2 Feiten
2.1
[eiser] is werkzaam als professioneel fotograaf en creëert in dat kader onder andere ten behoeve van Regio15 videoreportages over actualiteiten in de regio Haaglanden. Regio15 is de handelsnaam van een onderneming waarvan [eiser] middellijk eigenaar is. Regio15 exploiteert de website regio15.nl.
2.2
[eiser] is maker van een videoreportage gevoegd bij het artikel “Veel overlast door overvloedige regen” (hierna: de video) op 23 juni 2016 gepubliceerd op regio15.nl.
2.3
Op 5 august 2016 is heeft [eiser] geconstateerd dat [gedaagde] op zijn website welingelichtekringen.nl (beelden van) de video heeft geplaatst. Daarbij heeft [gedaagde] niet de naam van [eiser] afgebeeld. [gedaagde] heeft voor dit gebruik van de video geen toestemming aan [eiser] gevraagd.
2.4
[eiser] heeft [gedaagde] daarop aangeschreven om afspraken te maken over het gebruik van de video en over betaling van een schadevergoeding. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd.
2.5
Bij brief van 19 september 2016 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] gesommeerd inbreuk op [eiser] ’ auteursrecht te staken en gestaakt te houden en de schade te vergoeden. Daarnaast is een schikkingsvoorstel gedaan.
2.6
Bij mail van 19 september 2016 heeft [gedaagde] als volgt gereageerd:
“Zoals u uit het bericht kunt opmaken betreft het plaatsing van een ANP bericht. Wij plaatsen de nieuwsfeer soms door van het ANP op basis van een daartoe strekkend contract.
Denkbaar is (maar niet zeker) dat een of meerdere plaatjes niet in de feed zaten.
Ook al zou dat zo zijn dan is uw voorstel zeer ver buiten de realiteit zoals wij die beleven. Ik zal dan ook niet aan uw eis voldoen.”
2.7
Aansluitend hebben (de gemachtigde van) [eiser] en [gedaagde] gecorrespondeerd over meerdere schikkingsvoorstellen zonder dat overeenstemming is bereikt.
4 Beoordeling
4.1
Aangezien er (mede in de hoogte van de gevorderde schadevergoeding) duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00, is de kantonrechter bevoegd kennis te nemen van het geschil. Omdat gesteld is dat auteursrechtinbreuk heeft plaatsgevonden door middel van gebruik op een website op het internet die vrij toegankelijk is in het gehele land (waaronder in Den Haag), is de rechter te Den Haag (mede) bevoegd kennis te nemen van dit geschil.
De video heeft naar het oordeel van de kantonrechter een eigen en oorspronkelijk karakter en draagt het stempel van de maker. Naar onweersproken is gesteld, is de video het resultaat van creatieve keuzes van de maker, hetgeen zich onder andere uit in: de keuze van het onderwerp, de gekozen momenten, het gekozen perspectief, de gekozen belichting, de compositie, de duur van de fragmenten, de opvolging van de fragmenten, het aanpassen van de belichting, de witbalans, kleurruimte en uitsnede van het werk. Aldus is sprake van een werk in de zin van artikel 10 Aw dat in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming.
4.2
Artikel 4, lid 1 Aw bepaalt dat “behoudens bewijs van het tegendeel (…) voor den maker [wordt] gehouden hij die op of in het werk als zoodanig is aangeduid, of bij gebreke van zulk eene aanduiding, degene, die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem, die het openbaar maakt.” Tegenover de concreet onderbouwde stellingen van [eiser] , is door [gedaagde] onvoldoende aangevoerd dat kan leiden tot een ander oordeel dan dat [eiser] de maker/auteursrechthebbende van de video is. Het enkel opwerpen van de vraag of [eiser] wel auteursrechthebbende is, zoals [gedaagde] doet, is daarvoor onvoldoende. Niet is door [gedaagde] gemotiveerd bestreden dat [eiser] de maker is van de video. Uit de hetgeen door [eiser] naar voren is gebracht (ook door overlegging van een CD-rom met beelden) volgt dat hij de video als eerste openbaar heeft gemaakt en daarbij zijn naam heeft vermeld. Het in de video aangebrachte watermerk maakt dat ook duidelijk. Ook uit de niet weersproken door [eiser] aan NOS verstrekte licentie, volgt dat sprake is van bij [eiser] berustende auteursrechten.
