3 Bewijsoverwegingen
3.1
Inleiding
De verdenking luidt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feiten 1 en 2), alsmede mishandeling en bedreiging van die [slachtoffer 2] en het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, zoals verwoord in zijn schriftelijk requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 5 heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daar waar dit aangewezen is, zal de rechtbank nader ingaan op hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging1
3.4.1
Ten aanzien van feit 3
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] , zoals hem onder feit 3 ten laste is gelegd. De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van dit feit.
3.4.2
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
3.4.2.1 Feiten en omstandigheden
Bevindingen
Op 8 augustus 2017 heeft [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) contact opgenomen met het Haags Economisch Interventie Team (HEIT). [slachtoffer 1] vertelde dat zij samen met haar vriendin [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) slachtoffer was geworden van mensenhandel. Beiden wensten aangifte te doen. Vervolgens heeft de politie een afspraak gemaakt met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het doen van aangifte.2
Op 11 augustus 2017 is de politie, naar de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan de [adres 1] te ‘s-Gravenzande gegaan. Daar hebben zij verkorte aangiftes in concept van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (separaat van elkaar) opgenomen.3
Verklaringen [slachtoffer 1]
Op 11 augustus 2017 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mensenhandel tegen de verdachte. Vervolgens is zij op 12 september 2017, 24 oktober 2017 en 4 januari 2018 nader gehoord door de politie. Tot slot is [slachtoffer 1] op 23 augustus 2018 door de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer 1] heeft – samengevat – het volgende verklaard.
[slachtoffer 1] heeft in het verleden af en aan in de prostitutie gewerkt. Sinds de zomer van 2011 heeft [slachtoffer 1] een relatie met de verdachte. Zij was toen net bevallen van haar eerste kind en werkte niet. Kort daarna is zij voor de tweede keer zwanger geraakt, ditmaal van de verdachte. Tijdens haar tweede zwangerschap begon de verdachte erover dat hij wilde dat [slachtoffer 1] weer in de prostitutie zou gaan werken. De verdachte hield haar voor dat zij anders niets konden opbouwen samen. Toen de bevalling naderde had hij het er continu over en vroeg hij [slachtoffer 1] wanneer zij weer kon gaan werken. Hij voerde de druk op. Op 11 december 2012 is [slachtoffer 1] bevallen en in januari 2013 is zij weer begonnen met werken als prostituee. [slachtoffer 1] wilde dat niet, maar de verdachte zei dat hij wilde dat zij dat deed. De verdachte wilde dat [slachtoffer 1] ongeveer een jaar of anderhalf zou werken en daarna zou stoppen om voor de kinderen te zorgen. Toen [slachtoffer 1] eenmaal weer aan het werk was, wilde de verdachte niet meer dat zij zou stoppen; het leverde genoeg geld op. Desgevraagd heeft [slachtoffer 1] bevestigd dat het ging om een periode van 4,5 jaar waarin zij moest werken onder voorwaarden die zij niet wilde.4
Het geld dat [slachtoffer 1] met haar prostitutiewerkzaamheden verdiende moest zij aan de verdachte geven of ergens neerleggen zodat hij het kon pakken. Ze moest haar geld elke dag afgeven.5 Als [slachtoffer 1] zelf iets wilde uitgeven van haar verdiensten, dan moest zij eerst toestemming vragen aan de verdachte. Zij mocht niets zonder toestemming doen.6
De verdachte werkte niet en heeft nooit gewerkt. Hij had een UWV uitkering.7 [slachtoffer 1] stortte een deel van haar verdiende geld op de rekening om de vaste lasten te betalen. Contant geld werd door de verdachte gewoon gepakt. Soms waren dat bedragen van
€ 10.000,- of € 20.000,-. Hij vroeg daar niet de toestemming van [slachtoffer 1] voor.8 De verdachte leefde van de verdiensten van [slachtoffer 1] . Hij kocht er dure merkkleding van, schoenen, sieraden, zijn auto en zijn eten. Ook gokte hij ervan. Alles wat hij deed, deed hij van het geld van [slachtoffer 1] .9
[slachtoffer 1] heeft in Doetinchem, Utrecht en Den Haag gewerkt. In Den Haag is [slachtoffer 1] volledig in de SM-sfeer gaan werken, daarvoor werkte zij nog (deels) in de raamprostitutie. In Den Haag werkte zij aanvankelijk van 18:00 uur tot 00:15 uur of 00:45 uur, altijd zes dagen in de week en soms langer. Later werkte zij hier van 10:30 uur tot 17:00 uur en werkte zij 13 van de 14 dagen. In Utrecht werkte zij minimaal zes dagen per week van 21:00 uur tot 09:00 uur.10 De verdachte bepaalde dat zij alleen seks mocht hebben met haar klanten en zij moest altijd een condoom gebruiken.11 Ook bepaalde de verdachte de werkdagen en –tijden van [slachtoffer 1] . Zij moest elke dag werken. Hij bepaalde wanneer zij vrij mocht, wanneer zij mocht gaan slapen.12 Zij moest gemiddeld zes dagen per week werken en als er overdag geen raam beschikbaar was, dan moest zij ’s nachts werken.13
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat zij totaal geen vrijheid had. Zij moest overal verantwoording voor afleggen en constant laten weten waar zij was en wat zij deed. Tijdens het werk moest [slachtoffer 1] zelfs laten weten wanneer zij naar de wc ging.14 [slachtoffer 1] mocht van de verdachte niet bellen. Haar mails kon de verdachte allemaal lezen. [slachtoffer 1] moest aan de verdachte, via WhatsApp, laten weten wanneer zij met een klant was, wanneer zij klaar was en hoeveel zij had verdiend. Dit moest zij aan hem doorgeven door middel van verschillende codes.15 Ook buiten het werk moest zij verantwoording afleggen aan de verdachte. Als [slachtoffer 1] iets met de kinderen wilde ondernemen dan moest zij dat aan de verdachte laten weten. Ook moest zij toestemming vragen over hoeveel geld zij dan mocht meenemen. Ze moest 24 uur per dag alles appen, vanaf het moment dat ze wakker werd totdat ze ging slapen. Ze moest hem 24 uur laten weten wat zij deed en waar zij heenging.16
De verdachte heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij nooit bij hem weg kon gaan. Als zij weg zou gaan, dan zou zij onder de grond verdwijnen, zou hij haar neerschieten of zuur in haar gezicht gooien. Hij zou haar verminken of vermoorden en de kinderen vermoorden. Aangeefster was bang daardoor. De verdachte had een pistool in de woning liggen. De wetenschap dat de verdachte altijd een pistool voorhanden had, maakte [slachtoffer 1] erg bang. Hij heeft het pistool ook daadwerkelijk een keer tegen haar hoofd gezet.17
[slachtoffer 1] heeft op haar lichaam vier tatoeages met daarin de naam en/of intialen van de verdachte. De tatoeages staan op haar voeten, op haar onderbuik en op haar zij. De verdachte wilde dat zij die tatoeages liet plaatsen en zij moest deze tatoeages (in het bijzijn) van de verdachte laten plaatsen.18
De verdachte had, terwijl hij een relatie met [slachtoffer 1] had, ook een relatie met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] werkte eveneens voor hem in de prostitutie. In maart 2017 is [slachtoffer 2] bij [slachtoffer 1] en haar kinderen komen wonen, dat moest van de verdachte.19
Verklaringen [slachtoffer 2]
Op 11 augustus 2017 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van mensenhandel tegen de verdachte. Vervolgens is zij op 29 september 2017, 30 oktober 2017 en 4 januari 2018 nader gehoord door de politie. Tot slot is [slachtoffer 2] op 23 augustus 2018 door de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer 2] heeft – samengevat – het volgende verklaard.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij de verdachte in 2008 heeft leren kennen. Zij was toen werkzaam als prostituee op het Zandpad te Utrecht. Ongeveer een week nadat [slachtoffer 2] de verdachte voor het eerst had ontmoet is zij bij hem ingetrokken in zijn woning aan de [adres 2] te Den Haag.20 De relatie tussen de verdachte en [slachtoffer 2] was in het begin goed, maar na een jaar of vier/vijf (de rechtbank begrijpt: 2012/2013) werd het anders. Toen het werk wat minder ging heeft de verdachte [slachtoffer 2] bedreigd door een pistool op haar te richten.21 De verdachte heeft [slachtoffer 2] sindsdien meermalen bedreigd. Hij heeft (onder meer) gezegd dat als [slachtoffer 2] weg zou gaan, hij haar iets aan zou doen. Hij zou zuur in haar gezicht gooien of haar levend begraven.22
[slachtoffer 2] wilde graag iets voor zichzelf beginnen. De verdachte zei tegen haar dat hij dit ook wilde. Ook zei de verdachte tegen [slachtoffer 2] dat hij kinderen met haar wilde, maar later kwam hij daar op terug. [slachtoffer 2] wist sinds twee jaar dat de verdachte ook een relatie had met [slachtoffer 1] en kinderen met haar had. Sinds maart 2017 woonde [slachtoffer 2] bij [slachtoffer 1] en haar kinderen. Dit moest van de verdachte.23 De verdachte wilde dat [slachtoffer 2] hier ging wonen omdat het werk slecht ging.24
De verdachte had gezegd dat ze in Den Haag moest gaan werken.25 Sinds maart 2017 werkte [slachtoffer 2] in Den Haag. Daarvoor heeft zij in Utrecht en in Amsterdam gewerkt. De verdachte bracht [slachtoffer 2] naar haar werk en haalde haar ook weer op. Hij bepaalde wanneer [slachtoffer 2] moest werken en wanneer zij vrij mocht zijn. Zij moest van de verdachte ook werken als zij daar geen zin in had.26 De verdachte bepaalde haar werkdagen en -tijden. [slachtoffer 2] moest gewoon gaan, zij had niets te zeggen.27 [slachtoffer 2] werkte gemiddeld zes dagen per week.28 De verdachte bepaalde ook dat [slachtoffer 2] bepaalde seksuele handelingen niet mocht (laten) uitvoeren.29
Als [slachtoffer 2] aan het werk was moest zij de verdachte, via WhatsApp, constant laten weten wat zij aan het doen was. Zij hadden daarvoor een codetaal. Als er een klant was moest zij bijvoorbeeld een ‘B’ sturen en als zij klaar was een ‘@’. Ook moest zij middels verschillende codes doorgeven hoeveel geld zij had verdiend.30 Dat moest zij doen omdat de verdachte haar niet vertrouwde, omdat hij wilde weten wat zij binnenhaalde en zeker stellen dat zij niets kon achterhouden.31 Als [slachtoffer 2] te lang niet appte over geld, dan werd zij gebeld door de verdachte. Ze had het gevoel continu in de gaten te worden gehouden. Ze moest soms ook haar telefoon aanlaten en verstoppen zodat de verdachte kon meekijken hoe zij met haar klanten omging. Het ging daarbij om de controle op [slachtoffer 2] . Soms wilde de verdachte haar telefoon checken. Dat gebeurde ongeveer eens in de maand.32
Het geld dat [slachtoffer 2] verdiende met haar prostitutiewerkzaamheden moest zij aan de verdachte geven of voor hem neerleggen.33 [slachtoffer 2] wilde dat niet.34 Als zij zelf iets wilde kopen, dan moest zij de verdachte om geld en om toestemming vragen.35
De verdachte had een uitkering.36 De woning aan de [adres 2] werd betaald met geld dat [slachtoffer 2] had verdiend.37 De verdachte reed in een auto die door [slachtoffer 2] geleased werd.38 Zij moest elke maand € 1.000,- betalen voor de lease en de verzekering. Zij gebruikte de auto zelf nooit. 39
[slachtoffer 2] heeft vijf tatoeages laten plaatsen op haar voeten, onderarm, onderrug en onderbuik, met daarin de naam van de verdachte. Dit moest van de verdachte, zodat anderen konden zien dat zij van hem was. [slachtoffer 2] was daar op tegen maar had daar niets over te zeggen.40
Getuigenverklaring [getuige]
