Rechtbank den haag
Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/532226 / KG ZA 17-587
Vonnis in kort geding van 26 juli 2017
1. de naamloze vennootschap
GGN MASTERING CREDIT N.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROEP GERECHTSDEURWAARDERS OOST NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Almelo,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROEP GERECHTSDEURWAARDERS NOORD NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Drachten,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROEP GERECHTSDEURWAARDERS WEST NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseressen,
advocaat mr. M.W.J. Jongmans te 's-Hertogenbosch,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.C.A. Muller te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO GERECHTSDEURWAARDERS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNCASSO LEEUWARDEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
advocaat mr. P.F.C. Heemskerk te Utrecht.
Partijen worden hierna respectievelijk ook wel aangeduid als 'GGN cs' (voor zover gezamenlijk bedoeld), 'de Staat' en 'Syncasso' (in enkelvoud en voor zover gezamenlijk bedoeld).
3 Voorwaarden bij de aanbesteding
Dit hoofdstuk beschrijft welke voorwaarden van toepassing zijn op deze aanbesteding. Door het indienen van een Inschrijving stemt de Inschrijver in met alle voorwaarden - waaronder (maar niet beperkt tot) - de voorwaarden in dit hoofdstuk.
(…)
3.1.4 Inschrijven op maximaal 5 Percelen
Het is toegestaan om op één of op meerdere Percelen in te schrijven, waarbij elke Inschrijver op maximaal 5 Percelen in mag schrijven via Negometrix, hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer van een zelfstandig Inschrijver of Combinatie. Indien een Inschrijver op meer dan 5 Percelen inschrijft, dan worden al deze Inschrijvingen terzijde gelegd. Er zijn geen restricties voor de Percelen waarop een Inschrijver mag inschrijven; het staat Inschrijver dus vrij om zelf te kiezen op welke Percelen hij gaat inschrijven. Het maximum aantal Percelen dat gegund wordt aan één Opdrachtnemer bedraagt 5.
De Opdrachtgever hanteert deze beperkingen om goede marktwerking te stimuleren met kansen voor het groot, midden- en kleinbedrijf om Percelen te verwerven. De Opdrachtgever streeft naar het contracteren van een substantieel deel van de markt. Het beperken van het aantal Percelen dat aan één Opdrachtnemer kan worden gegund draagt hier in belangrijke mate aan bij. Bijkomende voordelen zijn dat de Opdrachtgever niet afhankelijk wordt van een klein aantal gerechtsdeurwaarderskantoren en dat Inschrijvers naar verwachting zullen inschrijven op Percelen in of nabij hun (primaire) verzorgingsgebied. Dit kan persoonlijk contact tussen de Debiteur en de Gerechtsdeurwaarder vergemakkelijken. Ook biedt de regeling Gerechtsdeurwaarders de mogelijkheid om regionale kennis te benutten en draagt de regeling bij aan efficiency door het beperken van reistijden.
(…)
3.1.5 Maximaal éénmaal als Inschrijver of onderaannemer inschrijven op een Perceel
Indien een onderneming op een Perceel inschrijft kan dat slechts éénmaal, hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer van een zelfstandig Inschrijver of Combinatie. Indien een situatie zich voordoet waarin een onderaannemer ook als zelfstandig Inschrijver of in Combinatie heeft ingeschreven, zullen beide Inschrijvingen ongeldig worden geacht.
Indien ondernemingen uit dezelfde groep als bedoeld in artikel 2:24a en 2:24b BW op hetzelfde Perceel inschrijven (hetzij als zelfstandig Inschrijver, hetzij als lid van een Combinatie, hetzij als onderaannemer) dienen zij op verzoek van de Opdrachtgever te kunnen aantonen dat zij zelfstandig, dat wil zeggen volledig onafhankelijk en zonder wetenschap van het ter zake relevante marktgedrag van de andere ondernemingen uit dezelfde groep, inschrijven danwel als onderaannemer deelnemen aan de Inschrijving. Kan dit door één of meer ondernemingen uit de groep niet worden aangetoond, dan leidt dit tot ongeldigverklaring van de Inschrijving van deze onderneming(en). Verschillende ondernemingen uit een groep mogen uiteraard wel gezamenlijk inschrijven als Combinatie.
(…)
3.1.7 Proactief handelen Inschrijver
Alle informatie zoals opgenomen in dit Beschrijvend Document en de overige Aanbestedingsstukken is naar beste kunnen geleverd en met zorg samengesteld.
