6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zijn 74-jarige schoonvader, die alleen met hem wilde praten, op een zeer brute en laffe wijze van het leven beroofd, door hem van achteren te benaderen en met een hondenriem met al zijn kracht naar de grond te trekken en te wurgen. In plaats van daarna een ambulance of de politie te bellen, heeft hij het dode slachtoffer naar zijn werkbus gesleept en hem op onwaardige wijze afgevoerd naar het politiebureau.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer heftig geweldsdelict. Doodslag is een van de ernstigste misdrijven. Wat er ook zij van de verstoorde relatie tussen het slachtoffer en verdachte en zijn gezin, het slachtoffer is zijn meest kostbare bezit, zijn leven, ontnomen en het spreekt voor zich dat dit misdrijf enorm leed heeft toegebracht aan de naasten van het slachtoffer, waaronder zijn vriendin. Het nemen van een leven van een ander rechtvaardigt op zichzelf al een langdurige vrijheidsbenemende straf.
Verdachte is blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 februari 2018 slechts eenmaal eerder - lange tijd geleden - met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake een overtreding van de Wegenverkeerswet.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia Triple onderzoek van 3 november 2017. Uit het onderzoek blijkt dat verdachte lijdt aan een bipolaire I stoornis, waarbij hij ten tijde van het feit in een depressieve episode zat. Voorts is er sprake van vermijdende, narcistische en dwangmatige trekken in zijn persoonlijkheid. Het lijkt er op dat de wijze waarop de schoonvader van verdachte reageerde op de door hem geuite beschuldiging de druppel was die de spreekwoordelijke emmer, die bij verdachte al behoorlijk vol was, als gevolg van de psychiatrische en psychosociale problemen van de afgelopen jaren, deed overlopen. De mentale draagkracht van verdachte stond fors onder druk door zijn depressieve klachten en dit kwam op de bewuste avond als gevolg van de oplopende woede en frustratie alleen nog maar verder onder druk te staan. Verdachte was op dat moment niet langer in staat de emoties, die hij lange tijd had opgekropt, te controleren. Deze emoties lijken verdachte te hebben overspoeld, zich uitend in de heftige agressieve impulsdoorbraak in de vorm van het bewezenverklaarde.
Op basis van het bovengenoemde adviseren de onderzoekers om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Onderzoekers stellen dat verdachte zich weliswaar bewust was van de wederrechtelijkheid van zijn handelen, maar dat hij op het moment van het bewezenverklaarde onvoldoende in staat was naar dit besef te handelen en eveneens onvoldoende in staat was zijn gedrag op een meer gezonde wijze bij te sturen. Het recidiverisico voor een vergelijkbaar delict wordt ingeschat als laag, aangezien bij het onderhavige feit met name de contextuele factoren een belangrijke rol speelden. De behandeling van de bipolaire stoornis is met name vanuit zorgoogpunt zeer gewenst om zodoende de (hypo)manische episoden en de sociaal-maatschappelijke risico’s te voorkomen of te verminderen. Gezien het lage recidiverisico is het wat onderzoekers betreft niet noodzakelijk om de genoemde behandeling in een juridisch kader op te leggen, maar kan dit eventueel in het kader van de Voorlopige Invrijheidsstelling worden gestart.
De rechtbank stelt vast dat bovengenoemde rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusies worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte, ten tijde van het delict, als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de zaak veel media-aandacht heeft gekregen en dat er een zeer kwetsend en onthullend stuk is gepubliceerd, waarbij de namen van verdachte en zijn familieleden, hun adres en het bedrijf van verdachte zijn genoemd. De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging met deze omstandigheden rekening te houden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierdoor niet in die mate in zijn belang is geschaad dat dit gevolgen zou moeten hebben voor de strafoplegging.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden niet voldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren. Weliswaar is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden die tot het plegen van het feit hebben geleid, een straf van zeven jaren doet geen recht aan het feit dat het slachtoffer van het leven is beroofd, terwijl hij met zijn rug naar verdachte toe stond en daardoor volkomen weerloos was. De rechtbank zal dan ook een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist.