3.4.1
Feit 3 [adres 3] te Den Haag)
[benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan het [adres 3] te Den Haag, gepleegd op 3 november 2016. [benadeelde 3] heeft verklaard dat zijn woning bij de inbraak helemaal is doorzocht en dat een grote hoeveelheid goederen, waaronder een geldbedrag van in totaal ongeveer € 45.000,-, sieraden (armbanden, kettingen, ringen), diverse horloges, een notebook, een Apple Macbook en een Ipod, is weggenomen.
Op 21 januari 2017 heeft de politie aan [benadeelde 3] twee horloges getoond die hij toen als zijn eigendom heeft herkend en ten aanzien waarvan hij aanvullende aangifte heeft gedaan. Eén van deze horloges (een witkleurig horloge van het merk Chanel) was aangetroffen bij juwelier [bedrijfsnaam] en één horloge (een goud-zilverkleurige Michael Kors) kwam uit de fouillering van [medev.2 ] . Op 28 januari 2017 heeft [benadeelde 3] tijdens een kijkdag bij de politie een derde horloge herkend (een zwarte Casio G-Shock). Deze was afkomstig uit de fouillering van [medev.1 ] .
[benadeelde 3] heeft tijdens diezelfde kijkdag verklaard dat hij op 7 november 2016 camerabeelden van de dag van de inbraak had gezien bij de huismeester, waarop hij vier daders herkende als [medev.2 ] , [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] .
Op de door [benadeelde 3] genoemde camerabeelden zijn in wisselende samenstelling vier personen te zien die in en uit een auto, hoogstwaarschijnlijk een Citroën C1 met een lichte kleur, stappen. Uit onderzoek door de politie is gebleken dat [verdachte] van 18 augustus 2016 tot 5 december 2016 een lichtgrijze Citroën C1 op zijn naam had staan. [verdachte] is op 25 oktober 2016 gecontroleerd in dit voertuig naar aanleiding van een aanrijding met materiële schade. De schade bevond zich blijkens het schadedossier van de verzekeringsmaatschappij aan de voorkant/rechter-zijkant/deur rechts/rechtsachter. Het voertuig dat is te zien op de hiervoor genoemde camerabeelden had een zwarte streep over de flank, miste een wieldop rechtsachter en had deukschade bij het rechter voorwiel.
Uit zendmastgegevens van de telefoon die volgens de politie in gebruik is bij [medev.1 ] (eindigend op [--] ) maakt de politie op dat deze telefoon zich in de middag van 3 november 2016 in de nabijheid van de plaats delict bevond, terwijl de telefoon zich op andere tijdstippen op 3 november 2016 bevond in andere stadsdelen van Den Haag.
Conclusie
Bovenstaande feiten en omstandigheden wijzen in de richting van [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] als verdachten van deze woninginbraak. De rechtbank acht de beelden waarop [benadeelde 3] de vier verdachten heeft herkend echter dermate onduidelijk, dat het zeer de vraag is of het mogelijk is om hier personen op te herkennen. Daarnaast roept hetgeen [benadeelde 3] over de herkenning van de vier verdachten heeft verklaard veel vragen op.
De auto die zichtbaar is op de camerabeelden lijkt erg op de auto die [verdachte] op zijn naam had staan in de hierboven genoemde periode. Het is echter niet onomstotelijk komen vast te staan dat de auto op de beelden daadwerkelijk het voertuig van [verdachte] betrof.
Voorts is gebleken dat het door [benadeelde 3] herkende horloge van het merk Chanel niet van diefstal afkomstig was, zodat in ieder geval deze herkenning onjuist was.
Al met al bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het oordeel dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] op 3 november 2016 de woninginbraak aan de [adres 3] te Den Haag hebben gepleegd. De rechtbank zal [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] dan ook van dit feit vrijspreken.
3.4.2
Feit 4, 5 en 6 ( [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] te Den Haag)
Aangiften
Op 11 januari 2017 hebben in Den Haag (Scheveningen) drie woninginbraken plaatsgevonden. Zeer waarschijnlijk is bij alle drie de inbraken gebruik gemaakt van een cilindertrekker om de woningen te betreden.