(hierna: [getuige] ) heeft verklaard dat zij vanaf februari 2016 als au pair werkzaam is geweest bij [slachtoffer 1] . Zij woonde om die reden bij [slachtoffer 1] en haar kinderen in. Later kwam ook [slachtoffer 2] bij hen wonen. Over de verdachte heeft [getuige] verklaard dat hij vaak agressief was en om het minste of geringste kon ontploffen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten verantwoording afleggen aan de verdachte over alles wat zij deden. De verdachte regeerde als de allerhoogste autoriteit. Aan [getuige] was verteld dat de verdachte een bar had en dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daar werkten. [slachtoffer 1] moest van de verdachte zoveel werken, dat zij daardoor ziek werd. [slachtoffer 2] moest van de verdachte nachtdiensten draaien. Voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] was het een slechte situatie, aldus [getuige] .41
Uitlezen telefoons [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de inhoud van de telefoon van [slachtoffer 1] . Hieruit is gebleken dat de verdachte en [slachtoffer 1] veelvuldig contact met elkaar hadden via WhatsApp, regelmatig meer dan 130 berichten per dag. In de gesprekken vroeg [slachtoffer 1] de verdachte regelmatig of zij iets mocht doen of kopen, bijvoorbeeld of zij naar de kapper mocht of met de kinderen naar de Haagse Markt. De verdachte bepaalde in de gesprekken herhaaldelijk wanneer [slachtoffer 1] moest gaan werken.
Op een groot aantal dagen stuurde [slachtoffer 1] de verdachte steeds berichten met daarin codes, overeenkomend met de codes die [slachtoffer 1] in haar verhoor bij de politie heeft beschreven, om duidelijk te maken wanneer zij met een klant was en hoeveel zij had verdiend.42
Ook de telefoon van [slachtoffer 2] is door de politie onderzocht. In de telefoon is een aantal WhatsApp-gesprekken tussen [slachtoffer 2] en de verdachte aangetroffen. In de gesprekken liet [slachtoffer 2] steeds weten waar zij was en wat zij aan het doen was. Ook zij gebruikte codes waaruit moest blijken dat zij met een klant was en wat haar verdiensten waren.43
Bevindingen met betrekking tot de tatoeages
[slachtoffer 1] heeft tatoeages op haar lage onderbuik (intieme zone), op de linkerzijde van haar bovenlichaam, op haar linker enkel/voet en op haar rechter voet. In alle tatoeages komt de voornaam dan wel de initialen van de verdachte voor.44Ook [slachtoffer 2] heeft meerdere tatoeages op haar lichaam met daarin de voornaam en/of intialen van de verdachte, onder meer op haar linker enkel/voet, op haar lage onderbuik en op haar rechter voet. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben dezelfde tatoeage op hun linker enkel/voet.45
Aantreffen vuurwapen
Naar aanleiding van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is op 11 augustus 2018 in de woning van de verdachte aan de [adres 2] te Den Haag gericht gezocht naar een vuurwapen. In een jas in de garderobekast is een vuurwapen met bijbehorende munitie aangetroffen.46
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] een relatie heeft gehad. Beiden werkten in de prostitutie. De verdachte bracht hen wel eens naar hun werk of haalde hen daar op. Zij gebruikten onderling een codetaal. De codes waren mede zijn idee. De verdachte had de beschikking over het geld dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verdienden, hij had immers een relatie met hen. Volgens de verdachte konden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] echter ook zelf over hun geld beschikken. Verder heeft hij verklaard dat [slachtoffer 2] vrij snel nadat zij een relatie kregen bij hem, in zijn woning, is komen wonen.47 De verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen zich te prostitueren of dat er anderszins sprake was van een uitbuitingssituatie.
