2.2.
MSS is houdster van het Europese octrooi EP 2 780 515 B1 met als titel “Mobile sanitary unit for accommodating at least three sanitary facilities” (hierna: EP 515 of het octrooi). Het octrooi is verleend op 15 maart 2017 op basis van een aanvrage met nummer WO 2013/095094 van 16 november 2012 onder inroeping van prioriteit van 16 november 2011 op basis van NL 2007800. Het octrooi heeft onder meer gelding in Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Hongarije, Oostenrijk, Polen, Portugal, Zweden en Zwitserland. Daarnaast heeft MSS validatie verzocht voor Spanje. Het octrooi heeft 15 conclusies, waarvan de eerste onafhankelijk is. De conclusies luiden in de oorspronkelijke Engelse taal als volgt:
1. A mobile sanitary unit (1) accommodating at least three sanitary facilities (41) such as a toilet and/or a shower and/or a washbasin, said unit comprising a substantially rectangular bottom (11) and a circumferential wall (12, 14) that at least partially surrounds the circumference of the bottom, wherein the unit further comprises a roof element provided on a side of the circumferential wall remote from the bottom (11), wherein the unit comprises at least two partition elements extending between the bottom and the roof element and that subdivide the interior space defined by the bottom (11), the circumferential wall (12, 14) and the roof element into at least three compartments, each compartment being provided with its own sanitary facility, and wherein the unit is provided with at least three door elements (17) extending between the bottom (11) and the roof element (13) for
providing access to each of the at least three compartments, the door elements (17) taking up substantially the entire width and height of a front wall part, characterised in that
the unit comprises a reducing system for reducing the distance between the bottom (11) and the roof element (13) for the purpose of thus moving the unit (1) from a position of use to a reduced state, wherein the reducing system comprises the circumferential wall (12, 14), wherein the circumferential wall comprises at least one wall part (14) having at least two substantially rectangular wall elements (14b, 14c) which are placed one above the other, seen in a direction from the bottom to the roof element (13), wherein the two wall elements (14b, 14c) are pivotally interconnected, wherein at least one of the wall elements is pivotable about a pivot axis which extends parallel to the plane formed by the bottom, and wherein the pivotable wall element is placed adjacent to the roof element, being pivotally connected thereto.
2. A unit according to claim 1, wherein the roof element (13) undergoes a translating movement in a direction parallel to the plane formed by the bottom (11) upon movement from the position of use to the reduced state.
3. A unit according to anyone of the preceding claims, wherein the unit comprises front and rear corner pillars (52, 53) disposed at corner points of the bottom, on which corner pillars a frame of a further unit can be placed, wherein a stacking aid (55), such as a tapered guide, is provided on the corner pillars (52, 53), on which stacking aids a frame of a further unit can be placed.
4. A unit according to claim 3, wherein the roof element (13) fits exactly between a front corner pillar (52) and a rear corner pillar (53) in the reduced state.
5. A unit according to anyone of the preceding claims, wherein the at least one wall part comprises at least three substantially rectangular wall elements which are disposed one on top of the other, seen in the direction from the bottom to the roof element, wherein at least two adjacent interconnected wall elements of the wall part in question are pivotable about pivot axes that extend parallel to the plane formed by the bottom, preferably wherein the at least one wall part comprises a bottom wall element which is disposed adjacent to the bottom and which is substantially fixedly connected thereto, wherein a proportion between the height of the bottom wall element and the height of the wall part ranges between 1/5 and 3/5, preferably equalling about 1/3.
6. A unit according to anyone of the preceding claims, wherein the circumferential wall comprises a rear wall part and two side wall parts disposed opposite each other, and wherein the rear wall parts comprises the pivotable wall element.
7. A unit according to claim 6, wherein the pivotable wall element is disposed adjacent to the roof element, being pivotally connected thereto about a further pivot axis, and wherein the roof element and the pivotable wall element are disposed substantially parallel to each other in a reduced state of the unit, and preferably wherein the roof element and the pivotable wall element are disposed parallel to the bottom in a reduced state of the unit.
8. A unit according to one or more of the preceding claims, wherein a proportion between the height of the pivotable wall element and the height of the wall part ranges between 1/5 and 3/5, preferably equalling about 1/3.
9. A unit according to one or more of the preceding claims, wherein the circumferential wall comprises a further wall part provided with at least two substantially rectangular connectable wall elements which are detachably connected, wherein sides arranged adjacent to each other of the connectable wall elements placed one on top of the other extend substantially parallel to the plane formed by the bottom.
10. A unit according to anyone of the preceding claims, wherein the partition element is detachably connected to the unit, being accommodable in the interior of the unit in the reduced state of the unit.
11. A unit according to one or more of the preceding claims, wherein the at least three door elements are detachably connected to the unit, being accommodable in the interior of the unit in the reduced state of the unit.
12. A unit according to one or more of the preceding claims, wherein the unit comprises at least one connecting means for locking at least one part detachably connected to the unit, such as the detachable wall element, the detachable door element and/or the detachable partition, in place in the interior of the unit in the reduced state of the unit.
13. A unit according to claim 12, wherein the connecting means comprise a first connecting element that is directed toward the interior of the unit, as well as a second connecting element that is connected to the connectable wall element and/or to the detachable door element and/or to the detachable partition element, which second connecting element is designed to cooperate with the former first connecting element.
14. An assembly of at least two stacked-together mobile sanitary units according to one or more of the preceding claims.
15. An assembly according to claim 14, wherein the lower(most) mobile sanitary unit is configured as defined in claim 3, or a claim dependent thereon.
2.3.
In de onbestreden Nederlandse vertaling luiden deze conclusies als volgt:
1. Mobiele sanitaire inrichting (1) met daarin ondergebracht ten minste drie
sanitaire voorzieningen (41) zoals een toilet en/of een douche en/of een wasbak, de
inrichting omvattende een in hoofdzaak rechthoekige bodem (11) en een ten minste
gedeeltelijk de omtrek van de bodem omgevende omtrekswand (12, 14), waarbij de
inrichting verder voorzien is van een dakelement (13) dat aan een van de bodem (11) afgekeerde zijde van de omtrekswand voorzien is, waarbij de inrichting ten minste twee zich tussen de bodem en het dakelement uitstrekkende tussenschotelementen omvat die een door de bodem (11), de omtrekswand (12, 14) en het dakelement bepaalde binnenruimte onderverdelen in ten minste drie compartimenten, waarbij elk compartiment voorzien is van diens eigen sanitaire voorziening, en waarbij de inrichting voorzien is van ten minste drie zich tussen de bodem (11) en het dakelement (13) uitstrekkende deurelementen (17) voor het verschaffen van toegang tot elk van de ten minste drie compartimenten, waarbij de deurelementen (17) in hoofdzaak de volledige breedte en hoogte van een voorwanddeel beslaan,
Met het kenmerk, dat
de inrichting een verkleiningssysteem omvat voor het verkleinen van de afstand tussen de bodem (11) en het dakelement (13) voor het daarmee vanuit een gebruikstoestand naar een verkleinde toestand brengen van de inrichting (1), waarbij het verkleiningssysteem de omtrekswand (12, 14) omvat, waarbij de omtrekswand ten minste een wanddeel (14) met ten minste twee in hoofdzaak rechthoekige wandelementen (14b, 14c) omvat die gezien vanaf de bodem in de richting van het dakelement (13) boven elkaar geplaatst zijn, waarbij de twee wandelementen (14b, 14c) zwenkbaar met elkaar verbonden zijn, waarbij ten minste een van de wandelementen zwenkbaar is rondom een zwenkas die zich
parallel aan het door de bodem gevormde vlak uitstrekt, en waarbij het zwenkbare
wandelement aangrenzend op het dakelement geplaatst is en zwenkbaar daarmee
verbonden is.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het dakelement (13) bij het
bewegen vanuit de gebruikstoestand naar de verkleinde toestand een translerende
beweging ondergaat in een richting die parallel aan het door de bodem (11) gevormde vlak gelegen is.
3. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de
inrichting op hoekpunten van de bodem geplaatste voorste en achterste hoekstijlen (52, 53) omvat, waarop een gestel van een verdere inrichting plaatsbaar is, waarbij op de hoekstijlen (52, 53) een stapelhulp (55), zoals een taps toelopende geleider, voorzien is, waarop een gestel van een verdere inrichting plaatsbaar is.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij in de verkleinde toestand het
dakelement (13) precies tussen een voorste hoekstijl (52) en een achterste hoekstijl (53) valt.
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het ten
minste ene wanddeel ten minste drie in hoofdzaak rechthoekige wandelementen omvat die gezien vanaf de bodem in de richting van het dakelement boven elkaar geplaatst zijn, waarbij ten minste twee aangrenzend met elkaar verbonden wandelementen van het betreffende wanddeel zwenkbaar zijn rondom zwenkassen die zich parallel aan het door de bodem gevormde vlak uitstrekken, bij voorkeur waarbij het ten minste ene wanddeel een aangrenzend op de bodem geplaatst en daarmee in hoofdzaak vast verbonden bodemwandelement omvat, waarbij een verhouding tussen de hoogte van het bodemwandelement en de hoogte van het wanddeel gelegen is tussen 1/5 en 3/5, en bij voorkeur gelijk is aan ongeveer 1/3.
6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de
omtrekswand een achterwanddeel en twee tegenover elkaar geplaatste zijwanddelen omvat, en waarbij het achterwanddeel het zwenkbare wandelement omvat.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij het zwenkbare wandelement
aangrenzend op het dakelement geplaatst is, en zwenkbaar rondom een verdere zwenkas daarmee verbonden is, en waarbij het dakelement en het zwenkbare wandelement in een verkleinde toestand van de inrichting in hoofdzaak parallel aan elkaar geplaatst zijn, en bij voorkeur waarbij het dakelement en het zwenkbare wandelement in een verkleinde toestand van de inrichting parallel aan de bodem geplaatst zijn.
8. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij
een verhouding tussen de hoogte van het zwenkbare wandelement en de hoogte van het wanddeel gelegen is tussen 1/5 en 3/5, en bij voorkeur gelijk is aan ongeveer 1/3.
9. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij
de omtrekswand een verder wanddeel omvat met ten minste twee in hoofdzaak
rechthoekige koppelbare wandelementen die losneembaar met elkaar verbonden zijn, waarbij aangrenzend aan elkaar geplaatste zijden van de op elkaar geplaatste koppelbare wandelementen zich in hoofdzaak parallel aan het door de bodem gevormde vlak uitstrekken.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het
tussenschotelement losneembaar verbonden is met de inrichting, en waarbij het
tussenschotelement in de verkleinde toestand van de inrichting opneembaar is in het inwendige van de inrichting.
11. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij
de ten minste drie deurelementen losneembaar verbonden zijn met de inrichting, en in de verkleinde toestand van de inrichting opneembaar zijn in het inwendige van de inrichting.
12. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij
de inrichting ten minste één koppelmiddel omvat voor het daarmee in de verkleinde
toestand van de inrichting gezekerd in het inwendige van de inrichting borgen van ten minste een element, zoals het koppelbare wandelement en/of het losneembare deurelement en/of het losneembare tussenschotelement.
13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de koppelmiddelen een naar het
inwendige van de inrichting gericht koppelorgaan omvatten, alsmede een met het
koppelbare wandelement en/of met het losneembare deurelement en/of met het
losneembare tussenschotelement verbonden tweede koppelorgaan dat is ingericht om samen te werken met het eerste koppelorgaan.