[benadeelde 6] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 4] te Den Haag, gepleegd op 11 januari 2017 tussen 09:00 uur en 17:30 uur. De hele woning was doorzocht, alle kasten en lades waren geopend en er is een grote hoeveelheid goederen, waaronder sieraden, drie laptops, twee fotocamera’s met lenzen en contant geld weggenomen.
[benadeelde 7] heeft aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 5] te Den Haag, gepleegd op 11 januari 2017 tussen 09:15 uur en 19:30 uur. Het hele huis was overhoop gehaald en er is een grote hoeveelheid goederen weggenomen, waaronder een IPad, een IPod, een IPhone, een fotocamera, sieraden, kledingstukken en cosmetica- en verzorgingsproducten.
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van inbraak in haar woning aan de [adres 6] te Den Haag, gepleegd op 11 januari 2017 tussen 11:30 uur en 17:15 uur. Ook bij deze inbraak waren kasten en laden op alle verdiepingen geopend en is een grote hoeveelheid goederen weggenomen, waaronder een IPad, een Apple Macbook, sieraden, weekendtassen, gereedschap, een autosleutel en parfums.
Bevindingen telefoons
Uit zendmastgegevens van de telefoons die volgens de politie in gebruik zijn bij [medev.1 ] (de telefoons met de nummers eindigend op [--] en [--] ) en [verdachte] (de telefoon met het nummer eindigend op [--] ), maakt de politie op dat deze telefoons zich op 11 januari 2017 in de nabijheid van de plaatsen delict bevonden.
- Om 15:45 uur zegt [medev.1 ] : : “ja, ja, ik ben met hem op djoen”.
- Om 16:54 uur zegt [medev.1 ] (op de achtergrond van een telefoongesprek) onder andere: “Stop, stop, stop [verdachte] ”. Later in het gesprek zegt [medev.1 ] tegen de beller: “deze telefoon hoort eigenlijk uit te zijn he, snap je?” En nog wat later in het gesprek zegt [medev.1 ] : “Ja sowieso onder controle man, sowieso toch, even paar wedstrijden gaan we beetje voetballen”.
- Om 18:07 uur zegt [medev.1 ] : “Ik bel iedereen ahhh als ik bezig ben niemand niemand niemand niemand”.
- Om 22:52 uur sms-t [medev.1 ] dat hij bij die juwa (juwelier) is.
- Om 23:10 uur sms-t [medev.1 ] dat hij tevreden is vandaag.
Uit analyse van verschillende tapgesprekken volgt volgens de politie dat met ‘djoen’, ‘voetballen’ en ‘wedstrijden spelen’, het plegen en het voorbereiden van woninginbraken wordt bedoeld. Voorts is het uitschakelen van een mobiele telefoon volgens de politie een bekende handeling tijdens het plegen van een woninginbraak om opsporing te voorkomen. [medev.1 ] heeft dat laatste ter terechtzitting bevestigd.
Bevindingen juwelier [bedrijfsnaam]
Bij een doorzoeking bij juwelier [bedrijfsnaam] op de [straatnaam] te Den Haag op 18 januari 2017 werd in ruimte 2 een witte tas gevuld met sieraden aangetroffen en inbeslaggenomen. Diverse sieraden die werden aangetroffen in de witte was, zijn herkend door [benadeelde 6] , [benadeelde 7] en [benadeelde 2] , als sieraden die bij voornoemde inbraken waren weggenomen. Tevens heeft [benadeelde 6] op 28 januari 2017 bij een kijkdag op het politiebureau te Scheveningen een ketting herkend die is aangetroffen onder de toonbank van juwelier [bedrijfsnaam] , en [benadeelde 7] een ring en een ketting.