3.4.2.2 Het oordeel van de rechtbank
Tussenconclusie – betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle verklaringen die door [slachtoffer 1] zijn afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, van het bewijs dienen te worden uitgesloten vanwege de grote onderlinge tegenstrijdigheden. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat alleen de verklaring die door [slachtoffer 1] is afgelegd bij de rechter-commissaris tot het bewijs kan worden gebezigd, nu vaststaat dat [slachtoffer 1] tijdens de politieverhoren heeft gelogen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaringen van [slachtoffer 1] als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven. [slachtoffer 1] heeft in de kern consistent, nauwkeurig en gedetailleerd verklaard over haar prostitutiewerkzaamheden en de rol van de verdachte. Haar verklaringen vinden voldoende bevestiging in de andere bewijsmiddelen, onder meer in de eigen verklaring van de verdachte, de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige] en de aangetroffen WhatsApp-gesprekken. Het feit dat [slachtoffer 1] haar aangifte heeft willen intrekken doet aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen niet af. [slachtoffer 1] heeft in haar verklaring van 4 januari 2018 aangegeven dat zij haar aangifte wilde intrekken omdat zij alles had uitgesproken met de verdachte. Zij heeft daarbij echter niet verklaard dat de aangifte onjuist was, sterker nog zij heeft verklaard dat alles wat zij eerder had verklaard werkelijk is gebeurd en dat zij niet heeft gelogen. Tijdens een gesprek dat de politie in mei 2018 met [slachtoffer 1] heeft gehad (in het kader van afgifte van een positief of negatief werkadvies) heeft zij wederom uitgesproken dat hetgeen zij eerder heeft verklaard juist is. Daarbij merkte zij op dat wat de verdachte had gedaan echt niet kon. Ook tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij niet “van a tot z” heeft gelogen, maar wat dingen heeft aangedikt.
Overwegingen ten aanzien van het beoordelingskader
Een wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van de verdachte daarop is gericht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat instemming met de uitbuiting niet in de weg hoeft te staan aan bewezenverklaring van die uitbuiting, indien één van de in de wet omschreven dwangmiddelen is gebruikt. De beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter van het prostitutiewerk aan te nemen. Er hoeft in dat geval geen sprake te zijn geweest van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was. De rechtbank mag (mede) uit de omstandigheden afleiden dat er sprake is van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misbruik van een kwetsbare positie. Vereist is wel dat de verdachte zich bewust moet zijn geweest van de feitelijke omstandigheden van de betrokkene, waaruit het overwicht voortvloeit. Van een uitbuitingssituatie in de prostitutie kan worden gesproken wanneer de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin de “gemiddelde mondige prostituee in Nederland” pleegt te verkeren, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie en onder welke omstandigheden zij werkt.
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr
Bij de beoordeling van de vraag of kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de vorm van artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr dient te worden vastgesteld of sprake was van (een) handeling(en) (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), (een) middel(en) (dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van overwicht en/of van de kwetsbare positie), en het oogmerk van uitbuiting.
Waar het in de kern om gaat, is of de verdachte de bedoeling had beide aangeefsters door ongeoorloofde middelen tot prostitutie te brengen of daarin te houden.
In de hiernavolgende bewijsoverweging zal op deze onderdelen worden ingegaan.
Handelingen
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van het vervoeren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar de plaats waar zij zich konden prostitueren. De verdachte heeft dit ter terechtzitting erkend. Tevens kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft gehuisvest of heeft opgenomen. Kort nadat de verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft ontmoet, is zij bij hem ingetrokken. [slachtoffer 2] heeft steeds in de woning van de verdachte gewoond (en tevens BRP-ingeschreven gestaan) totdat de verdachte besloot dat zij bij [slachtoffer 1] moest gaan wonen.
