1. De verblijfsvergunning van eiser is op 20 september 2017 ingetrokken per 12 juli 2016, omdat eiser zijn hoofdverblijf zou hebben verplaatst. Eiser heeft op 24 mei 2018 een aanvraag gedaan voor verlenging van zijn verblijfsvergunning.
Besluitvorming
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser in het primaire besluit afgewezen, omdat eiser zijn aanvraag niet tijdig heeft ingediend. Nu eiser geen bezwaar heeft ingediend tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning wegens het verplaatsen van zijn hoofdverblijf, staat dit volgens verweerder in rechte vast. Eiser heeft bevestigd dat hij van 12 juli 2016 tot 18 april 2018 zijn hoofdverblijf naar Nigeria heeft verplaatst. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat hij in Nigeria heeft moeten verblijven in verband met ernstige medische klachten. Eiser beschikt niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en komt ook niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de uitzetting van eiser niet in strijd is met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Er is niet gebleken dat eiser familie- of gezinsleven heeft in Nederland. Eiser heeft zijn stelling dat hij twee kinderen heeft op geen enkele wijze aangetoond.
2.2.
Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiser bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder blijft bij het standpunt dat eiser zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Uit de Basisregistratie personen blijkt dat sinds eiser op 12 juli 2016 is uitgeschreven en daarna niet meer is ingeschreven. Uit de door eiser overgelegde medische verklaring van 24 mei 2018 blijkt verder niet dat het voor eiser vanwege zijn medische situatie niet mogelijk was om naar het buitenland te reizen. Het is bevreemdingwekkend dat eiser na de afwijzing van zijn aanvraag een nieuwe medische verklaring heeft overgelegd van dezelfde datum en dezelfde arts, waarin de arts verklaart dat het eiser destijds werd afgeraden om te reizen. Hierom kan volgens verweerder niet de waarde aan de verklaring worden gegeven, die eiser aan de verklaring wenst te zien.
3. Eiser voert aan dat er geen sprake is van verplaatsing van zijn hoofdverblijf. Eiser is naar Nigeria gereisd om daar een behandeling te ondergaan en ging er vanuit dat hij spoedig zou herstellen en binnen korte termijn weer naar Nederland zou terugkeren. De medische situatie van eiser verslechterde echter, waardoor hij in het ziekenhuis werd opgenomen en volgens de artsen niet in staat was om te reizen. Eiser legt ter onderbouwing van dit standpunt in beroep een verklaring van het ziekenhuis over. Eiser voert aan dat de omstandigheid dat hij langere tijd in Nigeria verbleef, hem daarom niet kan worden verweten. Uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie was een gevolg van deze lange afwezigheid. De termijnoverschrijding moet door verweerder verschoonbaar worden geacht. Eiser voert verder aan dat verweerder alle persoonlijke omstandigheden bij de besluitvorming had moeten betrekken. Verweerder had eiser hiertoe kunnen horen. Eiser heeft een kind met de Nederlandse nationaliteit. Verder is zijn huidige partner zwanger. Ook dat kind zal de Nederlandse nationaliteit hebben.
4. Op grond van artikel 3.82, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 is het mvv‑vereiste van artikel 3.71 van het Vb 2000 niet van toepassing, indien de niet-tijdig ingediende aanvraag tot het wijzigen of het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd naar het oordeel van verweerder is ontvangen binnen een redelijke termijn nadat het rechtmatig verblijf is beëindigd. Op grond van artikel 3.82, tweede lid, onder a van het Vb 2000 is het eerste lid niet van toepassing als de vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd.
5. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen het besluit van 20 september 2017, waarbij eisers verblijfsvergunning werd ingetrokken. Hiermee staan de verplaatsing van eisers hoofdverblijf en de intrekking van de verblijfsvergunning in rechte vast. Op grond van artikel 3.82, tweede lid, onder a van het Vb 2000 kan een vreemdeling wiens hoofdverblijf is verplaatst niet vrijgesteld worden van het mvv‑vereiste. Eisers beroepsgronden gericht tegen de verplaatsing van zijn hoofdverblijf kunnen daarom niet slagen. De vanaf 12 juli 2016 ingetrokken verblijfsvergunning kan daarom niet verlengd worden. Het beroep van eiser slaagt reeds daarom niet.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
7. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
8. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.