4.3
De kantonrechter overweegt voorts dat – behoudens beperkingen op de uitoefening van het auteursrecht – het aan de auteursrechthebbende is om te beslissen of zijn werk wordt verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt. Een rechthebbende kan een derde toestemming geven om gebruik te maken van zijn werk, zoals [eiser] heeft gedaan door aan NOS een licentie te verlenen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] toestemming van [eiser] heeft gekregen, zodat hij op grond daarvan niet gerechtigd kan zijn om gebruik te maken van de video zoals hij heeft gedaan.
4.4
Voor zover in [gedaagde] ’ verweer moet worden gelezen dat hij er niet op bedacht had behoeven te zijn dat hij de video niet zonder meer mocht openbaar maken op zijn eigen website, heeft te gelden dat dit niet aan het aannemen van auteursrechtinbreuk in de weg staat. Bovendien had hij door het watermerk in de video kunnen weten dat de rechten op de video bij [eiser] lagen. Dat er een watermerk in de door NOS openbaar gemaakte video was aangebracht, is door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Van een partij zoals [gedaagde] die op zijn website veelvuldig gebruik maakt van beelden van derden, mag worden verwacht dat hij controleert of hij toestemming voor publicatie heeft. Zoals [gedaagde] naar voren heeft gebracht, heeft hij met ANP en Hollandse Hoogte contracten gesloten voor hergebruik van beeldmateriaal. In dat licht bezien, valt niet goed te begrijpen dat hij er zonder meer vanuit is gegaan dat hij geen toestemming behoefde voor het overnemen van een video.
4.5
[gedaagde] beroept zich voorts op het citaatrecht. [eiser] bestrijdt dat er sprake is van rechtsgeldig citeren.
4.6
Als aan de voorwaarden opgenomen in artikel 15a Aw (over het citaatrecht) wordt voldaan, is geen sprake van een inbreuk op auteursrechten. Die voorwaarden houden in dat: (1) het werk waaruit wordt geciteerd, rechtmatig openbaar gemaakt is, (2) het citeren in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is en aantal en omvang der geciteerde gedeelten door het te bereiken doel zijn gerechtvaardigd, (3) artikel 25 Aw (dat over de persoonlijkheidsrechten van de auteur gaat) in acht wordt genomen en (4) voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld.
4.7
Nog daargelaten dat het nog maar de vraag is of bij het gebruik door [gedaagde] sprake is van een gerechtvaardigd doel (hetgeen door [eiser] gemotiveerd is betwist en niet zonder meer volgt uit hetgeen door [gedaagde] met betrekking tot het gebruik is aangevoerd), is, zoals door [eiser] is aangevoerd, zijn naam als maker van de video nergens door [gedaagde] vermeld. Dat naamsvermelding redelijkerwijs niet mogelijk was, is door [gedaagde] niet gesteld en overigens niet gebleken. [eiser] heeft geen blijk gegeven van naamsvermelding af te zien. Hier geldt het tegenovergestelde, zoals uit het in de video aangebrachte watermerk kan worden afgeleid. Nu aan de voorwaarde van het vermelden van de bron waaronder de naam van de maker niet is voldaan, wordt het beroep op het citaatrecht afgewezen.
Inbreuk op persoonlijkheidsrechten
4.8
De persoonlijkheidsrechten genoemd in artikel 25 lid 1 Aw houden in dat de maker van een werk – kort gezegd – de volgende rechten heeft: (a) naamsvermelding of andere aanduiding als maker, tenzij dit in strijd met de redelijkheid zou komen, (b) het recht zich te verzetten tegen de openbaarmaking van het werk onder een andere naam dan de zijne, (c) het recht zich te verzetten tegen wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is dat verzet in strijd met de redelijkheid is, (d) het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.