Middelen
Voorts concludeert de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen dat
de verdachte misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hen heeft misleid. Tevens is er sprake is geweest van dwang, dreiging met geweld en andere feitelijkheden De rechtbank overweegt in dat verband als volgt.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misleiding
Er is sprake van een uit de feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht aangezien de beide aangeefsters in hun werkzaamheden als prostituee verkeerden in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Immers, zij konden niet beschikken over hun eigen financiële middelen en zij konden hun eigen werktijden niet bepalen. Het geld dat door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werd verdiend in de prostitutie moesten zij afstaan aan de verdachte. Wanneer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het door hen verdiende geld wilden uitgeven, moesten zij toestemming vragen aan de verdachte.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt verder dat de verdachte een relatie had met [slachtoffer 1] en met [slachtoffer 2] . De verdachte heeft zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] afzonderlijk voorgespiegeld dat een gezamenlijke toekomst vereiste dat zij geld moesten verdienen.
Dwang
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat beide aangeefsters door de verdachte zowel tijdens als buiten werktijd werden gecontroleerd en overal verantwoording voor moesten afleggen. Via WhatsApp moesten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] laten weten waar zij waren, wat zij deden, of zij een klant hadden en wat zij verdienden. De verdachte bepaalde waar, wanneer en hoe lang [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten werken. Ook als zij ziek waren, moesten zij van de verdachte doorwerken. Beiden hebben verklaard dat zij zich opgesloten dan wel gevangen voelden. Gelet op dit alles kan niet worden gesproken van een vrije wil van beide aangeefsters.
Dreiging met geweld
Blijkens de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de verdachte hen meermalen bedreigd met geweld. Als zij bij hem weg zouden gaan dan zou hij hen neerschieten, hen levend begraven of (zout)zuur in hun gezicht gooien. De verdachte had ook daadwerkelijk een vuurwapen voorhanden, hetgeen de bedreigingen versterkte. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren daardoor bang voor de verdachte.
Andere feitelijkheden
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere tatoeages op hun lichaam heeft laten plaatsen met daarin zijn voornaam en/of initialen. De verdachte heeft de vrouwen op deze manier als het ware gebrandmerkt en tot zijn eigendom willen maken.
(Vermeende) vrijwillige prostitutie
Nu de verdachte daartoe ongeoorloofde middelen heeft aangewend, is niet van belang of [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] initieel hebben ingestemd met het werken in de prostitutie. Door het gebruik van die ongeoorloofde middelen heeft de verdachte hen immers in een uitbuitingssituatie doen belanden en verkeerden zij niet in een positie waarin zij vrijelijk konden beslissen of, waar en wanneer zij werkten.
Oogmerk van uitbuiting
De vraag of sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van artikel 273f eerste lid, sub 1 Sr, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval eenvoudig te beantwoorden. Gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat evident sprake was van uitbuiting. Door gebruik te maken van ongeoorloofde middelen heeft de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ertoe aangezet als prostituee te (blijven) werken, en bovendien onder omstandigheden waarvan duidelijk was dat zij die niet wilden. Afgezet tegen de bovengenoemde maatstaf van de situatie waarin een mondige Nederlandse prostituee verkeert, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van uitbuiting.
Artikel 273f, eerste lid, sub 4 Sr
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de verdachte beide aangeefsters door middel van ongeoorloofde middelen heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Deze handelingen zijn, zoals hierboven onder ‘Oogmerk van uitbuiting’ is uiteengezet, bovendien begaan met dat oogmerk van uitbuiting, dan wel onder omstandigheden waarbij (het oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld.
Artikel 273f, eerste lid sub 6 en 9 Sr
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor beschreven gedragingen van de verdachte volgt dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , alsmede dat hij hen heeft gedwongen tot het afstaan van in ieder geval een groot deel van hun verdiensten uit de prostitutie.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat alle aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde varianten van mensenhandel wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard op de wijze zoals onder 3.5 zal worden weergegeven.