Indien een Inschrijver van mening is dat in de Aanbestedingsstukken één of meerdere eisen zijn opgenomen waarvan nakoming onmogelijk of onredelijk bezwarend is, zodat nakoming van deze eis(en) in redelijkheid niet kan worden gevergd, dan dient de Inschrijver dit zo snel mogelijk na de ontvangst van het desbetreffende aanbestedingsdocument gemotiveerd schriftelijk te melden bij de Opdrachtgever. Het is Inschrijvers niet toegestaan dergelijke principiële bezwaren op te houden tot de sluitingsdatum van de eerstvolgende vragenronde (laat staan op te houden tot een nog latere fase van de aanbestedingsprocedure waarin eventuele gebreken niet meer door de Opdrachtgever kunnen worden hersteld).
Datzelfde geldt indien een Inschrijver meent dat verstrekte informatie onjuist of onvolledig is, of enige bepaling of onderdeel van het Beschrijvend Document of een ander Aanbestedingsstuk onjuist, tegenstrijdig met andere Aanbestedingsstukken, onrechtmatig of op andere wijze onregelmatig is. Ook op die bezwaren dient Inschrijver de Opdrachtgever terstond na de ontvangst van het desbetreffende Aanbestedingsstuk schriftelijk te attenderen.
Indien een Inschrijver zich niet op de voorgeschreven wijze pro actief opstelt en de Opdrachtgever aldus niet tijdig op zijn bezwaren heeft geattendeerd, is die Inschrijver niet ontvankelijk in enige (latere) vordering (waaronder ook een vordering tot schadevergoeding) verband houdend met die bezwaren.
Alle in de opdracht geïnteresseerde ondernemingen hebben de mogelijkheid om
binnen 10 dagen na publicatie van Nota van Inlichtingen 6
in kort geding bezwaar te maken tegen (delen van) de aanbestedingsdocumentatie, tegen (delen van) de verstrekte informatie en/of tegen enig ander aspect in relatie tot de aanbestedingsprocedure. Het kort geding dient binnen een termijn van
10 dagen
na bekendmaking van Nota van Inlichtingen 6 (dat wil zeggen uiterlijk op 11 november aanstaande vóór 17.00 uur) door middel van betekening van een dagvaarding aanhangig te zijn gemaakt. Indien u binnen deze termijn van
10 dagen
en derhalve uiterlijk 11 november 2016 17.00 uur geen kort geding aanhangig heeft gemaakt, gaat de Opdrachtgever ervan uit en mag zij er ook vanuit gaan dat u uw bezwaar niet handhaaft en vervalt uw recht om met betrekking tot uw eventuele bezwaren alsnog in rechte op te komen en/of aan dat bezwaar enige aanspraak in rechte te ontlenen. Voor de goede orde merkt de Opdrachtgever daarbij op dat het aanhangig zijn of maken van een klachtprocedure de 10 dagen termijn niet opschort.
Indien op de voorgeschreven wijze een kort geding aanhangig wordt gemaakt, zal de Opdrachtgever de uitkomst van het kort geding afwachten alvorens een nieuwe inschrijfdatum zal worden bepaald.
De mogelijkheid om een kort geding aanhangig te maken laat het overigens bepaalde in deze paragraaf onverlet. Dit betekent dat het niet is toegestaan om in kort geding (of in een klachtenprocedure) nieuwe bezwaren aan te voeren waarop al eerder tijdens de aanbestedingsprocedure had kunnen en moeten worden geattendeerd. Indien een (potentiële) Inschrijver zich niet op de voorgeschreven wijze proactief heeft opgesteld en de Opdrachtgever niet tijdig in de aanbestedingsprocedure op onvolkomenheden, onjuistheden of tegenstrijdigheden heeft geattendeerd, zal de Opdrachtgever in kort geding de Voorzieningenrechter verzoeken de vorderingen op deze grond niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren.
3.1.12 Voorbehouden van de Opdrachtgever
De Opdrachtgever behoudt zich het recht voor:
(…)
Aanvulling of nadere toelichting van een Inschrijving of andere informatie te vragen. De Opdrachtgever is daartoe op geen enkele wijze verplicht;
(…)
3.1.13 Vertrouwelijkheid
Alle door de Inschrijvers in het kader van deze aanbesteding verstrekte informatie wordt door de Opdrachtgever vertrouwelijk behandeld. (…)
(…)
3.2.3 Karakter termijnen
Tenzij de Aanbestedingsstukken uitdrukkelijk anders bepalen zijn de daarin aan Inschrijvers gestelde termijnen (waaronder die voor het stellen van vragen, het indienen van verzoeken tot inlichtingen, Inschrijvingen en het instellen van vorderingen) fatale termijnen. Bij overschrijding ervan treedt verval van recht in.
