2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te Zoetermeer, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (in de functie van extramuraal zorgbegeleider), (telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door
- ( telkens) zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen/laten nemen en/of
- ( telkens) zijn penis door die [slachtoffer] laten betasten en/of
- ( telkens) de borsten en/of vagina en/of billen van die [slachtoffer] te betasten en/of
- ( telkens) zijn penis door die [slachtoffer] te laten betasten en/of
- ( telkens) zijn penis in de vagina die [slachtoffer] te brengen;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te Zoetermeer [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je erover verteld steek ik je huis in de fik en/of
gooi ik je van het balkon", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
8 De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
werkzaam in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als cliënt aan zijn hulp heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 28 (achtentwintig) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 60 (zestig) DAGEN;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 2.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.H. Erich, voorzitter,
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, rechter,
mr. N.F.H. van Eijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2018.