Ten aanzien van de uitleg van de arbeidsovereenkomst is in rechtsoverweging 5.4. van de tussenbeschikking het volgende overwogen.
Gesteld noch gebleken is dat partijen bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst over de bewoordingen van die arbeidsovereenkomst hebben onderhandeld. [verzoeker] stelt dat hem een arbeidsovereenkomst van zeven maanden is aangeboden, terwijl De Ruit met even grote stelligheid aanvoert dat een arbeidsovereenkomst van vijf maanden is aangeboden en dat het cijfer 7 in de schriftelijke arbeidsovereenkomst een typefout is. Bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst waren alleen [verzoeker] en [betrokkene 1] aanwezig.
Bij deze stand van zaken komt het bij de uitleg van de arbeidsovereenkomst in belangrijke mate aan op de bewoordingen van die overeenkomst en wat [verzoeker] daaruit heeft kunnen en mogen afleiden. Niet weersproken is immers dat de door partijen niet ondertekende arbeidsovereenkomst is opgesteld door De Ruit, zodat een onjuistheid of onduidelijkheid in die overeenkomst in beginsel voor rekening en risico van De Ruit dienen te komen.
Dat betekent de vraag moet worden beantwoord of [verzoeker] , gelet op het cijfer 7 in de tweede zin in van artikel 1.1 in samenhang met de in artikel 3 bedongen proeftijd, er op heeft kunnen en mogen vertrouwen dat hij een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor zeven maanden, in weerwil van de vermelding in de derde regel van artikel 1.1 dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op 1 augustus 2018 en in weerwil van de bepaling in de volgende alinea van artikel 1 dat werkgever, rekening houdend met de wettelijke verplichte aanzegtermijn van één maand, uiterlijk 1 juli 2018 zal aangeven of het contract wordt verlengd.
Hoewel op een arbeidsovereenkomst van korter dan zes maanden ingevolge artikel 7:668, tweede lid aanhef en onder b BW de aanzegverplichting van artikel 7:668, eerste lid BW niet van toepassing is, heeft [verzoeker] er niet op kunnen en mogen vertrouwen dat hij een arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden was aangegaan met De Ruit. Daarvoor zijn de vermeldingen “eindigt van rechtswege op 1 augustus 2018” en uiterlijk 1 juli 2018 te expliciet. Op grond daarvan kan het niet anders zijn dan dat De Ruit bedoeld heeft een arbeidsovereenkomst voor de duur van vijf maanden aan te bieden en dat de vermelding van het cijfer 7 op een typefout moet berusten. Dat had [verzoeker] bij eerste lezing van de hem overhandigde maar ongetekende arbeidsovereenkomst duidelijk kunnen en moeten zijn. De enkele ontkenning daarvan bij gelegenheid van de mondelinge behandeling na het aanhoren van de voorgedragen pleitaantekeningen van de zijde van De Ruit kunnen [verzoeker] dan ook niet baten. In het inleidend verzoekschrift is dit punt van de zijde van [verzoeker] onbesproken gebleven, behoudens de mededeling dat de arbeidsovereenkomst duurde tot 1 juni 2018.