D perspectief, waarbij een hoek van 45% is gekozen voor het perspectief. Hoewel het gelet op het grote aantal door [gedaagde] gekopieerde tekeningen, wellicht niet doenlijk was om alle tekeningen per stuk te bespreken, had het naar het oordeel van de rechtbank wel op de weg van Cavotec gelegen om, tegenover het verweer van [gedaagde] , per groep van tekeningen (al dan niet met een 3D afbeelding er bij, al dan niet met kleurlijnen, al dan niet met een in kleur weergegeven stilistische 3D weergave), aan te geven welke auteursrechtelijk beschermde trekken aanwezig zijn. Dat heeft zij echter nagelaten. Zonder een dergelijke nadere motivering, ziet de rechtbank niet in dat er in de Combibox-tekeningen creatieve keuzes zijn gemaakt en gaat zij er van uit dat deze keuzes banaal en/of triviaal zijn. De vordering sub F zal daarom worden afgewezen.
De vordering sub H, slaafse nabootsing
4.34.
Cavotec legt aan haar vordering sub H ten grondslag dat “Gedaagden”, waarmee [gedaagde] , Wauben Aviation en Ge&Druk werden bedoeld, slaafse nabootsingen van de Combibox-systemen op de markt brengen. De rechtbank stelt vast dat Cavotec in de dagvaarding en in haar pleitnota geen onderscheid heeft gemaakt tussen het handelen van [gedaagde] op dit punt en het handelen van Wauben Aviation en Ge&Druk. Ter comparitie heeft zij evenwel in aanvulling op haar pleitnota betoogd dat [gedaagde] zelf slaafs nagebootste producten heeft geleverd aan Copenhagen Airport en London City Airport.
4.35.
Nabootsing op een wijze die nodeloos verwarring veroorzaakt, is een vorm van oneerlijke mededinging, waartegen met een vordering uit onrechtmatige daad kan worden opgekomen. Dit strookt met de in art. 10bis lid 1 en lid 3, onder 1, van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom opgenomen verplichting voor de verdragslanden om bescherming te verlenen tegen oneerlijke mededinging, en uit dien hoofde te verbieden “alle daden, welke ook, die verwarring zouden kunnen verwekken door onverschillig welk middel ten opzichte van de inrichting, de waren of de werkzaamheid op het gebied van nijverheid of handel van een concurrent”. Ten aanzien van het toepasselijke recht geldt hetzelfde als in r.o. 4.21 overwogen, zodat Nederlands recht van toepassing is.
4.36.
[gedaagde] bestrijdt dat sprake is van slaafse nabootsing. Hij wijst er op dat de advocaten van Cavotec tijdens de kort geding zitting hebben verklaard dat geen sprake was van één op één kopieën van de vliegtuigputten van Combibox. Hij voert ook aan dat het uiterlijk van vliegtuigputten van Combibox/Cavotec slechts marginaal verschilt van het zogenaamde “Umfeld”, waartoe hij diverse foto’s heeft overgelegd (producties A10, A12 tot en met 15 en A24 van [gedaagde] ), en stelt dat het product een zeer basale vormgeving heeft. [gedaagde] meent dat Cavotec niet heeft aangetoond dat haar vliegtuigputten een eigen plaats in de markt hebben, dat er sprake is van verwarringsgevaar, en dat, als dit verwarringsgevaar zou bestaan, dat niet vermeden had kunnen worden zonder aan de deugdelijkheid van het product af te doen. De vergelijking die Cavotec in haar productie 34 maakt tussen haar vliegtuigputten en het aan het vliegveld van Kopenhagen geleverde product gaat niet op, omdat die levering is geschied vóór het sluiten van de Vaststellingsovereenkomst, en daar in de Vasstellingsovereenkomst al over afgerekend is, aldus [gedaagde] .
4.37.