2 Onderbouwing van de effecten van de aangeboden werkwijze
De
onderbouwing
die u ons kunt overleggen om ons ervan te overtuigen dat de door u aangeboden werkwijze zal leiden tot een snelle en betrouwbare herkenning van Debiteuren die geen verhaal (meer) bieden, met als resultaat dat onnodige schuldoploop bij deze Debiteuren wordt voorkomen. U kunt dit bijvoorbeeld aantonen door middel van een logische onderbouwing, gebruik van relevante (regionale) kennis, voorbeelden van best practices en soortgelijke opdrachten en/of metingen en onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.
5.2.2 G2: Persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen
Doel
Met Gunningscriterium G2 ligt de nadruk op het tweede aanbestedingsdoel (zie paragraaf 1.1.5) van de Opdrachtgever: persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen.
Deze doelstelling richt zich op de lastige doelgroep van Debiteuren die niet kwalificeren als 'niet-kunner' (die vallen immers onder G1), maar die ook niet beschikken over de middelen om de vorderingen van de Bestuursorganen - en mogelijk ook van andere schuldeisers - direct (helemaal) te betalen. De mate waarin een Gerechtsdeurwaarder deze doelgroep effectief weet te motiveren om te betalen en Debiteuren daar waar nodig ook weet te ondersteunen, acht de Opdrachtgever een belangrijk kwaliteitscriterium. Dit vereist een persoonsgerichte aanpak waarin de belangen van de Opdrachtgever, de Debiteur en de Gerechtsdeurwaarder zorgvuldig worden gewogen.
Uitvraag
In de context van het bovenstaande doel en de daarop gegeven toelichting wordt de Inschrijver gevraagd om onder vragenlijst 4.1.2 in Negometrix een uitwerking in een Word-bestand van maximaal 4 A4 (inclusief eventuele bijlagen) op te nemen met zijn aanbieding voor Gunningscriterium G2. Deze uitwerking dient in een anoniem en neutraal format aangeleverd te worden (zonder direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera). (…)
De Inschrijver wordt gevraagd in zijn uitwerking op de volgende onderwerpen in onderstaande volgorde in te gaan (met onderstaande nummering en paragraaftitels):
1. Werkwijze voor persoonsgericht incasseren bij Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen
Een beknopte omschrijving van de werkwijze van incasseren waarmee u voor Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen, toch een effectief incassoproces weet vorm te geven op basis van een persoonsgerichte aanpak. Als onderdeel van uw werkwijze wordt u gevraagd om in ieder geval aan te geven:
- -
Welke
persoonsgerichte
handelingen u in welke volgorde verricht (bijvoorbeeld bezoek aan huis, schriftelijke communicatie op passend taalniveau, sms-diensten),
- -
Welke technieken of competenties u hierbij inzet (bijvoorbeeld nudging, motiverende gespreksvoering),
- -
Welke maatwerkproducten u aan Debiteuren kunt bieden (bijvoorbeeld diverse betalingsregelingen),
- -
In welke gevallen c.q. voor welke doelgroep(en) deze maatwerkproducten effectief zijn en
- -
Hoe u omgaat met onvoorziene omstandigheden bij de Debiteur (dit kan tot uiting komen als een Debiteur niet voldoet aan de voorwaarden van een met u overeengekomen betalingsregeling, bijvoorbeeld door één of meerdere termijnen niet te betalen omdat de Debiteur een onverwacht grote uitgave moet doen).
Daarnaast vragen wij u een beschrijving te geven van de
algemene dienstverlening
die u aan Debiteuren biedt (bijvoorbeeld budgetcoaching, betaalgemak, bereikbaarheid) voor zover deze ondersteunend is aan de persoonsgerichte handelingen, technieken en producten die u als onderdeel van uw werkwijze heeft benoemd.
2 Onderbouwing van de effecten van de aangeboden werkwijze
De
onderbouwing
die u ons kunt overleggen om ons ervan te overtuigen dat uw werkwijze, bestaande uit zowel persoonsgerichte handelingen en technieken als algemene dienstverlening, zal leiden tot een effectief incassoproces voor Debiteuren die niet direct (het hele bedrag) kunnen betalen op basis van een persoonsgerichte aanpak. U kunt dit bijvoorbeeld aantonen door middel van een logische onderbouwing, relevante certificering, opleiding en/of ervaring van personeel, voorbeelden van best practices en soortgelijke opdrachten en/of metingen en onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat uw werkwijze het beoogde effect heeft.
3.5.
