2.1.
[eiser] heeft in de periode vanaf 1 oktober 2007 tot 14 december 2017 via verschillende opvolgende arbeidsovereenkomsten met Start People Diensten B.V. (hierna Start) telkens als uitzendkracht werkzaamheden verricht voor (de rechtsvoorganger van) de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (hierna: RVO, (thans) onderdeel van het ministerie van Economische Zaken). Uitzondering hierop vormen de periodes van 7 juni 2011 tot 12 september 2011 en 11 september 2013 tot 17 maart 2014. In deze periodes heeft [eiser] geen werkzaamheden voor RVO verricht. Sinds 14 december 2017 verricht [eiser] ook geen werkzaamheden meer voor RVO.
2.2.
[eiser] verrichte zijn werkzaamheden binnen de directie Klant, Advies en Informatie, in het domein AGRO. De werkzaamheden binnen deze directie bestaan grotendeels uit het telefonisch en per e-mail adviseren en ondersteunen van (agrarische) ondernemers.
2.3.
Begin 2016 zijn elf vacatures opengesteld voor de functie van medewerker klantcontact (ook wel: medewerker behandelen en ontwikkelen) bij RVO. Dit waren vacatures voor een vaste aanstelling. [eiser] heeft op deze vacature gesolliciteerd, maar is niet aangenomen.
2.4.
In april / mei 2017 zijn twee vacatures opengesteld voor de functie van medewerker basisregistratie bij RVO. Dit betrof vacatures voor een tijdelijke aanstelling. [eiser] heeft op deze vacature gesolliciteerd, maar is niet aangenomen.
2.5.
Sinds de werkzaamheden van [eiser] bij RVO zijn beëindigd, heeft hij (ook elders) geen betaalde werkzaamheden niet meer verricht. [eiser] ontvangt sindsdien een uitkering van het Budesagentur für Arbeit.
2.6.
Bij brief van 8 augustus 2018 heeft [eiser] aan RVO bericht dat RVO zich volgens hem niet heeft gehouden aan de toepassing van de Circulaire toepassing Wet werk en zekerheid bij de Rijksoverheid (Staatscourant 2015, nr. 37839, hierna: de Circulaire) en heeft gehandeld in strijd met artikel 8b van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (hierna: Waadi). In de brief staat dat RVO onrechtmatig heeft gehandeld door [eiser] niet voor onbepaalde tijd aan te stellen en door artikel 8b van de Waadi te overtreden. [eiser] stelt dat hij door dit onrechtmatige handelen schade lijdt en dat hij voornemens is een civiele procedure te starten waarin hij onder meer een schadevergoeding zal vragen.
2.7.
In de op 1 november 2015 in werking getreden Circulaire is, voor zover nu relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
Uitgangspunt Rijk
Eén van de doelstellingen van de Wwz is het terugdringen van oneigenlijk gebruik van flexibele contractvormen en arbeidsrelaties. De Wwz sluit flexibele contractvormen echter niet uit, omdat de huidige economie vraagt om voldoende flexibiliteit voor zowel werkgevers als werknemers. Ook voor de Rijksoverheid geldt dat voldoende flexibiliteit is gewenst. (….) Daarnaast moet echter voorkomen worden dat personeel langdurig op basis van flexibele contractvormen wordt te werk gesteld daar waar in feite sprake is van structurele werkzaamheden.
Het handelen in de geest van de Wwz bij de Rijksoverheid betekent dan ook dat de inzet van flexibele contractvormen zich beperkt tot tijdelijke werkzaamheden. Voor structurele werkzaamheden geldt dat deze werkzaamheden zullen worden verricht op basis van een aanstelling als ambtenaar. Om een bijzondere reden kan er bij structurele werkzaamheden sprake zijn van een tijdelijke invulling.
Onderstaand enkele voorbeelden waar inzet van flexibele contractvormen mogelijk is:
(…)
(…)
vervanging van een afwezige medewerker wegens ziekte, zwangerschap, ouderschapsverlof, etc.;
oplossen van -tijdelijke- tekorten in personele capaciteit, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin zoals de inzet van specialistische deskundigheid, in geval van piekbelasting, etc.
De inzet van tijdelijk personeel is ook gerechtvaardigd bij verwachte afbouw, vermindering of wijziging van werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld bij krimp vanwege een aangekondigde reorganisatie of overgang naar een nieuwe werkwijze. Dat is ook logisch omdat de betreffende werkzaamheden op termijn komen te vervallen.
Oneigenlijk gebruik van tijdelijke aanstellingen en uitzendcontracten, zoals opeenvolgende langdurige inzet voor steeds dezelfde (structurele) werkzaamheden past uiteraard niet bij de bedrijfsvoering van de Rijksoverheid. Het hanteren van, of meewerken aan, draaideurconstructies om de ketenbepaling uit het BW of het ARAR te omzeilen, om zodoende het ontstaan van vaste contracten bij de uitzendwerkgever, of vaste aanstelling bij het Rijk, te voorkomen, zijn dan ook niet toegestaan.
De uitvoering van deze circulaire vraagt dat bij het aflopen van tijdelijke aanstellingen of contracten met tijdelijk personeel na inwerkingtreding circulaire, dat voorafgaande aan een eventuele (tijdelijke) verlenging van deze aanstelling of contract, een beoordeling plaatsvindt of er sprake is van tijdelijke werkzaamheden of van gerechtvaardigde (zie hiervoor) tijdelijke vervulling van structurele werkzaamheden. Deze beoordeling moet op hoog ambtelijk niveau plaatsvinden.
In het geval er sprake is van tijdelijke werkzaamheden of dat de reden voor de tijdelijke vervulling van structurele werkzaamheden nog aanwezig is, dan is de (tijdelijke) verlenging van deze aanstelling of contract geoorloofd. Indien echter uit de beoordeling volgt dat sprake is van structurele werkzaamheden die ten onrechte worden vervuld op uitzendbasis of op basis van een tijdelijke aanstelling, dienen deze werkzaamheden op basis van een aanstelling als ambtenaar te worden ingevuld. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de persoon die de werkzaamheden op tijdelijke basis verricht, wordt aangesteld op deze functie. Er moet rekening worden gehouden met de geldende rechtspositieregelgeving en vacaturebeleid, zoals de voorrangspositie voor bepaalde groepen ambtenaren.
(…)”