Op camerabeelden van juwelier [bedrijfsnaam] van 11 januari 2017 is te zien dat [verdachte] , [medev.1 ] , en [medev.3 ] omstreeks 22:41 uur de op dat tijdstip kennelijk speciaal voor hen geopende winkel binnengaan en direct doorlopen naar ruimte 2, waar geen camera aanwezig is. [medev.3 ] en [medev.1 ] verlaten de juwelier weer omstreeks 22:45 uur en [verdachte] omstreeks 23:10 uur.
Slotentrekker
Op 17 januari 2017 vond een doorzoeking plaats in de woning van [medev.3 ] . In de kelderbox behorende bij de woning is een zwarte cilindertrekker aangetroffen.
Conclusie
Bovenstaande feiten en omstandigheden zijn sterke aanwijzingen dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] bij de woninginbraken op 11 januari 2017 waren betrokken.
Voor alle drie de verdachten geldt dat zij de avond waarop de drie inbraken hebben plaatsgevonden zijn gezien bij juwelier [bedrijfsnaam] , waar een week na de inbraken sieraden in beslag zijn genomen die bij de genoemde inbraken bleken te zijn weggenomen. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat deze sieraden op de betreffende avond (dan wel op een ander moment) door [verdachte] , [medev.1 ] en/of [medev.3 ] bij de juwelier zijn ingeleverd.
De rechtbank acht de enkele aanvullende omstandigheid dat in de kelderbox behorende bij de woning waar [medev.3 ] verbleef een slotentrekker is aangetroffen, onvoldoende om ten aanzien van [medev.3 ] tot een bewezenverklaring van deze feiten te komen.
Voor [medev.1 ] en [verdachte] geldt dat, naast de hiervoor genoemde omstandigheden met betrekking tot juwelier [bedrijfsnaam] , hun telefoons op 11 januari 2017 zendmasten hebben aangestraald in de nabijheid van de plaatsen delict. Voorts heeft [medev.1 ] op genoemde datum diverse verdachte tapgesprekken gevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het er, mede gelet op de inhoud van deze tapgesprekken, alle schijn van dat [medev.1 ] zich op 11 januari 2017 bezighield met het plegen van woninginbraken en dat [verdachte] zich op dat moment bij hem in de auto bevond.
Het dossier bevat echter geen concreet (technisch) bewijs dat [medev.1 ] en/of [verdachte] (en/of [medev.3 ] ) koppelt aan de drie woninginbraken waar het in de tenlastelegging om gaat. Daarnaast is, zelfs indien de rechtbank er vanuit zou gaan dat ten tijde van de genoemde tapgesprekken werd ingebroken, onvoldoende bekend over de specifieke rol daarbij van ieder van de drie verdachten.
Alles afwegend bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het oordeel dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] op 11 januari 2017 de woninginbraken aan de [adres 4] te Den Haag, [adres 5] te Den Haag en de [adres 6] te Den Haag hebben gepleegd. De rechtbank zal [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] dan ook van deze feiten vrijspreken.