Tegen de opzet van de aanbesteding zijn binnen tien dagen na de zesde Nota van Inlichtingen twee kort gedingen aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. In beide procedures zijn - bij vonnissen van 12 januari 2017 - de bezwaren van de eisende partijen van de hand gewezen en de ingestelde vorderingen afgewezen. Tegen deze vonnissen is geen hoger beroep ingesteld. In de zevende Nota van Inlichtingen heeft het CJIB de inschrijftermijn gesteld op 1 februari 2017.
3.6.
GGN cs hebben tijdig ingeschreven op alle 20 percelen (sub 1 op: 1, 2, 3, 5 en 6; sub 2 op: 7, 9, 13, 16 en 17; sub 3 op: 10, 11, 12, 18 en 19; sub 4 op: 4, 8, 14, 15 en 20).
3.7.
Interveniënten hebben - afzonderlijk van elkaar - ingeschreven op in totaal achttien verschillende percelen. Bij gunningsbeslissing(en) van 25 april 2017 heeft het CJIB kenbaar gemaakt voornemens te zijn die achttien percelen aan hen te gunnen (de percelen 3, 8 en 14 aan interveniënte sub 1, de percelen 5, 6, 7, 13 en 16 aan interveniënte sub 2, de percelen 1, 2, 4, 15 en 20 aan interveniënte sub 3 en de percelen 10, 11, 12, 18 en 19 aan interveniënte sub 4).
3.8.
Bij brieven van 25 april 2017 heeft het CJIB aan eiseressen sub 2, 3 en 4 bericht dat de eindscores van hun inschrijvingen niet hoog genoeg zijn om in aanmerking te komen voor een contract op één of meer van de percelen waarop zij hebben ingeschreven. Bij brief van diezelfde datum heeft het CJIB aan eiseres sub 1 bericht dat het voornemens is de percelen 1, 2 en 3 aan haar te gunnen.
3.9.
Op 2 mei 2017 hebben GGN cs om een toelichtend gesprek over de gunningsbeslissingen verzocht. Het CJIB is daarop niet ingegaan.
4 Het geschil
4.1.
Zakelijk weergegeven vorderen GGN cs het CJIB - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te:
primair
- gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden en over te gaan tot heraanbesteding, voor zover het de opdracht nog wil gunnen;
subsidiair
- gebieden het gunningsvoornemen in te trekken en de inschrijvingen van GGN cs, dan wel die van alle inschrijvers, te herbeoordelen en een nieuw gunningsvoornemen bekend te maken, voorzien van correcte scores en een deugdelijke motivering;
een en ander met veroordeling van het CJIB in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Daartoe voeren GGN cs - kort samengevat - het volgende aan.
GGN cs kunnen zich niet verenigen met de gunningsbeslissingen van 25 april 2017 ter zake van hun inschrijvingen, aangezien:
( i) de beoordelingssystematiek onjuist is toegepast;
(ii) de materiële beoordeling van hun inschrijvingen - objectief gezien - onbegrijpelijk c.q. onduidelijk zijn;
(iii) het CJIB heeft nagelaten GGN cs in de gelegenheid te stellen een nadere toelichting te verstrekken en/of interne of externe deskundigen te raadplegen;
(iv) er geen sprake is geweest van een anonieme beoordeling;
( v) de gunningsbeslissingen ondeugdelijk zijn gemotiveerd;
4.3.
De Staat en Syncasso voeren gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.
4.4.
Syncasso vordert het CJIB te gebieden de opdracht overeenkomstig de gunningsbeslissingen van 25 april 2017 aan haar te gunnen en over te gaan tot het sluiten van overeenkomsten met haar, met veroordeling van GGN cs in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Syncasso daartoe dat het CJIB op goede gronden voornemens is die percelen aan haar te gunnen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van GGN cs en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Syncasso hierna worden besproken.
5 De beoordeling van het geschil
Met betrekking tot de vorderingen van GGN cs
5.1.
In de onderhavige procedure liggen ter beoordeling voor de hiervoor onder 4.2. sub (i) tot en met (v) vermelde kwesties. Deze zullen hierna - telkens afzonderlijk - worden besproken.
5.2.
Uit de stellingen in de inleidende dagvaarding zou kunnen worden afgeleid dat de bezwaren van GGN cs zich ook richten tegen de opzet van de aanbestedingsprocedure. Op de zitting hebben GGN cs echter uitdrukkelijk aangegeven dat dat niet het geval is. Bedoelde stellingen kunnen dan ook verder buiten beschouwing blijven. Overigens zouden GGN cs te laat zijn geweest met die bezwaren gelet op paragraaf 3.1.7 van het BD.
Onjuiste toepassing beoordelingssystematiek
5.3.