3.4.3
Ten aanzien van feit 4
Verklaring [slachtoffer 2]
Op 21 januari 2018 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van (onder meer) bedreiging, gepleegd door de verdachte op 19 januari 2018. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij die dag bij haar moeder [moeder] (hierna: [moeder] ) te Den Haag was. De verdachte kwam samen met [slachtoffer 1] naar de woning van haar moeder. Aldaar heeft de verdachte [slachtoffer 2] bedreigd door tegen haar te zeggen “zoutzuur in haar gezicht te willen gooien.”48
Getuigenverklaring [moeder]
heeft verklaard dat [slachtoffer 2] bij haar thuis was, toen de verdachte samen met [slachtoffer 1] langskwam. [moeder] hoorde de verdachte tegen [slachtoffer 2] zeggen dat hij zoutzuur in haar gezicht had moeten gooien.49
Conclusie
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 2] , zoals ten laste is gelegd onder feit 4.
3.4.4
Ten aanzien van feit 5
Zoals hiervoor reeds is weergegeven (onder 3.4.2.1) is op 11 augustus 2017 in de woning van de verdachte een vuurwapen aangetroffen met bijbehorende munitie. Het vuurwapen en de munitie zijn door de politie onderzocht.50
Verklaringen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben beiden verklaard dat de verdachte een wapen in zijn bezit had en hen daarmee heeft bedreigd. Het wapen lag soms in de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres 1] en soms in de woning van de verdachte aan de [adres 2] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten het wapen wel eens verplaatsen voor de verdachte. Zij moesten het dan onder een matras leggen of in een doos in de kast.51
Uitlezen telefoons
Bij het onderzoek aan de telefoon van [slachtoffer 1] zijn verschillende WhatsApp-berichten aangetroffen waarin de verdachte [slachtoffer 1] opdracht gaf het “ijzer” weg te halen. Daarop reageerde [slachtoffer 1] dat met de mededeling dat zij het “ijzer” in de kast bij de jassen zou leggen.52 Ook is er een audio-bericht aangetroffen waarin – vermoedelijk door de verdachte – werd gezegd dat het “ijzer” tussen een handdoek in de kast moest worden gelegd.53
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 ten laste gelegde feit. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij met “ijzer” een hamer bedoelde, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode tussen 1 januari 2013 tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en Doetinchem en Utrecht, [slachtoffer 1] , door dwang, andere feitelijkheden, door dreiging met geweld, misleiding, dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
- heeft vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en
- heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 6°),
- die [slachtoffer 1] gedwongen om zich te prostitueren en
- die [slachtoffer 1] ingepalmd en verleid en emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 1] verliefd op hem te laten worden en
- die [slachtoffer 1] voorgespiegeld dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
- die [slachtoffer 1] als prostituee en SM-meesteres laten werken en
- voor die [slachtoffer 1] de werkdagen en werktijden bepaald en
- die [slachtoffer 1] gedwongen om vele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en
- die [slachtoffer 1] gedwongen een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en
- die [slachtoffer 1] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en
- bij die [slachtoffer 1] meerdere tatoeages met zijn naam op haar lichaam laten plaatsen en
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 1] bedreigd met een vuurwapen en
- die [slachtoffer 1] bedreigd door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en/of neer zou schieten en/of zuur in haar gezicht zou gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte.
2.
hij in de periode tussen 1 januari 2013 tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en Amsterdam en Utrecht, [slachtoffer 2] door dwang, andere feitelijkheden, door dreiging met geweld, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
- heeft vervoerd, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en
- heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°) en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 6°),
- die [slachtoffer 2] gedwongen om zich te prostitueren en
- die [slachtoffer 2] ingepalmd en verleid en emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 2] verliefd op hem te laten worden en
- die [slachtoffer 2] voorgespiegeld dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en
- voor die [slachtoffer 2] de werkdagen en werktijden bepaald en
- die [slachtoffer 2] gedwongen om vele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en
- die [slachtoffer 2] gedwongen een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en
- die [slachtoffer 2] met de auto naar een gelegenheid waar zij zich kon prostitueren gebracht en
- die [slachtoffer 2] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en
- bij die [slachtoffer 2] meerdere tatoeages met zijn naam op haar lichaam laten plaatsen en
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd en
- die [slachtoffer 2] bedreigd met een vuurwapen en
- die [slachtoffer 2] bedreigd door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en/of neer zou schieten en/of zoutzuur in haar gezicht zou gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte.