3.4.2
Feit 2 ( [adres 2] te Den Haag)
Aangifte
Aangeefster [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij op 15 januari 2017 te 16:15 uur haar woning aan de [adres 2] te Den Haag heeft verlaten. De woning was deugdelijk afgesloten. Toen zij om 21:45 uur thuis kwam, zag zij dat het raam in de keuken was verbroken en dat het hele huis overhoop was gehaald. Bij de inbraak zijn onder meer een ketting met Lapis Lazuli stenen, ringen, kettingen, een horloge en armbanden weggenomen.6
Telefoongegevens
Uit zendmastgegevens van de telefoons die volgens de politie in gebruik waren bij [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] maakt de politie op dat deze telefoons op 15 januari 2017 in de periode waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, in de nabije omgeving van de woning zendmasten hebben aangestraald. Om 21.01 uur was het laatste contact met een zendmast in de nabije omgeving van de [adres 2] , te weten de mast aan de [straatnaam] .7
Op 15 januari 2017 om 19.13 uur belt [medev.1 ] met het telefoonnummer eindigend op [--] naar het telefoonnummer eindigend op [--] die op dat moment in gebruik is bij [medev.3 ] . Kort daarop wordt de telefoon met het nummer eindigend op [--] overgenomen door [verdachte] en voeren [verdachte] en [medev.3 ] een gesprek. Aan het einde van dit gesprek zegt [medev.3 ] dat [verdachte] kan komen, maar wel een beetje “sneaky”.8
Op 15 januari 2017 om 22:57 uur verstuurt [medev.1 ] op de vraag “wat doe je” sms’jes, inhoudende “ben bij juwelier” en “heb vandaag 2kop verdiend”.9
GWK
Op de vraag of er ook geld was weggenomen bij de diefstal uit haar woning, heeft [benadeelde 1] op 7 maart 2017 geantwoord dat er 130 Britse ponden waren weggenomen en ongeveer 55 Amerikaanse dollars.10
Op 19 januari 2017 is een onderzoek ingesteld naar de zwarte Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [--] , waarvan is gebleken dat hiervan gebruik werd gemaakt door [verdachte]11. In de bestuurdersstoel in het opbergvak zaten twee bonnen - “transaction receipts”- van het GWK Travelex, Den Haag HS van 17 januari 2017.12
Uit deze bonnen is gebleken dat op 17 januari 2017 120 Britse ponden en 56 Amerikaanse dollars zijn gewisseld voor euro’s. Bij het GWK zijn camerabeelden van de transactie opgevraagd. Op deze beelden worden [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] herkend als degenen die geld inwisselen.13
Juwelier [bedrijfsnaam]
Op 18 januari 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op de [straatnaam] te Den Haag bij juwelier [bedrijfsnaam] van eigenaar [medev.4 ] . Uit inbeslaggenomen camerabeelden is gebleken dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] , [medev.2 ] en [medev.4 ] zich op 15 januari 2017 omstreeks 23:30 uur binnen bij de juwelier bevonden.14
Bij een kijkdag op 28 januari 2017 herkende [benadeelde 1] een grote hoeveelheid zilverwerk, sieraden en munten als haar eigendom. De herkende goederen zijn allen aangetroffen in ruimte 2 van juwelier [bedrijfsnaam] . Een mapje met Canadese munten bevond zich in een kussensloop, gepoetst zilverwerk bevond zich in een handdoek en een grote hoeveelheid sieraden, zilverwerk en munten was afkomstig uit een plastic tas die zich op de grond bevond.15
[medev.4 ] heeft verklaard dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] op 15 januari 2017 langs kwamen en dat zij vroegen of [medev.4 ] naar sieraden wilde kijken.16
Conclusie van de rechtbank
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] twee dagen na de inbraak in het bezit waren van bij de inbraak weggenomen buitenlands geld. De rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid, zeker in combinatie de andere voorgaande redengevende feiten en omstandigheden - waaronder de mastgegevens en de tapgesprekken - om een verklaring vragen. De verdachten hebben hier echter, behoudens het ontkennen van de inbraak, geen (aannemelijke) verklaring voor gegeven.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden, kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs bijdragen. De rechter kan echter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf, in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke - die redengevendheid ontzenuwende - verklaring heeft gegeven, de afwezigheid van een dergelijke verklaring in zijn overwegingen omtrent het bewijs betrekken. De rechtbank zal het zwijgen van de verdachten dan ook op die grond meenemen in haar overwegingen.
Op grond van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden acht de rechtbank dan ook bewezen dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] samen naar de woning aan de [adres 2] te Den Haag zijn gegaan, samen handelingen hebben verricht gericht op het plegen van de inbraak in de woning en samen betrokken zijn geweest bij de verdeling van de buit. Er heeft aldus een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] bestaan, waardoor het onderdeel medeplegen eveneens bewezen kan worden verklaard.
Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] het medeplegen van de ten laste gelegde woninginbraak wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
De rechtbank zal [medev.2 ] vrijspreken van deze woninginbraak, nu van hem enkel kan worden vastgesteld dat hij op 15 januari 2017 met [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] aanwezig was in juwelier [bedrijfsnaam] , waar bij de inbraak in de woning aan de [adres 2] gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank acht dit onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de inbraak.