GGN cs stellen zich op het standpunt dat het CJIB hun inschrijvingen niet heeft beoordeeld op de wijze zoals aangekondigd in de aanbestedingsstukken. Daartoe stellen zij dat zij verschillende, op de betreffende percelen toegespitste, inschrijvingen hebben ingediend; deze verschillen zien op de uitvoeringscapaciteit, de inzetbaarheid van personeel, de vestigingsplaatsen, ervaring en incassoprestaties. Desondanks zijn aan alle inschrijvingen exacte dezelfde scores toegekend, wat niet mogelijk is, althans zou moeten zijn. De motivering van de gunningsbeslissingen is ook geheel identiek. Door het CJIB is aangestuurd op een op voorhand gewenst resultaat, (wellicht) ingegeven door de omstandigheid dat GGN cs in het verleden steeds succesvol zijn opgekomen tegen eerdere beslissingen van het CJIB, als gevolg waarvan zij op de 'strafbank' terecht zijn gekomen. Kortom, er is naar een bepaald resultaat toe geredeneerd. Naar de mening van GGN cs blijkt de juistheid van het voorgaande uit de antwoordakte van de Staat, waarin wordt aangegeven dat alle 20 inschrijvingen van GGN op één grote hoop terecht zijn gekomen en dat daarvan vervolgens slechts één inschrijving is beoordeeld en de andere negentien dus niet. Op de zitting hebben GGN cs in het onderhavige verband nog aangevoerd dat het CJIB weigert informatie te verstrekken over de kennis en ervaring van de beoordelaars, waarmee zij kennelijk beogen te stellen dat de beoordelaars - anders dan op basis van de aanbestedingsstukken mocht worden verwacht - over onvoldoende kennis beschikken om de inschrijvingen op een deugdelijke wijze te beoordelen.
5.4.
GGN cs kunnen niet worden gevolgd in bovenstaande kritiek. Daarvoor is het volgende van belang.
5.5.
Ter zake van beide gunningscriteria (G1 en G2) dienden GGN cs (i) de aangeboden werkwijze duidelijk en concreet te omschrijven en (ii) (de effectiviteit van) die werkwijze te onderbouwen. De Staat heeft gemotiveerd gesteld dat in alle 20 inschrijvingen van GGN cs exact dezelfde werkwijzen zijn opgenomen, voor wat betreft G1 een standaardproces in drie stappen en voor wat betreft G2 een kwadrantenmodel, bestaande uit twee stappen, waarbij steeds gebruik wordt gemaakt van dezelfde database met historische resultaten. Ook de onderbouwing ten aanzien van G1 en G2 is telkens identiek, aldus de Staat. GGN cs hebben dat op zichzelf niet - voldoende gemotiveerd - weersproken, zodat van de juistheid van die stellingen zal worden uitgegaan. In die situatie is het - gelet op het beoordelingskader - logisch dat aan alle 20 inschrijvingen dezelfde scores zijn toegekend. Daaraan doet niet af of en - zo ja - in hoeverre de inschrijvingen verschillen voor wat betreft de uitvoeringscapaciteit, de inzetbaarheid van personeel, de vestigingsplaatsen, ervaring en incassoprestaties, aangezien - zonder deugdelijke onderbouwing, die ontbreekt - niet kan worden aangenomen dat die aspecten de werkwijzen en de (positieve) effecten ervan doen veranderen. Daar komt bij dat in de antwoordakte van de Staat niet valt te lezen dat van alle 20 inschrijvingen van GGN cs er slechts één is beoordeeld. De antwoordakte vermeldt:
"Aangezien de inschrijvingen zorgvuldig dienden te worden beoordeeld en eventuele verschillen in de werkwijze en/of onderbouwing door de beoordelaars niet over het hoofd mochten worden gezien, zijn alle (nagenoeg) gelijkluidende uitwerkingen van de werkwijzen) voor G1 en G2 door het team inschrijfvereisten zo veel mogelijk per inschrijver gegroepeerd (opvolgend genummerd) waardoor deze (op anonieme basis) door de individuele beoordelaars goed met elkaar konden worden vergeleken. De inschrijvingen kwamen steeds dusdanig overeen dat geen enkel lid van de beoordelingsteams G1 en aanleiding heeft gezien om voor de (nagenoeg) gelijkluidende inschrijvingen verschillende scores toe te kennen."
Daaruit volgt dat alle - vrijwel - identieke inschrijvingen (ook) met elkaar zijn vergeleken en geenszins dat aan 19 inschrijvingen van GGN cs geen aandacht is geschonken.
5.6.