Bij de beoordeling van dit geschilpunt stelt de rechtbank het volgende voorop. Ten aanzien van nabootsing van een stoffelijk product dat niet (langer) wordt beschermd door een absoluut recht van intellectuele eigendom geldt dat nabootsing van dit product in beginsel vrijstaat, zij het dat dit beginsel uitzondering lijdt wanneer door die nabootsing verwarring bij het publiek valt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid of bruikbaarheid van zijn product, mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat6. Van verwarring ten aanzien van een nagebootst product kan eerst sprake zijn indien dat product een ‘eigen gezicht’ heeft op de relevante markt, dat wil zeggen: zich in uiterlijke verschijningsvorm onderscheidt van andere, gelijksoortige producten op die markt (ook wel ‘het Umfeld’ genoemd). De mate waarin dat product zich dient te onderscheiden van die gelijksoortige producten om bij het verschijnen van nabootsingen ervan een gevaar voor verwarring te kunnen doen ontstaan, hangt onder meer af van de aard en de hoeveelheid gelijksoortige producten die zich op dat moment op de desbetreffende markt bevinden7.
4.38.
Cavotec heeft naar het oordeel van de rechtbank, tegenover de betwisting daarvan door [gedaagde] , onvoldoende onderbouwd dat de door haar geproduceerde vliegtuigputten een eigen gezicht in de markt hebben. Een aantal van de door haar genoemde “distinct features” komen ook voor bij de vliegtuigputten van derden. Waarom de combinatie van deze kenmerken tot een eigen gezicht in de markt leiden heeft Cavotec niet voldoende verduidelijkt en is op basis van de overgelegde foto’s ook niet evident. Daarbij komt dat Cavotec, tegenover de betwisting daarvan door [gedaagde] , niet voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van verwarringsgevaar. De door Cavotec overgelegde factuur van Wauben Aviation (productie 33 van Cavotec), kan niet dienen ter onderbouwing van die stelling, aangezien enige daardoor veroorzaakte verwarring zijn oorsprong vindt in het feit dat de factuur de naam Combibox gebruikt en niet in het uiterlijk van het product.
De vorderingen sub A en B, schade
4.39.
Cavotec onderbouwt haar vordering sub A en B als volgt. Door de oneerlijke concurrentie van [gedaagde] en Wauben Aviation is Cavotec omzet misgelopen. Uit de Wauben Aviation Referentielijst blijkt dat Wauben Aviation in elk geval 158 vliegtuigputten heeft verhandeld. Daaruit leidt Cavotec af dat zij, uitgaande van de omzet en haar winstmarge, een winst is misgelopen van € 1.651.890,00. Daarnaast heeft zij nog marktaandeel verloren en vervolgopdrachten misgelopen.
4.40.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat Cavotec schade heeft geleden om schadevergoeding op te maken bij staat toe te wijzen. Weliswaar betwist [gedaagde] de juistheid van het door Cavotec overgelegde overzicht van verkoopstatistieken (productie 37 van Cavotec) en de Wauben Aviation Referentielijst, maar nu als onbetwist vast staat dat Wauben Aviation op zijn minst enige omzet heeft gemaakt met de verkoop van vliegtuigputten en uit het voorgaande volgt dat Wauben Aviation bij het genereren van die omzet gebruik heeft gemaakt van de onrechtmatig door [gedaagde] aan haar verstrekte Combibox-knowhow, is niet onaannemelijk dat Cavotec daardoor omzet, en daarmee winst heeft gederfd. De stelling dat [gedaagde] persoonlijk nimmer vliegtuigputten heeft verkocht kan daar niet aan af doen, wat er ook zij van de juistheid van die stelling. Ook het verweer van [gedaagde] dat causaal verband tussen het mislopen van “aanzienlijke omzet” en het handelen van [gedaagde] niet is aangetoond omdat niet is aangetoond dat de betreffende luchthavens anders bij Cavotec zouden hebben gekocht, faalt. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is niet vereist dat de eiser bewijst dat hij schade heeft geleden door het handelen van gedaagde8. Het is voldoende voor een veroordeling tot vergoeding van schade op te maken bij staat dat eiser de mogelijkheid dat schade is geleden aannemelijk heeft gemaakt9. Dit brengt mee dat in dit stadium van de rechtsstrijd voldoende is dat causaal verband mogelijk is. Aan dat criterium is voldaan.
4.41.
Het voorgaande betekent dat de vordering sub A zal worden toegewezen.
4.42.