3.4.3
Feit 7 ( [adres 7] te Den Haag)
Aangifte
[benadeelde 4] heeft aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de [adres 7] te Den Haag, gepleegd op 15 januari 2017 tussen 17:00 uur en 22:00 uur. Bij de inbraak is de hele woning doorzocht. Een grote hoeveelheid goederen is weggenomen, waaronder een tablet, een Apple Macbook Air, een fotocamera, een Macbook Pro, een telefoon (Nokia 1600), gereedschap, een groene boodschappentas, een horloge, diverse sieraden, verzorgingsproducten en buitenlands geld.
Telefoongegevens
Uit zendmastgegevens van de telefoons die volgens de politie in gebruik waren bij [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] maakt de politie op dat deze telefoons op 15 januari 2017 in de periode waarin de inbraak heeft plaatsgevonden, zendmasten hebben aangestraald in de nabije omgeving van de woning.
Op 15 januari 2017 om 19:13 uur belt [medev.1 ] met het telefoonnummer eindigend op [--] naar het telefoonnummer eindigend op [--] die op dat moment in gebruik is bij [medev.3 ] . Kort daarop wordt de telefoon met het nummer eindigend op [--] overgenomen door [verdachte] en voeren [verdachte] en [medev.3 ] een gesprek. Aan het einde van dit gesprek zegt [medev.3 ] dat [verdachte] kan komen, maar wel een beetje “sneaky”.
Op 15 januari 2017 om 22:57 uur verstuurt [medev.1 ] op de vraag “wat doe je” sms’jes, inhoudende “ben bij juwelier” en “heb vandaag 2kop verdiend”.
Herkenning gestolen goederen door [benadeelde 4]
Op 18 januari 2017 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op de [straatnaam] te Den Haag bij juwelier [bedrijfsnaam] van eigenaar [medev.4 ] . Uit inbeslaggenomen camerabeelden bleek dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] , [medev.2 ] en [medev.4 ] zich op 15 januari 2017 omstreeks 23:30 uur binnen bij de juwelier bevonden. [verdachte] had bij binnenkomst een donkerkleurige tas in zijn handen, voorzien van handvatten die anders van kleur waren dan de tas zelf. Op het moment dat de verdachten juwelier [bedrijfsnaam] verlieten, droeg [verdachte] nog steeds de donkerkleurig tas.
[medev.4 ] heeft verklaard dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] op 15 januari 2017 langs kwamen en dat zij vroegen of [medev.4 ] naar sieraden wilde kijken.
[benadeelde 4] heeft op 13 maart 2017 een parelketting die bij de doorzoeking van juwelier [bedrijfsnaam] werd gevonden in een lege televisiedoos herkend als zijn eigendom.
Observatie vuilcontainer
Het observatieteam heeft waargenomen dat [verdachte] op 16 januari 2017 een tas (een lichtkleurige tas van het formaat bigshopper) in een vuilcontainer heeft gegooid. Op 17 januari 2017 is deze vuilcontainer in beslag genomen en op 18 januari 2017 is de inhoud van de vuilcontainer doorzocht. Hierbij werden een lege witte Action-tas van het formaat bigshopper en een groene tas voorzien van rode handvatten gevuld met sieraden aangetroffen. Volgens het observatieteam betreft de in de container aangetroffen groene tas, dezelfde tas als de tas die [verdachte] op 15 januari 2017 droeg toen hij bij juwelier [bedrijfsnaam] naar binnen ging.
Op 13 maart 2017 heeft Simons een aantal sieraden en een tas, die waren aangetroffen tussen het huisvuil van de inbeslaggenomen vuilcontainer, herkend als zijn eigendom.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank zal [medev.2 ] vrijspreken van deze woninginbraak, nu enkel kan worden vastgesteld dat hij op 15 januari 2017 met [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] aanwezig was in juwelier [bedrijfsnaam] , waar bij de inbraak in de woning aan de [adres 7] gestolen goederen zijn aangetroffen. De rechtbank acht dit onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van de inbraak.