Mede bezien in het licht van het voorgaande kunnen GGN cs niet worden gevolgd waar zij aanvoeren dat zij op een 'strafbankje' zijn geplaatst door het CJIB en dat is aangestuurd naar een op voorhand gewenst resultaat. In feite beroepen GGN cs zich in dat verband enkel op suggesties, wat niet kan worden aangemerkt als een deugdelijke onderbouwing.
5.7.
Voor wat betreft de deskundigheid van de beoordelaars heeft de Staat op de zitting aangegeven dat beide beoordelingscommissies hebben bestaan uit personen, die (i) betrokken zijn bij de uitvoering van de huidige contracten met deurwaarderskantoren, (ii) in het verleden werkzaam zijn geweest op deurwaarderskantoren, waarvan één oud-deurwaarder, (iii) zich bezighouden op het gebied van beleidsontwikkeling binnen het deurwaardersveld, in het bijzonder op het gebied van schuldenaanpak, (iv) operationeel werkzaam zijn op tactisch en strategisch gebied binnen de deurwaardersbranche en (v) ervaring hebben met communicatie binnen de deurwaarderswereld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de juistheid van die opgave te twijfelen. Op grond van het voorgaande moet ervan worden uitgegaan dat de beoordelaars over de vereiste deskundigheid beschikken om de inschrijvingen deugdelijk te beoordelen.
5.8.
Vooropgesteld wordt dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium, zoals hier aan de orde. Weliswaar staat dat enigszins op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar het behoeft als zodanig nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht en/of die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver volstrekt duidelijk is wat er van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt aan de voorzieningenrechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief criterium. Aan de aangewezen beoordelingscommissie, waarvan de deskundigheid in beginsel moet worden aangenomen, moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund, mede waar van een rechter niet kan worden verlangd dat deze specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts wanneer sprake is van procedurele dan wel inhoudelijke onjuistheden en/of onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter. Dat klemt te meer nu een 'volle toetsing' er toe zou kunnen leiden, dat vertrouwelijke en/of concurrentiegevoelige informatie van de winnaar(s) van de aanbestedingsprocedure openbaar moet worden gemaakt, wat de rechtmatige commerciële belangen van die winnaar(s) kan schaden en/of afbreuk kan doen aan de eerlijke mededinging.
5.9.
Bovendien is van belang dat - in geval van een beoordelingssystematiek zoals hier aan de orde - van een inschrijver mag worden verwacht dat hij in eigen bewoordingen aangeeft op welke wijze hij de verlangde kwaliteit gaat leveren. Daarmee wordt hij in de gelegenheid gesteld zich te onderscheiden van de andere inschrijvers en aldus zijn meerwaarde aan te tonen. Mede gelet hierop behoeft een aanbestedende dienst dan ook niet aan te geven wat nodig is om een maximale score op een criterium te behalen. Alsdan zou iedere innovatie, creativiteit of ieder zelfstandig denkproces bij de inschrijvers worden geëcarteerd. Daaraan is inherent dat een inschrijvende partij de ruimte wordt geboden om op eigen wijze aan te geven hoe hij de gewenste kwaliteit invult. Daardoor wordt hij optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en kenbaar te maken begrip en inzicht te hebben voor c.q. in die aspecten van de opdracht die volgens hem relevant zijn voor de aanbestedende dienst.
5.10.
Verder is specifiek voor de onderhavige aanbesteding het belang dat wordt gehecht aan het geven van volledig, duidelijk en concreet inzicht in de werkwijze, aan een duidelijke onderbouwing, met een specifieke uitwerking hoe de onderdelen van de werkwijze bijdragen aan het resultaat, alsmede aan verifieerbare voorbeelden, metingen of resultaten. De bij de beoordeling gebruikte termen zoals bijvoorbeeld "minder duidelijk" en "lastig te duiden" sluiten daarbij aan. Het CJIB heeft deze termen ook niet in zijn algemeenheid in de beoordeling opgenomen, maar deze telkens gekoppeld aan door haar benoemde onderdelen van de werkwijze en/of hierbij een voorbeeld genoemd.
5.11.
Voorts moet als uitgangspunt worden genomen dat in beginsel er op mag worden vertrouwd dat de inschrijvingen correct en zorgvuldig worden getoetst door de aangewezen beoordelaars.
5.12.
Met inachtneming van het voorgaande zal hierna worden getoetst of de beoordeling van de inschrijvingen van GGN cs stand kan houden.
5.13.