14. Samenstel van ten minste twee op elkaar gestapelde mobiele sanitaire
inrichtingen volgens een of meer van de voorgaande conclusies.
15. Samenstel volgens conclusie 14, waarbij de onderste mobiele sanitaire
inrichting is uitgevoerd volgens conclusie 3, of een daarvan afhankelijke conclusie.
2.7.
Op de prioriteitsdatum behoorde tot de stand van de techniek het octrooi DE 27 52 263 (hierna: DE 263 of D1), verleend op 15 februari 1979. DE 263 heeft als titel “Schachtelförmige zusammenklappbare Konstruktion für die Verwendung als Wohn,- Büro und andere Räume sowie als Behälter”.
Conclusie 1 van DE 263 luidt – voor zover van belang – als volgt:
Schachtelförmige zusammenklappbare Konstruktion für die Verwendung als Wohnungs-, Büro- und andere Räume sowie als Behälter, gekennzeichnet durch folgende Bestandteile: ein Tragrahmen (1), welcher aus einer waagrechten viereckigen Platte (2) besteht, an der auf wenigstens zwei gegenüberliegenden Seiten zwei einander symmetrisch gegenüberliegende senkrechte Wandabschnitte (3) befestigt sind: wenigstens zwei umklappbare Wände (5) welche unterhalb auf der ganzen Länge dicht an den oberen Rändern der beiden senkrechten Wandabschnitte (3) angelenkt sind; eine Vielzahl von Seitenwänden (12, 13, 18), wovon wenigstens die Wände (12 und 13) auf der ganzen Länge dicht an den beiden freien gegenüberliegenden Seiten der waagrechten viereckigen Grundplatte (2) angelenkt und dicht mit den senkrechten Wandabschnitten (13) und den umklappbaren Wänden (5) verbunden sind; eine flache Decke (9), welche dicht auf der ganzen Länge der oberen Ränder der umklappbaren Wände (5) angelenkt ist und dicht auf den oberen Rändern der Seitenwände (12 und 13) 1iegt; verstellbare Mittel zum Abstützen auf dem Boden, welche unterhalb am Tragrahmen (1) befestigt sind, wobei die umklappbaren Wände (5) je aus wenigstens zwei identischen dicht aneinander angelenkten Hälften (7 und 8) bestehen, deren Drehachse parallel zu den Achsen verläuft, um welche diese Wandhälften mit Bezug auf die oberen Ränder der senkrechten Wandabschnitte (3) bzw. mit Bezug auf die flache Decke (9) drehbar sind, und wobei jede Wandhälfte derart angelenkt ist, dass sie eine Drehung ausführen kann, durch die sie aus der Senkrechtstellung in eine zwischen dem Grundrahmen (1) und der flachen Decke (9) liegende Waagrechtstellung gelangt, und umgekehrt, wobei ausserdem die Dicke und die Form der Seitenwände (12, 13 und 18) derart gewählt sind, dass dieselben auf die waagrechte Grundplatte (2) geklappt und vollständig in dem Raum untergebracht werden können, welcher von den Innenoberflächen des Tragrahmens (1) und von der durch die oberen Ränder der senkrechten Wandabschnitte (3) gehenden Waagrechtebene begrenzt ist.
In de beschrijving is onder meer de volgende passage opgenomen:
Ziel der vorliegenden Erfindung ist die Verwirklichung einer schachtelförmige zusammenklappbaren Konstruktion, welche dank ihrer Zusammenfaltbarkeit leicht in ganzem Zustand eingelagert und transportiert sowie rasch an Ort und Stelle direkt auf dem Boden aufgestellt und wieder abgebaut werden kann, ohne dass mehr oder weniger schwierige Zusammenbauarbeiten ausgeführt werden müssen.
2.8.