Bovenstaande feiten en omstandigheden wijzen sterk in de richting van [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] als verdachten van deze woninginbraak. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat [verdachte] , [medev.3 ] en [medev.1 ] de door [benadeelde 4] herkende sieraden bij juwelier [bedrijfsnaam] hebben ingeleverd, dan wel in de vuilcontainer hebben gegooid.
Met betrekking tot de in de vuilcontainer aangetroffen groene tas die soortgelijk is aan de tas die [verdachte] op 15 januari 2017 bij juwelier [bedrijfsnaam] in zijn handen had, overweegt de rechtbank dat dit geen unieke tas betreft en dat ook overigens niets bekend is geworden over de inhoud van deze tas op het moment dat [verdachte] hem in handen had. Het observatieteam heeft ook niet waargenomen dat [verdachte] deze groene tas in de vuilcontainer heeft gegooid. Ook van de witte bigshopper, waarvan wel is waargenomen dat [verdachte] deze weggooide in de vuilcontainer, is de inhoud niet bekend.
Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat tussen het moment waarop de inbraak heeft plaatsgevonden en het moment van inbeslagneming van de vuilcontainer sprake is van een behoorlijke tijdspanne (zowel tussen het plegen van de inbraak en het waarnemen van [verdachte] bij de vuilcontainer als tussen het waarnemen van [verdachte] en de inbeslagname van de vuilcontainer), waarbinnen ook anderen dan de verdachten goederen in de inbeslaggenomen vuilcontainer hebben kunnen gooien.
Gelet op het voorgaande bevat het strafdossier naar het oordeel van de rechtbank, geen sluitende bewijsketen voor de stelling van het openbaar ministerie dat de goederen die [verdachte] op 15 januari 2017 bij zich had toen hij met [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] juwelier [bedrijfsnaam] bezocht, de bij de inbraak aan de [adres 7] te Den Haag gestolen sieraden betroffen. Dat heeft tot gevolg dat de rechtbank [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] eveneens zal vrijspreken van de woninginbraak aan de [adres 7] te Den Haag.
3.4.4
Feit 1 ( [adres 1] te Den Haag)
Aangifte
Aangever [benadeelde 5] heeft verklaard dat zijn zoon op 17 januari 2017 omstreeks 18:30 uur de woning aan de [adres 1] te Den Haag heeft verlaten en afgesloten middels het nachtslot. Er zat toen nog geen schade aan de deur.17 Op diezelfde datum, omstreeks 20:15 uur, kwam [benadeelde 5] aan bij zijn woning en zag hij dat het slot van de voordeur eruit lag. De volledige woning was doorzocht, ook alle lades en kasten. [benadeelde 5] heeft verklaard dat onder andere twee HP laptops, een X-box, en sieraden zijn weggenomen.18
[medev.1 ]
heeft ter terechtzitting d.d. 4 juni 2018 als verdachte in zijn eigen zaak19 en ook als getuige in de zaken tegen [medev.3 ] en [medev.2 ]20 verklaard dat hij met anderen betrokken is geweest bij deze inbraak.
Waarnemingen observatieteam en tapgesprekken
Op 17 januari 2017 hebben verbalisanten tussen 16:30 uur en 22:15 uur geobserveerd en daarbij de volgende waarnemingen gedaan.