4.9
Zoals hiervoor aan de orde is geweest, is de video zonder vermelding van [eiser] ’ naam door [gedaagde] op zijn website gepubliceerd. Door [gedaagde] is niet gesteld dat naamsvermelding redelijkerwijs niet mogelijk was en niet is gebleken dat [eiser] heeft afgezien van naamsvermelding. Door naamsvermelding achterwege te laten heeft [gedaagde] dus inbreuk gemaakt op [eiser] ’ persoonlijkheidsrechten. Uit hetgeen [eiser] naar voren heeft gebracht ten aanzien van het achterwege laten van vermelding van zijn naam, volgt echter niet zonder meer dat [gedaagde] de video dus onder eigen naam gepubliceerd heeft. Daarom kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] ook op deze wijze [eiser] ’ persoonlijkheidsrechten heeft geschonden.
4.10
De verminking dan wel wijzing van de video bestaat er volgens [eiser] uit dat [gedaagde] van de video een gif-bestand heeft gemaakt van 25 frames. Daarbij is de oorspronkelijke video ingekort en zijn de overige beelden weggeknipt. Door de video te converteren tot een ander bestand met een veel lagere kwaliteit en een veel lager aantal frames per seconde is sprake van wijzing dan wel verminking. Daarnaast heeft [gedaagde] de video gewijzigd of verminkt door het watermerk te verwijderen. [gedaagde] betwist dat hij de video bewerkt heeft, dat hij daarbij een gif-bestand van de video heeft gemaakt en het watermerk heeft verwijderd.
4.11
De kantonrechter overweegt dat door [gedaagde] – in het licht van de gemotiveerde stellingen van [eiser] – onvoldoende gemotiveerd is weersproken dat de video door NOS is openbaargemaakt in het door [eiser] ’ aangeleverde format met watermerk, zodat daarvan wordt uitgegaan. [gedaagde] heeft voorts niet beschreden dat de video door hem is openbaar gemaakt als een gif-bestand zonder watermerk. Dat volgt ook uit de door [eiser] ’ overgelegde producties waar zichtbaar is dat er een gif-bestand wordt getoond op de website van [gedaagde] . Nu ook [gedaagde] er (inmiddels) vanuit gaat dat hij de video van de NOS-site heeft overgenomen, valt zonder nadere onderbouwing – die door [gedaagde] niet is verschaft – niet in te zien dat iemand anders dan [gedaagde] de conversie heeft uitgevoerd en het watermerk heeft verwijderd, althans daarvoor heeft [gedaagde] onvoldoende aangevoerd.
4.12
Daarmee staat vast dat [gedaagde] de video heeft bewerkt. Daarvoor is in beginsel toestemming van de auteursrechthebbende noodzakelijk. Vaststaat dat [eiser] geen toestemming daarvoor heeft gegeven. Gesteld nog gebleken is dat [eiser] ’ verzet tegen deze bewerking in strijd met de redelijkheid en billijkheid is. Daaruit volgt dat [gedaagde] ook door het wijzigen van de video inbreuk heeft gemaakt op Hinderiks’ persoonlijkheidsrechten. Of daarbij ook sprake is van verminking van de video kan buitenbeschouwing blijven, aangezien [eiser] daaraan geen gevolgen verbindt.
Verbod en schadevergoeding
4.13
Nu voor het gebruik van de video door [gedaagde] geen toestemming van [eiser] bestaat en evenmin sprake is van een beperking op het auteursrecht door middel van het citaatrecht, is sprake van inbreuk op [eiser] ’ auteursrechten. Uit het voorgaande blijkt dat voorts dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op [eiser] ’ persoonlijkheidsrechten door bij publicatie van de video niet de naam van [eiser] te vermelden en door wijzigingen aan te brengen in de video. Dit rechtvaardigt een verbod om inbreuk te maken op [eiser] ’ auteursrechten op de video. Op grond van artikel 27 Aw komt [eiser] voorts een beroep toe op vergoeding van de schade die hij heeft geleden ten gevolge van de inbreuk op zijn rechten. [gedaagde] betwist gemotiveerd de door [eiser] begrote schade.