In de dagvaarding hebben GGN cs voor wat betreft hun kritiek op de beoordeling van hun inschrijvingen in feite volstaan met enkele algemene opmerkingen, behoudens voor zover in de gunningsbeslissingen opmerkingen als "minder duidelijk", "de nadruk lijkt te liggen" en "lastig te duiden" zijn gebruikt. Uit hetgeen hiervoor onder 5.10 is overwogen volgt dat die terminologie inherent is aan de gehanteerde beoordelingsmaatstaven en in de onderhavige situatie niet kan worden aangemerkt als een onbegrijpelijke c.q. onduidelijke motivering van de gunningsbeslissing.
5.14.
Op de zitting hebben GGN cs hun overige bezwaren op bepaalde punten nog enigszins geconcretiseerd. De Staat en Syncasso hebben daartegen terecht bezwaar gemaakt. Van GGN cs had mogen worden verwacht dat zij hun bezwaren tegen de beoordeling van de inschrijvingen in de dagvaarding hadden geconcretiseerd, zodat de Staat en Syncasso zich daartegen behoorlijk hadden kunnen verweren, wat nu niet het geval is. Het voorgaande klemt te meer nu gesteld noch gebleken is dat die onderbouwing niet al in de dagvaarding kon plaatsvinden. De handelwijze van GGN cs met betrekking tot die overige kritiek moet als strijdig met de eisen van een goede procesorde worden aangemerkt. Die bezwaren zullen dan ook verder buiten beschouwing worden gelaten, nog los van de vraag of zij voldoende concreet zijn uitgewerkt en of deze - voor zover terecht - ertoe zouden moeten leiden dat aan de inschrijvingen van GGN cs voor wat betreft G1 een 10 zou moeten worden toegekend in plaats van een 8,6 en voor wat betreft G2 een 9 in plaats van een 7, zoals GGN cs stellen.
5.15.
Een en ander brengt mee dat in het bestek van dit kort geding ervan moet worden uitgegaan dat de beoordeling van de inschrijvingen van GGN cs op een deugdelijke wijze heeft plaatsgevonden.
Nadere toelichting en/of raadplegen deskundigen
5.16.
GGN cs kan niet worden gevolgd in hun stelling dat het CJIB hun om een nadere toelichting hadden moeten vragen en/of interne dan wel externe deskundigen had moeten inschakelen. Blijkens het bepaalde in de paragrafen 3.1.12 en 5.1 van het BD is het CJIB, respectievelijk het beoordelingsteam daartoe niet verplicht. Bovendien volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen dat daarvoor geen aanleiding bestond.
5.17.
Voor zover GGN cs hun stelling dat de beoordeling van de inschrijvingen - anders dan mocht worden verwacht op basis van de aanbestedingsstukken - niet anoniem plaatsvond hebben willen handhaven (op de zitting zijn zij daarop namelijk niet meer teruggekomen), wordt dat betoog verworpen. Het BD verlangt dat de uitwerkingen van de gunningscriteria worden aangeleverd in een "anoniem en neutraal format" zonder "direct herleidbare informatie als een logo, bedrijfsnaam, namen van werknemers, et cetera". In de eerste Nota van Inlichtingen is toegelicht dat met dit vereiste is voorgeschreven dat inschrijvers hun inschrijving indienen op "neutraal papier zonder enige verwijzing naar het kantoor etcetera" waarmee wordt "geborgd dat de inschrijvingen "blind" worden beoordeeld". Uit de verwijzing naar de woorden "format" en "papier" kan worden afgeleid dat zichtbare verwijzingen naar de inschrijver in de tekst zelf en in de verdere opmaak daarvan (zoals in de koptekst, de voettekst en het logo) moeten worden vermeden. Daarbij moet het dan ook nog gaan om direct herleidbare informatie die achterwege moet worden gelaten. Het strekt te ver om op basis hiervan aan te nemen dat inschrijvers actief bepaalde metadata van het bestand zouden hebben moeten verwijderen of wijzigen, bij gebreke waarvan hun inschrijving ongeldig zou zijn. Indien dat zou zijn vereist, had dit uitdrukkelijk voorgeschreven moeten worden en dat is niet geschied. Daar komt bij dat de blinde beoordeling in de praktijk ook daadwerkelijk is gewaarborgd, nu de leden van de beoordelingscommissie alleen de beschikking hebben gekregen over de tekst van de uitwerkingen in PDF-vorm, terwijl concrete aanwijzingen dat de leden van de beoordelingscommissie hebben getracht de oorspronkelijke auteur van de tekst te achterhalen zijn gesteld noch gebleken.
5.18.
Op grond van het bovenstaande moet worden geconcludeerd dat het onderhavige bezwaar van GGN cs geen doel treft.
5.19.