Om 20:00 uur wordt de Volkswagen met het kenteken [--] geparkeerd op de [straatnaam] te Den Haag, ter hoogte van de [straatnaam] . [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en NN1 stappen om 20:01 uur uit. NN1 stapt als bestuurder in de Volkswagen. [medev.3 ] staat naast de Volkswagen, maakt vrijwel constant gebruik van een mobiele telefoon en kijkt veelvuldig in de richting van de [straatnaam] . [verdachte] en [medev.1 ] lopen om 20:02 uur verder de woonwijk in (omgeving [straatnaam] / [straatnaam] ). Om 20:21 uur rennen [verdachte] en [medev.1 ] over de [straatnaam] in de richting van de [straatnaam] te Den Haag. [verdachte] heeft een tas/rugzak in zijn handen. [medev.3 ] stapt vervolgens als passagier in de Volkswagen, waarna de Volkswagen vertrekt in de richting van de [straatnaam] te Den Haag. De Volkswagen stopt om 20:23 uur op de [straatnaam] te Den Haag ter hoogte van de [straatnaam] . [medev.1 ] stapt als bijrijder in de Volkswagen, NN1 stapt uit en neemt achterin plaats als passagier, en [verdachte] stapt als bestuurder in, waarna de Volkswagen vertrekt. Om 20:25 uur wordt de Volkswagen geparkeerd op de [straatnaam] te Den Haag, ongeveer ter hoogte van het portiek dat toegang geeft tot onder andere perceel 202. [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] stappen uit de Volkswagen. [medev.3 ] draagt een tas. De drie verdachten gaan het portiek binnen dat toegang geeft tot de [adres medev.3] te Den Haag. Om 20:29 uur verlaten [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] het portiek.21
Op genoemde datum om 20:18 uur vond een telefoongesprek plaats tussen [medev.1 ] en [medev.3 ] . Hierin wordt door [medev.3 ] gezegd dat er een auto wordt geparkeerd. [medev.1 ] geeft aan dat hij het weet. [medev.3 ] zegt ‘oké’ en dat is het einde gesprek. [medev.1 ] klinkt hierbij hijgend aan de telefoon.22
Doorzoeking kelderbox [adres medev.3]
Op 17 januari 2017 omstreeks 22:28 uur heeft een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de kelderbox behorende bij de woning van [medev.3 ] ,23 gelegen aan de [adres medev.3] te Den Haag. Hierbij werd onder meer een laptop van het merk HP aangetroffen.24 Op deze inbeslaggenomen HP laptop zijn bestanden aangetroffen op naam van [benadeelde 5] en de laptop bleek over een serienummer te beschikken, dat vrijwel geheel – het getal ‘7’ is vermoedelijk aangezien voor het teken ‘/’- overeen kwam met het serienummer van één van de op 17 januari 2017 uit de woning van [benadeelde 5] weggenomen laptops.25
Conclusie van de rechtbank
Op basis van de aangifte, de waarnemingen van het observatieteam, de tapgesprekken, het aantreffen van de aan [benadeelde 5] toebehorende gestolen goederen kort na de inbraak in de kelderbox van [medev.3 ] en de verklaring van [medev.1 ] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , [medev.1 ] en [medev.3 ] zich schuldig hebben gemaakt aan de inbraak in de [adres 1] te Den Haag. Gelet op de waarnemingen van het observatieteam, waaruit blijkt dat [verdachte] en [medev.1 ] zich daadwerkelijk in de richting van de [straatnaam] hebben begeven en kort daarna rennend met een tas zijn gezien, is de rechtbank van oordeel dat zij zich als medepleger schuldig hebben gemaakt aan deze woninginbraak. De rechtbank acht de rol van [medev.3 ] zoals die uit het dossier naar voren komt, te weten het op de uitkijk staan en het ter beschikking stellen van zijn kelderbox, meer die van medeplichtige en zal hem dan ook voor het subsidiair ten laste gelegde veroordelen.
3.4.5
Feit 8 (Criminele organisatie)
De rechtbank acht meerdere strafbare feiten, te weten een aantal (pogingen tot) woninginbraken, binnen de ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen. Zij ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of ook kan worden bewezen verklaard dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk het plegen van misdrijven heeft.
Juridisch kader
Deelneming aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een "criminele organisatie" (vgl. HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575). Gedragingen van een verdachte kunnen zowel medeplichtigheid aan enig misdrijf waarop het oogmerk van een criminele organisatie is gericht als deelneming aan die organisatie in de zin van artikel 140 Sr opleveren (HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4415).
Organisatie
Van een organisatie is sprake als vaststaat dat een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband bestaat tussen twee of meer personen, tussen verdachte en tenminste één ander persoon. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt met, althans bekend is geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5193).
Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Oogmerk tot het plegen van misdrijven
Als kan worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie dan is voor een bewezenverklaring van artikel 140 Sr daarnaast vereist dat de organisatie het oogmerk moet hebben om misdrijven te plegen. Het oogmerk ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Het is evenwel niet vereist dat de organisatie bestaat om uitsluitend misdrijven te plegen; het plegen van misdrijven mag ook het naaste doel zijn (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan.
Voor bewijs van het bestanddeel "oogmerk" zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk op het plegen van één misdrijf is dan ook onvoldoende (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Deelneming aan een organisatie
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel deze ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
Elke dergelijke bijdrage, ook wel deelnemingshandeling genoemd, aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken (HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5132). Voorbeelden daarvan zijn het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de organisatie.
Voor deelname is dus voldoende dat verdachte weet dat de organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Niet vereist is dat hij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd of zijn gepleegd of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven (zie HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651 en HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122).
Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de organisatie het oogmerk heeft, zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een verdachte heeft deelgenomen aan misdrijven welke door andere deelnemers uit de organisatie zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Een persoon is dan ook reeds strafbaar vanwege zijn vastgestelde deelneming aan een criminele organisatie.
Beoordeling
Uit het dossier komt naar voren dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] zich – al dan niet in wisselende samenstelling - schuldig hebben gemaakt aan het plegen van (pogingen tot) woninginbraken in de tenlastegelegde periode.
Het dossier bevat elementen die wijzen op een zekere mate van georganiseerdheid binnen deze groep. Zo werd, om de diefstallen uit de woningen mogelijk te maken, gebruik gemaakt van verschillende (huur)auto’s die werden gehuurd op naam van derden, waarbij door de verdachten geld bij elkaar werd gelegd ter betaling van de huur van de auto’s. Aan het begin van de tenlastegelegde periode zijn [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] staande gehouden. Zij zaten op dat moment in een Mercedes-Benz die was gehuurd bij verhuurbedrijf [bedrijfsnaam] op naam van ene [naam] . [medev.1 ] is met een boodschappentas weggerend en werd even later aangehouden. In de tas, die hij op het moment van zijn aanhouding niet meer bij zich droeg, bleken inbrekerswerktuigen te zitten.
De verdachten gebruikten meerdere mobiele telefoons en prepaid simkaarten waarmee voornamelijk onderling contact werd gehouden. Door een aantal verdachten werden de mobiele telefoons ten tijde van de inbraak uitgezet, dan wel thuisgelaten.
Voorts blijkt uit de inhoud van telefoongesprekken, WhatsApp-gesprekken en sms-berichten dat de verdachten gebruik maakten van versluierd taalgebruik. Zo werd onder meer gesproken over ‘voetballen’ en ‘wedstrijden’, waarmee inbreken werd bedoeld. Ook werden gesprekken gevoerd die gingen over het regelen van spullen die nodig waren voor het plegen van inbraken (zoals cilindertrekkers en schroeven). De verdachten duidden elkaar in een aantal getapte gesprekken aan met militaire rangen als officier, luitenant en soldaat.
Hoewel het vorengaande wijst op een zekere mate van georganiseerdheid, acht de rechtbank de organisatiegraad zoals deze uit het dossier naar voren komt niet zodanig, dat in de relatief korte tenlastegelegde periode (waarbinnen [verdachte] - die door de politie wordt gezien als leider - ook nog eens grotendeels gedetineerd was) sprake was van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. De rechtbank neemt hierbij in tevens in aanmerking dat het beeld dat door de politie wordt geschetst van [verdachte] als leider met [medev.1 ] als tweede man, niet strookt met de indruk die de rechtbank ter terechtzitting van [medev.1 ] heeft gekregen.
Alles afwegend, kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden vastgesteld dat [verdachte] , [medev.1 ] , [medev.3 ] en [medev.2 ] hebben deelgenomen aan een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachten zullen hiervan worden vrijgesproken.