4.14
[eiser] begroot zijn schade voor het zonder zijn toestemming gebruiken van de video op een bedrag van € 1.225,00, zijnde de vergoeding die [eiser] aan [gedaagde] had gevraagd indien zij vooraf in onderhandeling zouden zijn getreden over het gebruik. Dit is –volgens [eiser] de gebruikelijke licentievergoeding die hij blijkens zijn website (regio15.nl) vraagt voor vergelijkbaar gebruik van zijn werk; hij heeft de desbetreffende pagina van de website overgelegd. Voorts heeft hij overgelegd twee facturen voor gebruik van zijn werk. Daaruit blijkt dat hij voor zijn toestemming tot gebruik van zijn werk een vergoeding in rekening brengt volgens de door hem gepubliceerde tarieven. Naar onweersproken is gesteld heeft [eiser] de video aan NOS geleverd voor € 600,00 waarbij het echter ging om een prijs die is beïnvloed door de volumes die NOS bij hem afneemt in het kader van een abonnement. Ondanks dat beide facturen betrekking hebben op gebruik van foto’s van [eiser] ’ hand waarvoor hij een lagere vergoeding vraagt dan voor video, is hiermee volgens de kantonrechter voldoende aangevoerd waaruit blijkt dat de tarieven door [eiser] in de praktijk gebruikt worden. Daartegenover is [gedaagde] ’ betwisting onvoldoende onderbouwd, zodat de kantonrechter uitgaat van het door [eiser] gevorderde bedrag.
4.15
Dat [eiser] schade lijdt als gevolg van de schending van zijn persoonlijkheidsrechten is door hem voldoende toegelicht. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding voor de wijze van begroting daarvan aan te knopen bij de algemene voorwaarden van de Vereniging Dutch Photographers. [eiser] heeft daarvoor onvoldoende aangevoerd. De kantonrechter zal daarom deze schade ex aequo et bono begroten en wel op 50% van de toe te wijzen schadevergoeding voor het zonder toestemming gebruiken van de video, dat wil zeggen op (50% van € 1.225,00 =) € 612,50. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [eiser] er (een commercieel) belang bij heeft dat zijn naam bij publicatie van zijn werk wordt genoemd en dat er in zijn werk geen wijzigingen worden opgenomen zonder dat hij daar voorafgaande toestemming voor heeft verleend.
4.16
De totale schade wordt gelet op het voorgaande begroot op € 1.875,50. De gevorderde rente zal als onweersproken worden toegewezen. Daarmee behoeft de subsidiaire grondslag geen bespreking meer.
4.17
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure veroordeeld. [eiser] vordert de reële proceskosten ex artikel 1019h Rv en stelt deze voorzien van een specificatie op € 4.516,12.
4.18
Op grond van de aan de orde zijnde rechtsvraag, de gewisselde argumenten en processtukken, waardeert de kantonrechter de onderhavige zaak als een eenvoudige bodemzaak, waarvoor de Indicatietarieven in IE-zaken, versie 1 april 2017, aangeven dat het uitgangspunt is dat daarvoor een bedrag van maximaal € 8.000,00 voor werkzaamheden van de gemachtigde redelijk kan worden geacht te zijn. De gevorderde proceskosten blijven daaronder. Nu de gevorderde proceskosten overigens niet zijn bestreden, zal [gedaagde] als hierna te melden, worden veroordeeld om ter zake van de proceskosten aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.516,12, vermeerderd met het betaalde griffierecht ad € 223,00 en de kosten van de dagvaarding ad € 101,22. De eveneens onweersproken gebleven nakosten worden als hierna te melden begroot.
5 Beslissing
5.1
veroordeelt [gedaagde] om zich met onmiddellijke ingang te onthouden van iedere inbreuk op de auteursrechten van [eiser] op de video;
5.2
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien werkdagen na dit vonnis aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van €1.875,50 als schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 augustus 2016 tot het moment van voldoening;
5.3
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van dit geding ten bedrage van € 4.840,34 (waarvan € 4.516,12 aan salaris gemachtigde), te vermeerderen met nakosten ten belope van € 131,00 verhoogd met € 68,00 in geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na dit vonnis en – voor geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2018.