Dat de door Cavotec geleden schade zodanig hoog is dat een voorschot op de schadevergoeding van € 500.000,00 op zijn plaats is, volgt de rechtbank echter niet. Zo staat tegenover de betwisting daarvan door [gedaagde] niet vast dat Wauben Aviation 158 vliegtuigputten heeft verhandeld, dat eisers daardoor omzet heeft gederfd, noch dat haar winstmarge 55% tot 65% zou zijn geweest. De vordering sub B zal dan ook worden afgewezen.
De vordering sub D, vernietiging materialen
4.43.
Cavotec legt aan haar vordering sub D tot het (doen) vernietigen van de aan Cavotec toebehorende materialen en aanpassingen daarvan artikel 28 lid 1 Auteurswet (Aw), artikel 6:162 BW juncto 39 lid 2 TRIPS en artikel 3:296 BW ten grondslag.
4.44.
Gelet op het feit dat [gedaagde] onrechtmatig jegens Cavotec heeft gehandeld door haar geheime knowhow te kopiëren en te gebruiken, en op [gedaagde] een schadebeperkingsplicht rust, kan Cavotec naar het oordeel van de rechtbank van [gedaagde] verlangen dat hij de onrechtmatig door hem verkregen tekeningen/bestanden laat vernietigen. [gedaagde] voert echter terecht aan deze vordering te ruim is geformuleerd, met name door het gebruik van de zinsnede “waaronder in elk geval begrepen alle documenten en bescheiden die ontleend (kunnen) zijn aan materialen of (eventueel elektronische) documenten van, of ontwikkeld voor Combibox”. Een dergelijk ruim gebod gaat verder dan wordt gerechtvaardigd door hetgeen aan de vordering ten grondslag is gelegd. De rechtbank zal het verbod dan ook beperken tot de documenten en bescheiden die door Cavotec met name zijn genoemd, als na te melden.
De vordering sub I, schriftelijke opgave
4.45.
Cavotec stelt dat zij belang heeft bij de door haar gevorderde opgave van de sub I gevorderde gegevens, nu dit de enige manier is om inzicht te krijgen in de volle omvang van de kopieerpraktijken van [gedaagde] en de daardoor veroorzaakte schade. Ter comparitie heeft Cavotec hierbij toegelicht dat het onderzoek moet plaatsvinden in de bedrijfsadministratie van de eenmanszaak of eenmanszaken die [gedaagde] drijft.
4.46.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat Cavotec geen belang heeft bij haar vordering, aangezien hij uit hoofde van artikel 2.6. van de Vaststellingsovereenkomst al een betaling heeft verricht aan Cavotec, welke betaling betrekking had op de leveranties aan Copenhagen Airport en London City Airport. Hij bestrijdt dat hij (persoonlijk) andere leveranties heeft gedaan.
4.47.
Cavotec heeft hiertegenover geen feiten en omstandigheden aangevoerd die een aanwijzing (kunnen) vormen voor het vermoeden dat [gedaagde] persoonlijk meer leveranties heeft gedaan dan alleen aan Copenhagen Airport en London City Airport. Aan [gedaagde] kan voorts geen, door een accountant verifieerbare, verplichting worden opgelegd om informatie te verschaffen betreffende de leveranties van Wauben Aviation. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering moet worden afgewezen wegens gebrek aan belang.
De vordering sub J, afgifte beslagen materialen
4.48.
[gedaagde] voert tegen de vordering sub J aan dat deze niet duidelijk is, aangezien na het kort geding daadwerkelijk de dataseparatie aan de hand van overeengekomen “search strings” heeft plaatsgevonden en er geen enkele noodzaak is om datgene wat de deurwaarder reeds door middel van diverse leveringen (al dan niet geanonimiseerd) aan de advocaten van Cavotec heeft verstrekt nog een keer toegewezen te krijgen. Cavotec heeft nagelaten hiertegenover te verduidelijken welk belang zij heeft bij haar vordering sub J. De enkele stelling dat de inbreuken die ten grondslag lagen aan het bewijsbeslag worden getoetst in deze procedure, acht de rechtbank gelet op het verweer onvoldoende. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
De vordering sub K, dwangsom
4.49.
De gevorderde dwangsom over de toegewezen vorderingen zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.50.
Omdat partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.