Tussen partijen is op zichzelf niet in geschil te zijn dat de in artikel 2.130 Aw voorgeschreven motiveringsplicht betreffende de gunningsbeslissing formeel niet van toepassing is op de onderhavige aanbestedingsprocedure op grond van het bepaalde in artikel 2.39, lid 2, Aw. Dat laat echter onverlet dat het CJIB ook in dit geval - evenals in de gevallen waarin artikel 2.130 Aw wel van toepassing is - gehouden is de inschrijvers te informeren over alle relevante redenen voor de gunningsbeslissing, waaronder in ieder geval dienen te worden verstaan de kenmerken en voordelen van de uitgekozen inschrijving. (zoals ook reeds overwogen in één van de onder 3.5 bedoelde kort gedingvonnissen [kenmerk ECLI:NL:RBDHA:2017:4856]). Dat is immers noodzakelijk om een doeltreffende rechtsbescherming van de betrokken inschrijvers tegen het gunningsbesluit mogelijk te maken. Dat op het CJIB voormelde verplichting rust is overigens tussen partijen niet in geschil. Wel verschillen zij met elkaar van mening over de vraag of de door het CJIB gegeven motivering aan voormelde eisen voldoet. Volgens de Staat is de gunningsbeslissing zelfs uitgebreider gemotiveerd dan waartoe artikel 130 lid 2 Aw verplicht.
5.20.
GGN cs stellen zich in het bijzonder op het standpunt dat het CJIB heeft nagelaten de relatieve voordelen van de winnaars te benoemen en omschrijven, waartoe het - naar hun mening - wel verplicht was.
5.21.
Het CJIB heeft in (de separate toelichting op) de gunningsbeslissingen telkens de volgende elementen opgenomen: (i) de scores van GGN cs op beide gunningscriteria, alsmede hun eindscores, (ii) een toelichting op de door GGN cs op beide criteria behaalde scores, waarbij zowel positieve als minder-positieve, dan wel niet-positieve aspecten zijn opgenomen, een en ander gerelateerd aan hetgeen in het BD is gevraagd en (iii) de winnaars van de betreffende percelen, alsmede hun scores op beide gunningscriteria en hun eindscores.
5.22.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt daarmee voldaan aan de onder 5.19 vermelde motiveringsvereisten en rusten op het CJIB geen verdergaande verplichtingen in dat verband (zie ook: Kamerstukken II 2008-2009, 32 027, nr. 3, p. 7 en de door de Staat in zijn antwoordakte, onder 4.14, vermelde jurisprudentie). Dat klemt in de onderhavige aanbestedingsprocedure te meer, nu blijkens de aanbestedingsstukken iedere inschrijving wordt beoordeeld op zijn eigen merites en dus geen sprake is van een relatieve beoordelingswijze (zie bijv. vraag 234 in de tweede Nota van Inlichtingen). Bovendien betreft het een integrale beoordeling, zodat aan een onderlinge vergelijking van de inschrijvingen van de 'winnaars' en 'verliezers' op de afzonderlijke in de beoordeling aangeduide punten een beperkte waarde kan worden toegekend. Ten slotte bevat de uitwerking van de aangeboden werkwijze en onderbouwing bedrijfsvertrouwelijke informatie. Dit beperkt de mogelijkheid om inhoudelijke informatie te verstrekken over de bieding van de 'winnaars'.
5.23.
De slotsom is dat de vorderingen van GGN cs zullen worden afgewezen. In de gegeven omstandigheden behoeft geen beslissing meer te worden genomen met betrekking tot het bezwaar van Syncasso tegen de producties 1 tot en met 9 van GGN cs, zoals bedoeld onder 1.2.
5.24.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen GGN cs worden veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor een veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI: NL:HR:2010: BL1116).
Met betrekking tot de vorderingen van Syncasso
5.25.
In de stellingen van de Staat ligt besloten dat hij nog steeds voornemens is verdere uitvoering te geven aan de gunningsbeslissingen zoals kenbaar gemaakt in zijn brieven van 25 april 2017. Bij die stand van zaken heeft Syncasso geen belang bij toewijzing van haar vordering. Deze zal dan ook worden afgewezen.
5.26.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Syncasso in het kader van haar tegen de Staat gerichte vordering worden veroordeeld in de kosten van de Staat. Deze kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van die vordering extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moeten GGN cs in hun verhouding tot Syncasso worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Syncasso was immers te bewerkstelligen dat de gunningsbeslissingen van 25 april 2017 in stand blijven. Dat doel is bereikt. GGN cs zullen dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Syncasso, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor wat betreft de door Syncasso gevorderde nakosten wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeen daarover is overwogen onder 5.24.