4.
hij op 19 januari 2018 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "zoutzuur in haar gezicht te willen gooien", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
5.
hij op 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage een wapen van categorie III, te weten een Semi Automatisch Pistool (9 mm Luger), en munitie van categorie III, te weten pistoolmunitie Sellier & Bellot, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
8 De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 38v, 57, 63, 273f, 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
mensenhandel, meermalen gepleegd;
mensenhandel, meermalen gepleegd;
bedreiging met zware mishandeling;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (ACHT) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 298.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering (voor zover deze ziet op de immateriële schade) slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 298.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 365 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. A.C. de Winter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.L.D. Timmermans en R.H. Lagerweij, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2018.
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) omstreeks de periode tussen 1 januari 2013
tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en/of Doetichem en/of Utrecht,
althans in een gemeente in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 1] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 1] , (sub 6°),
immers heeft verdachte onder andere :
- die [slachtoffer 1] gedwongen om te prostitueren en/of
- die [slachtoffer 1] ingepalmd en/of verleid en/of emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 1] verliefd op hem te laten worden en/of
- die [slachtoffer 1] voor te spiegelen dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en/of
- die [slachtoffer 1] als prostituee en/of SM laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 1] de werkdagen en/of werktijden bepaald en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om 24 uur per dag, althans vele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 1] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en/of
- bij die [slachtoffer 1] een of meerdere tatoeage(s) (met zijn naam) op haar lichaam laten plaatsen en/of
- die [slachtoffer 1] gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd met een vuurwapen en/of
- die [slachtoffer 1] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en /of neer zou schieten en/of zuur in haar gezicht te gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) omstreeks de periode tussen 1 september 2008 tot en met 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of Utrecht, althans in een gemeente in Nederland,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer 2] , (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [slachtoffer 2] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer 2] , (sub 6°),
immers heeft verdachte onder andere:
- die [slachtoffer 2] gedwongen om te prostitueren en/of
- die [slachtoffer 2] ingepalmd en/of verleid en/of emotioneel afhankelijk van hem, verdachte, gemaakt door die [slachtoffer 2] verliefd op hem te laten worden en/of
- die [slachtoffer 2] voor te spiegelen dat het door haar verdiende geld diende om te sparen voor een gezamenlijke toekomst en/of
- die [slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- voor die [slachtoffer 2] de werkdagen en/of werktijden bepaald en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om 24 uur per dag, althans vele uren achter elkaar beschikbaar te zijn voor het werk als prostituee en/of
- die [slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een (groot)deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte af te staan en/of af te dragen en/of
- die [slachtoffer 2] (telkens) met de auto naar een gelegenheid waar zij zich kunnen prostitueren gebracht en/of
- die [slachtoffer 2] toestemming laten vragen als zij haar eigen verdiende geld wilde uitgeven en/of
- bij die [slachtoffer 2] een of meerdere tatoeage(s) (met zijn naam) op haar lichaam laten plaatsen en/of
- die [slachtoffer 2] gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd met een vuurwapen en/of
- die [slachtoffer 2] bedreigd en/of onder druk gezet door te zeggen dat hij, verdachte, haar onder de grond zou laten verdwijnen en/of neer zou schieten en/of zoutzuur in haar gezicht zou gooien, als zij weg zou gaan bij verdachte;
3.
hij in of omstreeks 4 januari 2018 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft mishandeld door een klap met zijn hand en/of vuist tegen de lip van die [slachtoffer 2] te geven;
4.
hij in of omstreeks 19 januari 2018 te ’s-Gravenhage [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "zoutzuur in haar gezicht te willen gooien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij in of omstreeks 11 augustus 2017 te 's-Gravenhage een of meer wapens van
categorie III, te weten Semi Automatisch Pistool (9 mm Luger), en/of munitie
van categorie III, te weten pistoolmunitie Sellier & Bellot, voorhanden heeft
gehad;