Tot DE 263 behoren de volgende tekeningen figuur 2, 3 (beide doorsnedes), 4 (een zijaanzicht) en 5 (doorsnede):
Met betrekking tot de tekeningen wordt op pagina 9 en 10 van DE 263 nog het volgende opgemerkt:
Mit bezug auf die obigen Zeichnungen ist mit 1 ein Tragrahmen bezeichnet, welcher aus einer waagrechten viereckigen Platte (2) besteht, an welcher auf den beiden gegenüberliegenden Längsseiten senkrechte, einander symmetrisch gegenüberstehende Wandabschnitte (3) von gleicher Höhe befestigt sind.
Unterhalb am Grundrahmen (1) sind verstellbare Stützfüsse (4) angebracht, welche direkt auf dem Boden abgestellt werden. Mit 5 sind zwei flache rechteckige umklappbare Aussenwände bezeichnet, welche unterhalb auf ihrer ganzen Länge mit Hilfe von Scharnieren 6 dicht an den oberen Rändern der senkrechten Wandabschnitte 3 angelenkt sind. An den oberen Rändern sind die umklappbaren Aussenwände 5 auf der ganze Länge mit Hilfe von Scharnieren 10 auf den entsprechenden Seiten einer waagrecht angeordneten, rechteckigen flachen Decke 9 angelenkt. Jede der umklappbare Aussenwände besteht aus zwei identischen rechteckigen Hälften 7 und 8, welche mit Hilfe von Scharnieren 11 dicht aneinander angelenkt sind. Die Scharniere 11 und 6 weisen parallele Drehachsen auf. Die Scharnieren 6, 10 und 11 sind derart angeordnet, dass die Wandhälften 7 und 8 eine Drehung ausführen können, durch die sie aus der Senkrechtstellung in eine zwischen dem Grundrahmen 1 und der flachen Decke 9 liegende Waagrechtstellung gelangen, und umgekehrt.
Durch diese Drehung, welche für zwei nebeneinanderliegende Wandhälften in umgekehrten Richtungen erfolgt, gelangen die Wandhälften 8 in eine genau über den Wandhälften 7 liegende Waagrechtstellung, während die Decke 9 senkrecht verschoben wird und parallel auf die Innenflächen der an ihr angelenkten Wandhälften 8 zu liegen kommt. Mit 12 und 13 sind Einrichtungswände bezeichnet, welche auf ihrer ganzen Länge mit Hilfe von Scharnieren 14 und 15 an den gegenüberliegenden kürzeren Seiten der Platte 2 angelenkt sind. Die seitlichen Einrichtungswände 12 und 13 sind je dicht mit den senkrechten Wandabschnitten 3, mit den umklappbaren Seitenwänden und mit der flachen Decke 9 verbunden. Die seitlichen Einrichtungswände sind einteilig und höchstens so dick wie die Höhe der Senkrechten Wandabschnitte (3), wenn die Einrichtungswände waagrecht auf die Oberfläche 2a der Platte 2 umgeklappt werden, können sie daher vollständig in dem Raum untergebracht werden, welcher von den Innenoberflächen des Tragrahmens 1 und von der Ebene begrenzt ist, in welcher die Drehachsen der Scharnieren 6 liegen. Die seitliche Einrichtungswand 12, aus welcher eine Eingangstür 16 herausgearbeitet ist, ist auf der Innenseite 12a für eine Kochstelle ausgerüstet und enthält bereits die notwendigen Anlagen für die Wasser-, Strom- und Gasverteilung sowie eine Reihe von Geräten, welche im Innern der Wand unsichtbar untergebracht werden können. Die seitliche Einrichtungswand 13 ist auf ähnliche Art und Weise auf der Innenseite 13a mit allen notwendigen Geräten für einen Toilettenraum ausgestattet. Eine mit den Scharnieren 17 an der Grundplatte 2 angelenkte Einrichtungswand 18 dient als innere Trennwand und ist gleich dick wie die Wände 12 und 13. (…)